N°. 8950. Dinsdag S3 April. A*. 1889. feze (Courant wordt dagelijksmet uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Dit noiDiner bestaat uit VIER Diaden. Kikeriki. OP PASCHEN. Leiden, 20 April. feuilleton. De man met den bl au wen mantel. LEIDSCH DAGBLAD. PBU8 DEZER COURANT: Toor Leiden per 3 maanden..7/1.10. Franco per po«t1.40. Afzonderlijke Uommera0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regele 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Greotere lettere naar plaatsruimte. Voor het in- cas8oeren bniten de etad wordt 0.10 berekend. Uithoofde van het Paaschfeest zal deze courant a. s. Maandag- avond niet worden uitgegeven. Aan de Abonné's daarop, wordt bij dit nommer verzonden No. 30 van Kikeriki. Oude gebruiken verdwijnen, en weldra zal men, om ze te leeren kennen, boekerijen en musea moeten doorsnuffelen. Slechts in weinige plaatsen van ons vaderland ziet men nog de jeugd op Paasghmaandag naar de weide gaan, om daar met gekleurde eieren te spelen, en de Paaschvuren bestralen niet langer met hun vreoljjk schyasel de groepen van dansende knapen en meisjes. Het laatste manneke, uit wiens mond we de verzekering ontvingen, ■dat op den eersten Paaschdag de zon by haar opkomst een vreugdesprong doet, is reeds lang dood, en zoo verliezen we langcamerhand elke herinnering aan de identiteit van ons Paaschfeest met de gelyktydige'feestvieringen, die reeds sinds de vroegste tyden, sinds den aanvang der historie, by alle volken zyn waar te nemen, van welke de geschiedschryvers melding makeu. Reeds aan <5en ingang van hun nationaal leven staat de instelling van een Lentefeest, alsof er niets dringenders te doen was, dan daarvoor te zrargen. En inderdaad, de poëzie is sneller van vleugelslag dan de realiteit, en geiyk de wilds zich met bloemen ging tooien vóór hy zich een woning bouwde, gelyk het lied de verhandeling is voorafgegaan, hebbpn waarschynlyk de menschen terecht eer be hoefte gevoeld aan een feest dan aan een republikeinsche of andere staatsinrichting. Voor het eerste is eóó vroeg gezorgd, dat de oor sprong tot het gebied der mythen behoort: het feest is neet de menschen opgegroeid, het is geworden, niet gemaakt, en den lateren dichter werd -een ruim veld gelaten om de geboorte in het kleed der fantaieie te hullen. Opmerkeiyk, maar geenszins te verwonderen is het, dat de grondgedachte van het Lente feest zich meestal vertoont onder het beeld van een herleving, een terugkeer uit het somber gebied van het schimmenryk naar de aarde. De Grieksehe mythe, (door de Romeinen overgenomen en verbreid, zoodat de namen, door hen aan de goden en godinnen gegeven het algemeenst bekend zyn en daarom ook door ons worden gebezigd), verhaalt den oor sprong van de Eleusische spelen, eerste typen der weldra alom verspreide Lentefeesten, in dezen vorm Pluto, de god van de onderwereld, getroffen door de schoonheid van Ceres' dochter Proser pina, ontvoerde haar en geleidde haar als zyn gemalin naar zyn ontoegankelyk verbiyf. Wan hopig over het verlies van haar kind onder- vroog de arme moeder goden en menschen, maar niemand wist haar inlichtingen te geven, totdat hot eindelyk Helios, (Sol of Phoebus), den scherpzienden zonnegod, gelukte, het spoor der vermiste te ontdekken. Ceres smeekte de tusschenkomst der goden af, maar geen hunner durfde het tegen Pluto opnemen. In haar ver- twyfeling verliet Ceres den Olympus, zy sprak een vloek uit over de aarde, die voortaan met onvruchtbaarheid was geslagen, en zwierf als een arme hulpbehoevende