8945. Maandag 15 April. A*. 1889. (Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven Kikeriki. a praatje over een, gelukkig niet actueel, onderwerp. Leiden, 13 April. Feuilleton. >e man met den blauwen mantel. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: por Leiden per 3 maanden1.10. anco per post1.40. Wonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTEEN Van 1*—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17&. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het in- caeseeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend. an de Abonné's daarop, wordt by dit imer verzonden No. 29 van Kikeriki. De iente moet komen", zong Ten Kate. om haar met een gevoel van levendige jgde te begroeten, legt Heye onzen kin- an de woorden op de lippen„Al heeft winter lang gemard, Ze is dubbel schoon schenen." liet het lieflijkste der seizoenen tot en den vollen glans van zjjn jeugdige oonheid nog in den staat eener hoopvolle wachting, in één opzicht althans heeft vertrek van den winter, als altijd, den ed van velen doen herleven. Wij hebben irmede het oog op zoo menig bedrijf, welks oefening van het jaargetijde afhankelijk is gedwongen stilstand is voor een aantal :innen een ware ramp, vooral wanneer, ijk niet zelden het geval is, de middelen broken hebben om hetloongemis op eenigs- s afdoende wijze het hoofd te bieden. Wjj nnen ons voorstellen met hoeveel vreugde ijverige werkman opnieuw de hand uit- ekte naar het gereedschap, dat hem en den oen levensonderhoud moet verschaffen, en vurig de daglooner verlangde naar het twaken van de scheepvaart, die het hem jgelyk maakt weer brood te brengen in de ming, waar het soms zoo droevig en ledig ,n zijn, als vader van zijn vergeefschen tocht m wat te verdienen" is teruggekeerd. We hebben weieens gedacht of het niet enlyk zou zijn, met gemeenschappelijk over- l het een of ander middel te vinden, waar- or die tjjd van gedwongen werkloosheid migermate kon worden ingekrompen. Gemakkelijk is dat zeker niet, want de zaak ordt dikwijls genoeg besproken, zonder dat e gedachtenwisseling veel vrucht blijkt op leveren. Maar als men ziet, hoe in een be- aald gedeelte des jaars het werk soms zóó rervloedig is, dat er handen te kort komen, men zelfs, om iedereen tijdig te bedienen, alfrijpe werkkrachten van elders moet ont- ieden, dan rijst toch de vraag, of een betere, an meer geregelde verdeeling van den arbeid ie plotselinge overgangen van overstelpende rukte tot b'yna volkomen stilstand niet zou unnen doen verdwijnen, en het werk verder oen strekken. Veel toch is er, dat niet be paald in het voorjaar of in de beide eerste zomermaanden behoeft gedaan te worden zelfs in den winter kan er binnenshuis worden doorgewerkt, als er maar wat te doen is. Sommigen zijn van meening, dat het voor- deeliger is in den drukken tijd te doen werken. Bij slapte wordt weieens misbruik gemaakt van het „haast u langzaam", met den nadruk op het laatste woord. De lui weten, als het karweitje klaar is, dat er dan niet dadelijk een nieuw staat te wachtendus trachten zy hetgeen onderhanden is zoo lang mogelijk te rekken. Staan daarentegen de klanten te stamp voeten van ongeduld, om ook een beurt te krijgen, dan rijdt de baas zijn volk na, en er wordt in korten tjjd veel gedaan. Of er eenige grond bestaat voor die meening, wagen wij niet te beslissen. Veel waarschijn lijker komt het ons voor, dat er verband te vinden is tusschen de opstapeling van bedrij vigheid in zeker gedeelte des jaars, en het periodiek verschijnsel, dat men „de