N°. G327. Maandag; blaart. A0. 1G89. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. [Dit noinmcr bestaat uit DRIE Eladcn. Het Etimogvaphisch Museum. Leiden, 23 Maart. P'euilleton. Wera Iwanowna Sentoff. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1,10. Pranco per post1.40. Afzonderlijke Nommere0.05. PHIJB DEK ADVERTENTTBN: Vu 1—8 regel. 1.05. Iedere regel meer 0.17}. Orootcre letter, n»»r pU.tereimte. Voor het la- eaneeren bulten de .Ud wordt 0.10 berekend. Sedert de buitengewone openstelling op Zondag 26 Januari 1.1. zijn de Indische ver zamelingen door twee aanwinsten vermeerderd, waarop wij bier in het bijzonder de aandacht wonschen te vestigen. Het Museum ontving ten geschenke liet model van het palei3 van een der vorsten van Zuid-Colebos met de voorstelling van eone huwe lijksplechtigheid. Alle daarbij in functie zijnde personen, aisook do geroedschappon enz., zijn tot op de kleinste détails nagebootst. Dr. E. F. Matthes geeft in de Verhandelingen van het 6de Orientalisten Congres te Leiden eene zeer goode beschrijving van de, bjj de voltrek king van het huwelijk eener prinses aan het Hof van den onderkoning van Goa, gebruiko- ljjke ceremoniën, waaraan wjj hot volgende ontleenon „De bruidegom wordt, voor de trap van het paleis komende, door één der hoidensche pries ters op eigenaardige manier aan een zijden doek symbolisch naar boven getrokken en op eon wit vloerkleed tot aan het bruidsbed geleid, waarop de bruid achter do gordijnen heeft plaats ge nomen. Zjj tracht, zoodra de bruidegom haar nadert, te ontvluchten, maar wordt terugge houden en gedwongen to blijven zitten, terwijl men den bruidegom achter haar plaatst, waarna door den opperpriester het bovenkleed der bruid met de staatsiemuts van den bruidegom floor jmeennaaiing wordt voreenigd, waarvoor ziel. Je priester van een gouden naald be dient. Na dit symbolisch toeken van den ge sloten echt, worden bruidegom en bruid in één sarong of rok geplaatst; eene groote kaars wordt ontstoken en wordt meermalen voor het bruidspaar naar rechts en links bewo gen, om eindelijk den bruidegom te worden goprosonteerd, ton einde hom in staat te stel- lon de kaars te blusschen. Doet hij het niet spoedig, zoo geschiedt het door de bruid ten teeken, dat deze in den echt de heerschappij zal voeren. Wordt echter de kaars door den bruidegom tijdig gebluscht, zoo volgt dezelfde ceromonie met o no tweede kaars, welke door de bruid wordt uitgoblazen. Hierna wordt de verbinding van do muts des bruidegoms en het bovenkleed der bruid weer losgemaakt. Da bruid verlaat onmiddellijk hare zitplaats, schijnbaar met do bedoeling, don bruidegom te ontvluchten. Dezo volgt haar onmiddellijk, maar eerst na veel schijnbaren tegenstand mag lip zich, b(j bruiden uit den vorstelyken stand zelfs eerst na verloop van een maand, in haar bezit verblijden." Aan de inlandscho hoven Solo en Djokjo- karta behooren tot de rijkssieraden onder meer ook wapenen van bijzonderen vorm. Van een vijftiental lansen uit de rijkssieraden van Djokjokarta werden op last van den sultan voor langen tijd facsimiles gemaakt en door hem aan een sedert ovorloden ambtenaar der Ked.