rond, totdat zy ein delyk een onderkomen vond aan het hof van den koning van Eleusis. Inmiddels leden de menschen ontzettend veel. De aarde weigerde, den arbeid der land bouwers te beloonen, en honger dreigde aller wegen. Zy bestormden den hemel met hun gebeden, zoolang totdat de godenraad Mer- curius afzond naar de onderwereld, om Pluto tot teruggave der geroofde bruid te bewegen. Plute, hoe machtig ook, durfde den wil der gezamenlyke goden niet weerstaan, en hy bewilligde er in dat zyn gade slechts één derde deel des jaars by hem zou vertoeven. Daarop besteeg Proserpina don gouden wagen, en snelde haar moeder in de armen. Onmid- detiyk werd door Ceres de vloek opgeheven, welke op de aarde rustte; epnieuw kwamen bloemen en kruiden te voorschyn, en ver toonde de natuur zich in haar heerlykste ge daante. Ter gedachtenis aan deze heugelyke gebeurtenis werden de Elev.sische spelen in gesteld. Sedert blyft Proserpina aan baar be lofte getrouw, en zoolang zy in Pluto's ryk vertoeft, is de aarde van eiken tooi ontbloot. By een vroegere gelegenheid hebben wy de mythe in herinnering gebracht aan het Lentefeest onzer Germaansche voorvaderen gehecht, nameiyk Baldur's terugkeer uit het ryk der óooden, waarin hij ten gevolge van Loki's listen was nedergedaald. De overeen komst der beide overleveringen springt in het oog; alleen is de Germaansche ryker van inhoud, dewyl het beeld van Baldur's wederkomst niet alleen ziet op de jaarlyksche herleving der natuur, maar bovendien op het einde der dingen, als hy, by het aanbreken van de groote godenschemering, de poorten der onderwereld zal openen, en den nieuwen hemel bouwen, waar hy tot in eeuwigheid zal heerschen. Ook in het Paschen der Israëlieten, bet lentefeest waaraan het onze mede verwant is, vinden wy het beeld eener herleving terug. B(j hen evenwel groepeerden zich de voor stellingen om hetgeen onder alle omstandig heden bet meest op den voorgrond stond, de nationale gedachte; de Joodsche natie, als het ware In doodslaap gezonken onder het juk der Egyptische slaverny, ontwaakte, ver brak haar boeien, en toog uit naar het vader land der toekomst. Wanneer wy dat alles met elkander ver- gelyken, dan treft ons voomamelyk bet feit, dat het lentefeest, onder welke vormen het ook voorkwam en weike voorstellingen of ge beurtenissen er mede in verband werden ge bracht, van zyn oorsprong af is geweest een godsdienstig feest, en dat het alzoo, op de welsprekendste wijze, getuigenis aflegt van der menschen behoefte aan gods dienst. Nauwelyks was een eenigzins levendige indruk verkregen van de zegeningen, die de herleving der natuur omstreeks het tydstip der voorjaars-nachtovening verspreidt, of men bracht dat gevoel over op de Godheid, als de bron van leven en vreugde; en wy ge- looven, dat inzonderheid dit karakter aan ons Paaschfeest een hoogere wyding zal blyven geven, welke verschillen ook zyn waar te nemen in de bycondere opvattingen, door elk ■onzer gehuldigd. Het'As hier do plaats niet, over deze ver schillen te spreken; hun gewicht zullen we geenszms miskennen, hun invloed op do practyk des zedelyken levens behoeft niet zoo groot te zyn als velen duchten. Aan ons Paaschfeest is de gedachte verbonden, dat de Groote Voorganger, wiens werk menschelyke hartstocht te vergeefs trachtte te vernietigen, de godsdienstige behoefte op bet hoogste ideaal heeft gericht; een nieuwe wereld heeft zich voor ons ontslotenwe hebben de liefde tot God leeren opvatten, niet als een plicht, de -noodzakeiyke voldoening aan een gebod