groote schoonmaak" noemt, een nationale instelling, waarvan we niets kwaads zullen zeggen om onze lezeressen niet bij voorbaat te ontstem men en daardoor het lot, dat den „heeren der schepping" eerlang wacht, nog erger te ma ken, maar die ongetwijfeld van invlood is op de diensten, welke men van den ambachts man vraagt. Wat er van dit alles ook zijn moge, indien men er meer toe mocht overgaan werkzaam heden in reserve te houden, die tot laat in den herfst, kan het zijn tot de wintermaanden, uitgesteld kunnen worden, men zou daar door menig werkmansgezin een belangrijken dienst kunnen bewijzen, en althans het zijne toebrengen om de werkloosheid tot engere grenzen te beperken. Er is nog iets. Het geliefkoosd systeem van onze dagen is aanbesteding: wie maar een schuur laat bouwen of een kamer opknappen, laat er tegenwoordig naar inschrijven. Men zegt alweer't is een noodzakelijkheid, want als men in daggeld laat werken, vallen de rekeningen altijd tegen. Wederom stellen we ons geen party in deze „quaestie"misschien zyn dikwpls de ramingen wel wat laag. Het ergste evenwel by dat aanbesteden is, dat ge- woonlyk de termyn van oplevering zeer kort is: men wil in „minder dan geen tyd" van den rommel af wezen. Het gevolg is, dat er met alle man en macht aan gearbeid moet wordenvoor een eenvoudig burgerhuis heeft men een leger van werklieden noodig. Zpn die er niet, dan neemt men maar wat beschik baar is uit omliggende plaatsen, zonder al te nauw op bekwaamheid te letten. Maar die geïmporteerde en geïmproviseerde werklieden biy ven niet zelden „hangen"is het werk af- geloopen, dan vermeerderen zy slechts de drommen der werkloozen, wier ondersteuning in tyden van crisis zooveel hoofdbreken kost. De verkeerde gewoonte om alles gauw af te willen hebben, is wellicht een uitvloeisel van het zenuwachtig ongeduld, dat ons, kin deren van de laatste helft der negentiende eeuw, het leven minder aangenaam maakt dan het zyn kon; toch veroorloven we ons de vraag, of wat meer kalmte in deze geen voordeel zou opleveren. In de middeleeuwen had men soms vyftig of zestig jaren noodig om een Kathedraal te bouwen, waaraan de tand des tyds zich stomp knaagt. Zóó lang zaam behoeft het nu wel niet te gaan, maar toch, in drie maanden is ook niet noodig. Het zal de soliditeit niet schaden, als men er wat langer over doet. Datzelfde geldt niet slechts den particu lieren, maar heeft ook betrekking op gemeente en waterschapsbesturen. Is er een onvoor ziene behoefte, waarin binnen den kortst mogelyken tyd moet worden voorzien, dat men dan „all hands on deck" roept, is natuur- lyk en plichtmatig: maar soms heeft men eenig openbaar werk reeds lang in voorbe reiding gehad, zoodat een langere opleverings- termyn, zooals men hier ter stede placht in acht te nemen, geen bezwaar aanbiedt. In dat geval kunnen ook zy mededingen, die over geen te groote getalsterkte van werk krachten kunnen beschikken, en ongaarne tyüelyk werkvolk in dienst nemon, omdat zy het hard vinden, menschen, die een poos by hen brood verdienden, weer te moeten ontslaan. Iets van dienzelfden aard kan opgemerkt worden ten aanzien van leveringen, uitge schreven door besturende lichamen. Als men tydig de voorwaarden kenbaar maakt en ruime termynen stelt, kunnen de gegadigden zoeken naar de voordeeligste markten voor de benoodigde materialen en fabricaten. Dan zal men ook minder te letten hebben op zoo genaamde verschoonende omstandigheden by vertraagde of onvoldoende oplevering. Om tot de publieke werken, ons eigen- lyk onderwerp in het