-Ind. Regeering ten geschenke gegeven. Dezo facsimilen uit dezelfde materialen als de origineelen gemaakt, zyn sedert kort in het bezit van het Museum gekomen. Dit ia van des te meer gewicht daar in de anders tamelijk volledige verzamelingen van Java regalia der inlandsche vorsten nog niet vertegenwoordigd waren. Wat vorm en materiaal dezer lansen aangaat, behooren zo tot de schitterendste voortbrengselen der wapensmeden, die de sultan van Djokjo in zijn dienst heeft. Eenigen hebben den vorm van een vogel, een andere die van een drietand, weer een andere van een staand menschenfiguur, enz.bij velen is een gedeelte van het lansijzer rijk verguld en buitendien zijn velen met diamanten versierd. Wij hebben in ons vorig, in dit blad geplaatst overzicht, op de verwantschap gewezen, welke er bestaat tusscheu do beschaving van het lichtkleurig ras (de Polynesiërs), hetwelk op een groot gedeelte der eilandon van de Stille Zuidzee wordt aangetroffen, en die van de bewoners der oilanden van den Ind. Archipol. Wij hebben aldaar tevens gewezen op het in de Zuidzee afdeeling van het Museum ge plaatste beeld eener vrouw, die zich bezig houdt met kleedingstof uit boomschors te vervaardigen. De wijze waarop dit ge schiedt en de daarvoor dienende grondstof zijn op de eilanden der Stille Zuidzee geheel overeenkomstig die, welke wjj heden ten dage nog op eonigo dor eilanden van den Ind. Archipel aantreffen, ofschoon zich daarbij enkele kleine afwijkingen vertoonenals grondstof diont do bast van den papiermoerbezioboom, welke op do eilanden der Stille Zuidzee een van de cultuurplanter, is, welke oorspron kelijk in Indië thuis behoorden. Die bast wordt door afschrappen mot een schelp van de buitenste bruine huid ontdaan, daarna, na vooraf geweekt te zyn, met klopwerktuigen zoolang geslagen totdat do bast tot een net work van vezels is gewordenhiervan wor den meerdere lagen met arrowroot op elkander geplakt on daarna óf uit de hand beschilderd óf met eigenaardige, uit palmblad en riet- reepnn tremaakte matrijzen bedrukt. Op Java, Madoora en Celebes is de bewer king dezelfde; de daarbij gebezigde gereed schappen zjjn echter van gewijzlgden vorm en do verkregen stof dient op Java en Madoera als papier, terwijl op Celebes nog voor niet langen tjjd deze stof ook tot kleeding gediend heeft. Is in de overeenkomst der bewerking van dit materiaal bjj de Polynesiërs en bjj de bewoners van den Ind. Archipel reeds een ge tuigenis voor de verwantschap der beschaving van heide volkeren gelegen, nog verrassender wordt deze overeenkomst, wanneer wij het zoogenaamde hoofd, bijvoorbeeld der gebatikte en geweven sarongs, zijnde oen dubbele dwars- reeks van driohoaken wier toppen tegen elkander zjjn gericht, ook op do tapa, de kleedingstof uit boomschors der Polynesiërs terugvinden. J. D. E. Sciimeltz, Conservator aan 's Ryks Ethn. Museum. Heden is aan de universiteit alhier do heer C. Metzlaar, geb. te OlJeberkoop, be vorderd tot doctor in de geneeskunde, met academisch proefschrift, gat.: „Verslag der verloskundige kliniek en polikliniek van hot rijks academisch Ziekenhuis te Leiden, cursus 1687 -1888." De afdeeling Leiden en Omstreken der Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde hield wederom eene gewone ledenvergadering. Nadat de notulen waren gelezen, werd mododoeling gedaan van een viertal ingekomen stukken, alle van huis- boudeliiken aard. De secretaris deelde verder mede dat hij bericht had ontvangen dat oen zestal loden der afd. Arnhem in April oen excursie naar Dedemsvaart wilden maken in aansluiting met de excursie van de afd. Leiden. De voor zitter merkte op, dat hjj do maand April zeer slecht gekozen vond, en na nog eonige dis cussie word besloten aan Arnhom te melden, dat wellicht in do maand Juni of Juli eenige loden een excursie naar Dedemsvaart