dat niet straffeloos kan worden miskendniet als de voorwaarde van geluk, neen, als het geluk zelf, als de hoogste vreugde, het edelste waar naar de menschenziel reiken kande uit breiding van het God6ryk, in liefde tot al onze medemenschen, niet als een taak die slechts nu en dan onze belangstelling roept, maar als het eenig levensdoel. Dat bewustzyn is levend geworden in het hart der menschen, op den Paaschmorgen van het Christendom, en sedert dat oogenblik ie de maatschappü een geheel nieuwe levensphase ingetreden, is de mensch- heid ontwaakt tot het volle besef harer ver heven roeping. De gedachtenisviering van deze historische gebeurtenis geeft aan ons Paaschfeest een inhoud zóó ryk, dat de meermalen gestelde vraag of personen van uiteenloopende gods dienstrichting wel gezamenlyk kunnen opgaan ten bedehuize, daarby arm er, bekrompen schynfc. Die richting blyve wat zy is, elks weg langs welken hy tot kennis der waarheid tracht te komenover al dat zoeken en stroven ontplooit zich de banier van het Godsrijk, dat de maat schappy zal veroveren, en haar zal maken tot een samenwonen van broeders en zusters. Met geopend hart vereenigen wy ons in de vreugde over het ontwaken van den geest des hoogste liefde, op den dag toen het bleek, dat geen grafsteen zwaar genoeg is om af te sluiten, wat bestemd is als een onvernietig bare kracht de menscbheid te bezielen. Andermaal zal aan de Leidscho afdeeling- der Nederlandsche Maatschappy voor Tuinbouw en Plantenkunde de byzondere onderscheiding: te beurt vallen dat een lid van het hoofdbe stuur in eene buitengewone vergadering met dames als spreker optreedt. Ditmaal is het jhr. L. J. Quarles Van Ufford, die zioli bereid verklaarde in de vergadering van a. s. Dinsdag, 23 April, eene spreekbeurt, de laatste in deze wintercampagne, te vervullen. De heer Quarles Van Ufford is den leden der Maatschappy onder zyn nom de plume „Cryptogam" wel bekend, inzonderheid door zyne interessante en voor ieder begrypelyke stukjes over Varens. Het is dan ook deze interessante plantengroep, welke hy tot onderwerp koos, immers hy zal spreken over „de liefde voor Varens", gelyk wy in de convocatie lezen, en zich derhalve geheel bewegen op het terrein der liefhebbers en liefhebsters, want de Varens zyn by uit nemendheid gunstelingen der dames. In het tweede gedeelte zal het „Terrarium" onderwerp zyn; alweer dus iets voor in de stad wonende liefhebbers, waarby zeker ge legenheid genoeg blyft ook voor opmerkingen, welke de kweekers en handelaars de bloe misten zich ten nutte kunnen maken. Was men in do laatst gehouden buitenge- wone vergadering eenstemmig van geveelendat I de afwezigen ongelyk hadden, van deze is dit Herinneringen uit den Franschcn tijd. 12) door A. J. RANK. Zoo had ieder wat gezegd, maar wat moest er gedaan worden Daar kwam het op aan. In de kleine kajuit zaten vier van de vyf moedige mannen byeen. De vyfde hield wacht bovendeks. Geen woord werd er gesproken. Het schip slingerde en stootte geweldig en, hoewel het voor sterke kabels lag, had men vrees dat ze 't niet zouden houden. Materiaal voor een noodmast had men niet. Een dubbel pak zeilen was er niet. Wie rekende op de noodzakelykheid van zoo iets voor reisjes als van Londen naar Rotterdam? Met het inval len der ebbe was de wind wel wat bedaard, maar de roering in 't water was niet ver minderd en 't mocht een waagstuk heeten om naar den wal te roeien. En toch, er moest wat gebeuren. Trouw nam het woord en zei: „Mannen, zoo hulpeloos hebben wij er nog nooit voor