laatste gedeelte van ons „praatje" terug te keeren, hoe vaak gebeurt het niet dat boeten, bedreigd tegen te late oplevering, niet worden toegepast, omdat men inziet dat de eisch aangaande den tyd te gestreng was? Dat behoort zoo niet te zyn: die eventueele boeten maken een deel uit van de voorwaarden, en de billykbeid brengt mede, de wederzydsche conditiën ge trouw na te komen. Wat we hier in het midden gebracht heb ben, is een klein stukje „sociale quaestie." Maar bestaat niet het geheele maatschappe- lyk vraagstuk, over welks „oplossing" nog lang vele hoofden zich warm zullen maken, uit een reeks van gedeeltelyke, groote en kleine practische vragen van den dag, welke we tot een punt van overweging hebben te maken? Aan de universiteit alhier is het doctoraal examen in de geneeskunde afgelegd door de heeren J. Falkenburg en E. G. A. Ten Siethoff. Het sub-agentschap der Nederlandsche Bank, ter vervanging van het heden alhier bestaande correspondentschap, wordt den lsten Mei a. s. in het daartoe herbouwde perceel op de Breestraat geopend. Door eenige onderhoudsplichtigen van den Lagen Rijndijk te Leiderdorp is aan den Raad het verzoek gericht een deel van dien weg ten laste der gemeente over te nemen. Burg. en Weths. hebben den Raad medege deeld, dat zy geneigd zyn in dien zin een voorstel te doen en daarom aan eenige ge- hoefslaagden in het deel Leiderdorpsche hek- Doesbrug hadden gevraagd, of ook zy geneigd zyn met de gemeente eene overeenkomst tot overname van hun onderhoudsplicht aan te gaan. Burg. en Weths. hebben, indien zy slagen, een voorstel tot bestrating van dit deel grind weg in het vooruitzicht gesteld. Voornameiyk 's winters is die weg door de ingesloten ligging zeer slecht. Kunnen deze plannen tot uitvoering komen, dan zal de voorgenomen omnibusdienst van het Station Leiden tot Doesbrug kunnen doorryden. V.-Bg). Jhr. Mr. H. A. Steengracht te Voor schoten heeft verzocht by de periodieke ver kiezing van leden voor de Prov. Staten in het hoofdkiesdistrict Leiderdorp niet meer in aanmerking te komen. De heer Steengracht vervulde die betrek king sedert 1871 en had gedurende enkele jaren zitting in het college van Gedep. Staten. Men meldt dat door mejuffrouw Ari- aantje Van Ees, weduwe van den heer Bas- tiaan Leendertse Van den Berg, gewoond hebbende te Zoeterwoude en aldaar 26 Maart jl. overleden, is gelegateerd: eene som van f 1000 ten behoeve van het Gereformeerde Weeshuis te Rynsburg en f 600 aan den Kerkeraad voor onderhoud van haren graf steen enz. Herinneringen uit den Franschen tijd. door A. J. RANK. In het dorp zelf had de vreemde in den jeginne een winkel, waar de goederen goed- coop werden verkocht, maar toen de andere winkeliers zich by hem kwamen beklagen ïver het verloopen van hunne nering, had by dadeiyk zyn winkel gesloten en konden zy hunne waren by hem afhalen tegen bil- lyke pryzen. Zoo was dat stille magazyn eene oase in de woestyn, want alle zaken, hier tegen woordig, waren öf zoo zwaar belast, dat men ze niet betalen of bekomen kon, öf behoorden tot de verbodene waren, wier aanwezig zyn weldra strafbaar zou worden gesteld. Want het waren donkere tyden, welke onze vaderen doorleefden in de jaren van het eerste Fransche Keizerryk. Wy moeten daar later by stilstaan en moeten nu nog vertel len, hoe er eene wyzigmg gebracht werd in de aflevering der goederen. Het drukke verkeer aan den dyk, door die aflevering ontstaan, had ten gevolge, dat de aankomst en lossing der goederen gevaar liep van ontdekt te zullen worden. Immers, het gebeurde