zouden maken, waarom de deelnemers in Arnhem verzocht werden tot dien tijd te wachten. Op verzoek van het bestuur vorklaarde de heer Witte Jr. zich bereid ook nu weder eenige bjjzondorheden voor dezo excursie te verza melen. Gedurende de pauze hadden de leden ge legenheid om de fraaie collectie kamerplanten, ingezonden door don heer A. C. Kriest, in oogenschouw to nenmn, benevens de drie groote bloeiende „Imatilophyllnms" van den heer Kors, een prachtige „Imantophyllnm" en gevuldbloemige „Cyclamen" van den heer Hemerik en verder een „Lycaste Skinnerii'* met vrucht van den heer L. KruyiT. Na de pauze had eene gratis-verloting van een aantal kamerplanten plaats, wat nu en dan tot veel vrool(jkheid aanleiding gaf. Aan de orde kwam tevens een voorstel van den heer E. Th. Witte, tot het benoemen eener commissie voor het geregeld bezoeken van, en rapporteoren over tuinen en kweeke rsen in Leiden en omstreken. Do voorzitter deelde mede, dat er bjj het bestuur der afdee ling geen bezwaar tegen het voorstel bestaat, en vroeg of de leden er zich mede konden veroenigen dat de heer Witte Jr. zjjn voorstel nader zal uitwerken. De heer H. Witte had. daar bezwaar tegen; het zou dan misschien gaan zooals wel eens meer gebeurd is, dat men den voorsteller veel moeite laat doen om- ten slotte bijwijze van dank het voorstel te verwerpenhjj wenschte thans eerst een stem ming over het beginsel. Bleok dan daaruit dat men dit toegedaan was, dan kon omtrent de wijze van uitvoering een nader voorstel ge daan worden. AVerd het beginsel echter afge stemd, dan had men zich er ook niet verder mede bezig te houden. Na nog eene vrij langdurige gedachtenwis- seling werd het voorstel in beginsel met 27 stemmen vóór en 12 tegen aangenomen waarop de heer Witte Jr. beloofde dit tegen de volgende vergadering nader te zullen uit werken. \rervolgens kwam aan do orde het voor stel van den heer Rodbard, tot het houden van een cursus in tuinbouwteekenen en schei kunde. Het bestuur vroeg den heer Rodbard zijn voorstel nader te willen uitwerken. De lieer H. AVitto noemde het voorstel uitstekend, althans voor zoover het teekenonderwijs be trof (het onderwijs in scheikunde is zonder laboratorium onmogelijk), maar vreesde dat er onoverkomelijke bezwaren tegen zouden bestaan, terwijl de secretaris meende dat de jongelui eerst zichzelven oen weinig daarin moesten bekwamen, alvorens tot een zooda- nigen cursus te worden toegelaten. Nadat nog eenige leden het woord hadden gevoerd, beloofde do heer Rodbard zijn voorstel nader te zullen uitwerken en dan aan de goedkouring van eene vergadering te onderwerpen. Door het vergevorderde uur kwamen geen. vragen van den rooster moer aan de orde, en word de vergadering, na de behandeling van dit belangrijke punt, door den voorzitter ge sloten. E. th. w. 22) Naar i-iet Duitsch door P. J. <C. Zij had in zijno ontsteltenis, in dat weifelen geheel iets anders gezien.zij had gemeend dat de reden daarvan gezocht moest worden in -de diepe smart, welke het afscheid hem veroor zaakte; zij had beproefd hem te troosten. De ongelukkige! Ilij lag op de sofa, waar hij gisteren nog naast haar gezeten had en weende.en wenschte in z(jne vertwijfeling dat zy en hjj en Francesca dood waren of elkander nooit gezien hadden o! dood en begraven zjjn maakt oen einde aan de ver schillende stroomingen in de borst ja, dat zou het beste wezen. X. Drie dagen later - waarmede h{j deze dagen had doorgebracht, zou hijzelf niet hebben kunnen zeggen