gestaan. Konden we maar tyding naar de „Boompjes" krygen, dan zou de patroon mis schien we! ra,\d weten. Maar wie kan naar wal roeien met zulk water? En wie waagt er zich aan om in 't holl6 van den nacht door slik en slobber naar Rotterdam te gaan?" „Ik, ik, ik," zeiden alle drie, en dit ant woord bracht een lach op de lippen van den Kapitein, terwyi hy zei„Daar had ik op ge rekend. Welnu, ik zal de rollen verdoelen. Kees en Gerrit op de riemen en Jan gaat naar de stad. Ik behoef hem niet te zeggen wat er gebeuren moet. Jan vermomde zich als timmerman en in storm en nacht ging het naar den dyk. Gelukkig werd die affaire uitgevoerd. Jan stapte tot de enkels in den modder, plaste voort en was welhaast uit het gezicht, terwyl de anderen behouden aan boord kwamen. Men bracht daar een onrustigen nacht door. Om beurten betrok men de wacht. Tegen den morgen werd het goed weer, en toen do dag aanbrak, keek men uit naar alle kanten, maar noch hulp, noch recherchevaartuig kwam in 't gezicht. „Als ze nu maar eeDe schuit sturen om over te laden," zei Trouw, „dan zouden wy 't maar wagen, hoewel het tien tegen één is, dat we in geene enkele haven kunnen binnensluipen." „Maar als de watercommiezen komen en ons hier vinden, wat moeten wij dan doen?" zei Gerrit. „Dat zal ik u zeggen," zei Trouw. Wat er aan geld en papieren aan boord is, staat ge reed in een kistje en dat neem ik voor myne rekening. Zoodra we onraad zien, roeien we naar den wal en zetten, als we over den dyk zyn, koers naar Rotterdam en gaan regelrecht naar 't kantoor." „En we laten 't paard voor den vilder lig gen?" vroeg Klaas. „Ja," zei Trouw, van twee kwaden moet men 't beste kiezen." Terwyl ze zoo stonden te praten, had Kees Pronk zijn kyker naar alle kanten gericht; hy was zóó in zyne observatiën verdiept, dat hy geen deel aan het gesprek nam. Eindelyk zei hy: „Kapitein, kyk eens naar Schiedam achter ons en naar Rotterdam vóór ons. Ik geloof dat we net zoo leeiyk in de klem zit ten als twee jaar geleden in de duinen," en hy gaf hem den kyker over. „'t Is zoo," zei Trouw, „we hebben geen tyd te verliezen. Spóedig scheep en welhaast zaten allen in de boot, Trouw met het kistje onder den arm, roeiden naar wal, lieten de boot dryven en drie van de vier zetten koers naar de Maasstad, terwyl één op den uitkyk bleef om te zien wat er gebeuren zou. Het duurde niet lang of de Tolbeambten waren voor het bloote oog in 't gezicht. De wind was nog altyd noordwestelyk, zoodat het Schiedamsche vaartuig het eerst by het schip kwam en daar dadelyk bezit van nam zoodra de lading was onderzocht en daar Gerrit nu genoeg gezien had, sloop hy zyne makkers zoo spoedig mogelyk na. IX. 't Was tien dagen later. Op de groote markt te Rotterdam is eene beweging van belang. Het ruime plein is rondom door soldaten omringd. Eene ontzettende massa goederen is in het midden opgeworpen tot een ruwen hoop, altemaal Engelsche en koloniale waren. Onder luid trompetgeschal nadert ginds een deftige stoet. De trein wordt geopend en gesloten door cavalerie. Onmiddellyk achter de trompetters rydt de Prefect te paard, ge volgd door de Hoofdambtenaren te voet, allen in groot tenue. Daarachter een twaalftal onge lukkige sluikhandelaars, op heeterdaad be trapt, die, geboeid en door politieagenten geëskorteerd, met loome schreden voortgaan en eindelyk een twintigtal Ambtenaars van minderen rang. Eene ontzettende massa men schen is op de been. De armoede staat op vele aangezichten te lezen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1