Nö. 8972,
IV2_ei.
A°. 1889.
Bit nommer bestaat nit TWEE
Bladen.
Militaire Dienstplicht.
I§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 17 Mei.
Feuilleton.
DE DELAHAIES.
LEIDSCH
DA6BLAB.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera.0.06.
Het verslag der Staatscommissie, ingesteld
by Kon. Besluit van 10 Juni 1888 No. 26 tot
voorbereiding der wettelpke regeling van
den militairen dienstplicht, is thans in druk
verschenen.
By het overwegen van de hoofdbeginselen
voor de wet, welke den verplichten krpgs-
dienst zal moeten regelen, benevens de ver
plichtingen, op te leggen aan hen, die niet tot
de zee- of de landmacht behooren, heeft steeds
by de commissie op den voorgrond gestaan
de vraag: wat is het minimum der persoonlyke
en geldelyke lasten, die op het Nederlandsche
volk moeten gelegd worden om niet te kort
te doen aan de eischen van 's lands verdediging
Loopen de meeningen omtrent de wpze,
waarop het onderhavige vraagstuk kan worden
opgelost, zeer uiteen, ten opzichte van ééno
zaak bestaat sinds lange jaren volkomen over
eenstemming van inzicht, nameiyk dat de
strydkrachten, waarover Nederland thans be
schikken kan, onvoldoende moeten geacht
worden. Geenszins zal het daarom verwonde
ring baren, dat de comm. van oordeel is dat
tot het verkrijgen van eene voldoende regeling
onzer weerbaarheid eenige meerdere offers,
niet alleen in geld, maar ook in persoonlyke
dienstverrichtingen, van de Natie zullen moeten
worden gevorderd. By de door haar gekoes
terde overtuiging, dat de Natie den ernstigen
wil heeft om hare onafhankelykheid te hand
haven, twyfelt de comm. niet of zy zal ook
bereid zpn de offers te brengen, Welke drin
gend noodig worden geacht tot bereiking van
het gestelde doel en die, naar haar oordeel,
in geenen deele de draagkracht van het Nederl.
volk ovorschryden. Hetgeen de meerderheid
der comm., na nauwgezette overweging, meent
te moeten aanbevelen, is nedergelegd in de
Grondslagen voor de wettelijke regeling van
den dienstplicht.
De commissie behandelt achtereenvolgens:
Taak der krijgsmacht.
By de overweging van dit onderwerp is
zy tot het besluit gekomen, dat deze taak
bestaat in
a. de verdediging van het grondgebied
des Ryks;
b. de handhaving van het Nederlandsch
gezag in de koloniën en bezittingen in andere
werelddeelen
c. de handhaving van den rang, dien Neder
land in de ry der Europeesche Staten in
neemt, en in verband daarmede het verschaffen
der middelen om te voldoen aan de interna
tionale verplichtingen, welke op ons rusten
by een oorlog tusschen andere mogendheden
d. de bescherming en de bevordering van
de Nederlandsche belangen in den vreemdeen
e. de handhaving van de inwendige rust.
Samenstelling der krijgsmacht.
Het buitengewoon snelle verloop van het
inleidingstydperk der hedendaagsche oorlogen
en van de eerste operatiën maken het nood-
zakelyk dat ten allen tyde binnen ehkele
dagen eene volkomen georganiseerde en uit
geruste, in allen deele bruikbare krygsmacht
op de been kan worden gebracht. Daartoe
is een veldlegerdat, om zoo te zeggen, de
mobiele kracht van het leger uitmaakt, on
misbaar.
Onder bescherming van het veldleger moet
intusschen een ander gedeelte der krygs
macht de verschillende verdedigings-liniën
met het omliggende terrein in staat van ver
dediging brengen. Deze taak, waarvoor wel
licht slechts korte tyd beschikbaar is, wordt
in de eerste plaats verricht door de bezettings
troepen. Verder acht zy het noodig nog te
kunnen beschikken over eene versterking
der krygsmacht met nieuwe afdeelingen, oipder
den naam van landweer.