zocht hij Francesca op. Hjj vond de beide vrouwen aan de tafel zitten on arbeiden het lamplicht bescheen haar en verlichtte spaarzaam het armoedig gemeubi leerde vertrek.Uit den mond der moeder liet zich een dof geluid hooren, toen Johannes binnentrad; Francesca werd doodsbleek, ging met den rug tegen de leuning van den stoel liggen en keek hem zóó verschrikt aan, als zag zy eon spook voor zich. In eene verlegon en ongemakkelijke houding bleef hy by de deur staan. „Ik wil uwe dochter spreken, Signora," zeide hy tot de moeder. „De deur was niet gesloten.Neem het my niet kwalyk dat ik maar zoo binnenkom. Als gy mij niet wilt toestaan datgene, wat mij tot u gevoerd heeft, te zeggen, zal ik my zonder tegenspraak verwyderen." De moeder begon luide te jammeren. Fran cesca trachtte hieraan een eind te maken door de opmerking: "„Laat dat toch, moeder 1 Laat hem spreken! Treed nader, Signor, en zeg wat u op het harte ligt. A'eol ernstiger dan het nu tusschen ons staat kan het moei- lyk worden." Aarzelend kwam hy naar hot meisje toe en bleef voor haar staan. Hare armen hingen slap langs het lichaam, haar nog doodsbleek gelaat droeg het stempel van kommer. Deze uitdrukking op het gelaat, dit goheele voor komen sneden hem door de ziel.Hjj knielde voor het meisje neder en nam hare teedore handen in de zjne. Homel! Hoe teer waren die blanke vingers! De moeder stond op, ging voor het raam staan, bedekte de oogen met hare handen en weende in stilte. „Francesca," aldus begon Johannes, „ik heb u veel te zeggen. Drie dagen lang heb ik or mot myzelven over gestreden of ik dat gene, wat ik voornemens was te doen, ook voor mijn geweten kon verantwoorden. en ik ben tot het besluit gekomen dat ik hel, doen moet. Maar luister geduldig naar my; ik heb u eene lange geschiedenis te vertollen." Zy knikte zonder een woord te spreken. En hy begon te vertellenhy onthulde zyn geheele leven voor haar, van zyne vroegste jeugd tot den huidigen dag. Toen hy over AVera begon te spreken, trok Francesca hare handen langzaam uit de zyne. Zy viel hem geene enkele maal in de rede en toen hy haar oindelyk alles geopenbaard had en zyn geheel bestaan, zyn aanzyn als een open boek voor haar lag, ondersteunde zy het hoofd met de hand en bewaarde nog altijd het stil zwijgen. „Hebt u mij niets te zeggen?" vroeg hy n* eene lange en pijnlyke stilte. „Jawel I" antwoordde Francesca. „Eerst moet ik echtor weten wat er in uwe gedachten omgaat. AArat wilt ge van m(j hooren? Dat ik u zal zeggen: „Blijf die vrouw trouw, of: Laat haar voor hetgeen ze is?" „Wat zoudt ge doen, zoo ge in mijne plaats waart?" vroeg hy. Peinzend streek zy met de dunne vingers over haar glad voorhoofd en zeide ten slot ter „Dat weet ik nietdat moet gyzolven weten." „Ik weet alleen wat ik zou willen doen, niet wat ik zou doen," hernam hy en trachtte meteen haio hand te vatten, hetgeen zy echtor niet toeliet. „Ik weet alleen dat ik u bemin, Francesca, en dat ik ellendig zou zyn, indien ge my van u stiet." Een lichte blos kleurde hare wangen, maar hare lippen bleven gesloten en hare oogen staarden oven strak als eerst. „En uwe AVera vroeg zy dof. „Van eene liefde, welke ik met eene andere moet doelen, wil ik niets weten." „Alsof gy die met eene andere zoudt moe ten deelen! Alsof ik niet u, u alleen beminde t Geloof me toch!" Zjj schudde hot hoofd. „Wat zal ik doen, opdat gy my gelooven zult?'' riep hy zenuwachtig uit en stond op. (Wordt venolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1