wel dat reeds in den vroegen morgen karren of wagens aankwamen, en daar „mynheer" by de geheimhouding belang scheen te hebben, werd bepaald dat de afgifte alleen op Donderdag en Vrydag zou plaats hebben. De levendigheid en het drukke ver keer aan den dyk bepaalden zich dus tot die twee dagen, terwyl op andere dagen de oude stilte daar heerschende was. Zoo zien wy den man met den blauwen mantel onbekend en afgebroken optreden en verdwynen. Zyne verblyfplaats kennen wy maar of het zyne woonplaats is, wie zal het zeggen? Van waar hy kwam, wat hy deed, vanwaar hy zyne goederen kreeg, wat hy deed als hy niet thuis was, waarheeu hy trok, altyd en alles om en aan hem was even geheimzinnig, en lang duurde het eer men aan dat raadselachtige gewoon was, zich niet meer in gissingen verdiepte, maar een voudig de voordeelen genoot, welke zyn magazyn opleverde. Zyne reputatie en zyn zonderling komen en gaan werden echter in andere dorpen weinig besproken, omdat de druk der tyden de menschen wantrouwend maakte, het verkeer beperkte en de aandacht op eigen belang gevestigd deed zyn. Boven dien drukte „mynheer" aan ieder op het hart dat zwygen noodig was, daar hy niet meer dan één dorp kon voorzien. Dat hy om de afgelegenheid der plaats zyn verblyf daar gekozen had, mocht men veilig aannemen en dit zal in den verderen loop van ons verhaal wel nader blyken. Thans keeren wy terug haar het ijzige en donkere Scheveningsche strand, waar wy hem zagen verdwynen in een visschersvaartuig. De lezer wete toch dat de bewoner van Beer] and en de wandelaar op het strand dezelfde persoon was. III. In het vooronder waren verscheidene per sonen aanwezig, allen nog in de kracht van 't leven, stoere kerels met stevige polsen en brutale oogen; in één woord, zeelui van den echten stempel, wien men 't kon aan zien dat ze voor geen klein gerucht vervaard waren. Slechts één jong mensch van even twintig jaren bevond zich by hen.'t Was een Scheveninger door afstamming tot bet-over grootvader toe. „Verder wou hy maar niet rekenen," zeide hy soms, „want dan zou het misschien blyken dat zyne voorouders reeds Scheveningers waren, voordat Scheveningen bestond." Die jonge borst had gezegd, dat, als ooit de Prins weder in 't land kwam, hy dadelyk soldaat of matroos zou worden, maar dat de Fransche Koning hem nooit onder zyne legervanen zien zou. Men had hem voor speld dat de conscriptie op het punt was om ingevoerd te worden en zoo hem een dienst plichtig nommer ten deel vallen mocht, hy dadelyk in Franschen dienst zou worden ge steld, en zoodra hy dit hoorde had hy zyne biezen gepakt en was naar Engeland over gestoken. Daar was hy opgemerkt door den man met den blauwen mantel, die hem in zyn dienst had genomen en aan wien hy weldra zóó gehecht was, dat hy voor hem alle gevaren wou trotseeren. Piet de Neer was dan ook een flinke gast, een echte Hol- landsche matroos, die koenheid aan voorzich tigheid paarde en de kaïïson terdege bere kende, eer hy ze waagde. Dat wy hem nu hier in een Scheveningsch vaartuig op het strand te Scheveningen aantreffen, was zulk een wonder niet. „Mynheer" had hem hier besteld, en als het vaartuig landen mocht, waarop deze met ongeduld wachtte, zou hy niet langer dan noodig was aan het strand vertoeven, maar de zee weer stellen tusschen zich en zyn land. Intusschen had hy dan toch de vaderlandsche lucht weder eens ingedron ken en zyn besten vrienden de handen gedrukt; terwyl hy tevens ten nutte zyner landslieden werkzaam was. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 9