Dezelfde beginselen gelden ook voor de zee
macht. Ook voor haar wordt eene goede reserve
onmisbaar geacht, zoowel tot aanvulling van
het personeel als tot bewaking der verschei
dene maritieme inrichtingen en het verrichten
dor daarby gevorderde diensten.
Eene te vormen zeeweer zal in die behoefte
moeten voorzien.
Sterkte der land- en zeemacht.
De door de commissie gestelde minimum
sterkte voor het leger zoude ongeveer 110,000
man bedragen, ongerekend het personeel der
verschillende staven, dienstvakken en inrich
tingen; terwyl de landweer omstreeks 50,000
man sterk zou moeten wezen. En wat de
zeemacht betreft, is de commissie van meening,
dat ook by eenige uitbreiding van ons defensie
materieel voldoende in de behoefte wordt voor
zien, indien by eene mobilisatie kan worden
beschikt over 2800 geoefende dienstplichtigen,
mot de noodige manschappen tot aanvulling,
terwyl by eene zeeweer ongeveer 1500 man
als reserve voor de binnenlandsche verdedi
ging te water zal moeten dienen.
Gebreken van den bestaanden toestand.
Grondwettelijke bepalingen.
Met het oog op den onvoldoenden toestand,
waarin onze levende strydkrachten zich op dit
oogenblik bevinden, geeft de commissie Z. M.
in overweging, om, in afwachting van het in
werking treden van eene nieuwe wet op den
dienstplicht, wel te willen bevorderen de tot
standkoming van wettelyke bepalingen, waar
door de diensttyd van ééne of meer lichtingen
der nationale militie tydeiyk wordt verlengd.
De onvoldoende sterkte van het leger schryft
zy in hoofdzaak toe aan Art. 182 der Grond
wet van 1848, waardoor vermeerdering der
getalsterkte slechts mogeiyk was door ver
hooging van de jaarlyksche lichting, die niet
alleen een zwaarderen persoonleken druk op
de bevolking, maar ook grootere finantiëele
lasten ten gevolge zoude hebben.
Stelsel van legervorming.
By overweging der vraag, welk stelsel van
legervorming van ons land dient te worden
aangenomen, is de commissie op verschillende
gronden tot het besluit gekomen dat geen
ander st6lsel behoort te worden aangenomen,
dan een zoodanig, waarby in vredestyd slechts
een deel van hen, die den dienstplichtigen
leeftyd hebben bereikt, onder de wapenen
wordt geroepen om een voldoenden oefenings-
tyd te doorloopen.
Krijgsbelasting.
Ook stelde de commissie zich de vraag of
het raadzaam kon geacht worden van hen,
die in tyd van vrede, hetzy voor korten tyd,
hetzy in het geheel niet, in werkeiyken dienst
worden geroepen, jaarlyks, zoolang hun dienst
plicht duurt, eene zekere som gelds als
krygsbelasting te heffen, zooals in sommige
Staten geschiedt.
Zy meent de invoering eener krygsbelas
ting niet te moeten aanbeveleno. a. ook op
grond dat de daaromtrent te maken bepalin
gen niet in de wet op den dienstplicht be
hoeven te worden opgenomen, maar het
onderwerp van eene afzonderiyke wet kunnen
uitmaken.
Aantal volledig te oefenen dienstplichtigen.
De commissie meent een diensttyd van
acht jaren by het leger en de actieve zee
macht te moeten aannemen, en stelt verder
voor by do compagnieën van het veldleger,
evenals thans, op voet van oorlog vpf lich
tingen dienstplichtigen in te deelen en by de
mobilisatie nit de oudste drie lichtingen de
benoodigde bowakings- en reserve-bataljons
PRIJS DER ADVERTENTIHN:
Tui 1—6 regela ƒ1.06. Ieder» regel meer ƒ0.174.
Grootere lettere neer plaatsruimte. Voor het in-
oeeeeeren buiten de eted wordt 0.10 berekend.
te vormen, waarvoor het vereischte kader
beschikbaar zal moeten zpn.
Aamoijzing der tc oefenen dienstplichtigen.
Zal de aanwpzing der dienstplichtigen, die
tot oefening in vredestyd onder de wapenen
worden geroepen, evenals thans, aan bet lot
worden overgelaten? Volgens haar oordeel is
het wenscheiyker den wetgever te doen be
palen, welke categorieën van dienstplichtigen
in aanmerking komen om te worden vrp-
gesteld.
Verder zoude zy de vrystelling van den
dienst in vredestyd zoodanig willen verleenen,
dat in elk gezin minstens één der zonen
wordt vrpgesteld en dat van de zonen van
een gezin slechts de kleinste helft tot den
dienst in tyd van vrede verplicht is; bepa
lingen, welke overeenkomen met de tegen
woordige militiewet. (Wordt vervolgd.)
Door de alhier zitting houdende genees
kundige staatscommissie zpn heden bevorderd
tot arts de heeren F. D. Schmal en A. Prins
De Baat, terwyl de heer P. A. Bossers is
toegelaten voor het eerste gedeelte.
By de gisteren gehouden jaarlyksche
prysuitdeeling der Academie van Beeldende
Kunsten te 's-Gravenhage ontving mej. H. C.
Van de Pavord Smits alhier den eersten
prys in hot laatste studiejaar van den cursus
voor middelbaar onderwys, met eervolle ver
meldingen voor ornament en ontleedkunde,
en de heer J. F. Goddyn alhier in het tweede
studiejaar van dien cursus, den tweeden prils
voor stilleven-teekenen, met eervolle vermel
dingen voor ornament en beschrpvende meet
kunde.
Door de onderofficieren van het 1ste bat.
4de reg. infanterie, te Delft in garnizoen, is
aan hun regiments-commandant den kolonel
Alings te Leiden, een telegram van geluk-
wensching gezonden by gelegenheid zyner
benoeming tot ridder in de orde van den
Nederlandschen Leeuw.
De onderofficieren ontvingen daarop van
ZHEG. een schrpven van dankbetuiging.
Er bestaat gelegenheid tot verzending
der correspondentie naar Noord-Amerika, door
middel van het stoomschip „P. Caland", van
Amsterdam vertrekkende. Ten postkantore
alhier moeten de brieven enz. uiterlpk heden
avond om 10 uren bezorgd zyn.
De wpze van verzending behoort duidelyk
op het adres vermeld te worden.
Schets uit het Limburgsch Stroopersleven.
12) door Mr. CLOVIS.
Ik had niemand, die mpn huishouden kon
waarnemen en eene andere vrouw in mpne
woning te nomen, waar ik haar nog altyd
voor my zag, dat ging niet; och, God, myn
heer, dat ging niet en mpn kind alleen laten,
als ik moest uitgaan, dat kon toch op don
duur ook niet.
Zoo stonden de zaken, toen ik in de krant
las, dat gy een veldwachter zocht; dat zou
een kolfje naar myne hand zpn, dacht ik
terstond, 't Is daar een flink, monter volk,
dat je nog eens de handen uit de mouwen
kan doen steken't is een gezond, mooi land
en daarbp ver hier van daan, van hier, waar
alles mij herinnerde aan m'n gestorven lieve
vrouw, waar ik niet kon werken, waar ik
niet kon slapen, waar ik geen oogenblik rust
genoot; afijn, om kort te gaan, m'neer, ik
pakte hot boeltje van m'n jongen bpeen en
bracht hem bp m'n ouders, die niet weinig
gek op hun kleinkind zpn.
Het afscheidnomen viel mp wel zwaar, veel
zwaarder dan ik mp had voorgesteld, maar
't was om z'n bestwil, dacht ik maar. Hp
kon daar by grootvader en grootmoeder eene
betere opvoeding krygen, dan ik, die veel
buitenshuis was, in staat was hem te geven.
En zoo ben ik nu hier gekomen, in de
hoop, dat m'neer de baron my de plaats van
veldwachter zal willen geven.
De baron van Vilvoorde had deze eenvou
dige, onopgesmukte woorden met zichtbaar
welbehagen aangehoord.
Niet omdat bp de droefheid over den dood
der joDge echtgenoote, of de liefde voor z'n
kind bp dien man op prys stelde, och neen,
dit liet hem ten eenenmale koud, maar alleen
omdat hp in dien sterken, krachtigen kerel,
in dien gewezen marechaussee, bekend met
het Limburg8che volk, een werktuig zpner
wraak zag tegenover die lieden, die hem
durfden honen en beleedigen.
Dat was de eorste gedachte, welke hem
bezielde en het was met dat denkbeeld, dat
hp, na de ontvangen inlichtingen, zich tot
den verzoeker richtto met de woorden: ik
ben niet ongenegen u de opengovallon plaats
te geven. Ik acht het echter mpn plicht u
vooraf op de hoogto to stellen van den hier
heerschonden toestand.
Gp moet dan weten dat er hier, evenals
op alle grensplaatsen, veel gevaariyk volk in
den omtrek, zeer veel stroopers en smokke
laars zyn; de vermetelste en tevens de
sluwste onder hen behooren tot eene zekere
familie Delahaie geheeten, als ik mp niet
vergiszy wonen hier benedon, aan den voet
van den heuvel.
Ofschoon het wetteiyk bewys niet geleverd
is, kan toch met zekerheid verklaard worden
dat zp de moordenaars van uwen ongelukki-
gen voorganger zpn geweest. Gp begrpptdat
ik zulke raenschen, zulke moordenaars gaarne
zoo spoedig mogelpk verjaagd, uitgeroeid of
aan het gerecht overgeleverd zag.
Durft gp het werkelpk tegen zulke lieden
opnemen?
Ach, m'neer de baron, als marechaussee
heb ik wel eens meer voor heete vuren ge
staan; ik ken dat gevaarlpk volkjetoon aan
één enkele, dat je hom de baas bont en zp
zpn allemaal bang als wezels voor je. Ben
ik eenmaal uw veldwachter, dan beloof ik u
dat de eerste, dien ik vóór u zal brengen,
een van do vermetele Dolahaies zal zyn.
En dan zullen wp eens zien, of dio andoren
nog zoo brutaal durvon wezen.
De baron had wel uit zpn stoel willen
springenhp had dien koelbloedigen, moedi
gen man wel om den hals willen vliegen,
dien held, die hom dan eindelpk zoude bevrp-
den van dat gehate, vernederende juk, waar
onder hy gebukt ging.
Zyne waardigheid gebood hem echter kalm,
rustig te biyven en niets van die inwendige
vreugde te laten merken.
Op zeer bedaarden toon zeide hpwelnu,
dan wil ik het wel met u probeeren.
Zoo werd Sybrand Warstra veldwachter by
den baron van Vilvoorde.
Acht dagen waren sedert dat tpdstip ver-
loopen, toen de nieuwe veldwachter by zpn
heer ontboden werd.
"Warstra, zoo begon deze, het sppt mp dat
ik u reeds zoo spoedig mpne ontevredenheid
moet te kennen geven; gy zpt nu reeds eene
week in myn dienst; met het stroopen in m'n
bosschen gaat 't op dezelfde wyze voort als toen
ik geen veldwachter had. Dat kan niet zoo
Dat weet ik wel, m'neer de baron, waagde
de aangesprokene in het midden te brengen
en ik heb er ook al menigeen geattrappeerd,
maar ik heb hem stil z'n gang laten gaan.
De landheer keek zyn dienaar onthutst aan.
Was het een krankzinnige, die vóór hem
stond of waagde ook hp het hem te bospot-
ten en dat nog in z'n eigen kamer?
(Wordt vervolgd.)