8853.
Donderdag 27 December
A®. 1888.
(gezQ (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van i§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 21 December.
Feuilleton.
DE R®ODE STER.
LEIDSO
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
▼oor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Alzondeiigke Nommere0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meor 0.171»
Grootere lettere naar plaatsmimte. Voor het in-
caeeeeren buiten de atad wordt 0.10 berekend.
Zij, die zich nu abonneeren op
het Leidsch Dagblad, ontvangen de
tot 1 Januari verschijnende nummers
gratis. Van het kwartaal December,
Jan. en Febr. worden dan alleen de
beide laatste maanden (ad 74 Cts. voor
Abonné's binnen de stad en ad 94
Cents voor die buiten de stad woon
achtig zijn) in rekening gebracht.
KERSTMIS.
In den cyclus van winterfeesten, welke met
St.-Nicolaas een aanvang nemen en waarvan
Driekoningen het slot vormt, is Kerstmis het
middelpunt en het hoogst in eere. Dat kan
niet anders, sinds de belijders van het Chris
tendom aan het aloude midwinter de gedachte
nisviering verbonden hebben van de komst van
Hem, die in de wereld der zedeljjko begrippen
«en nieuw leven heeft gestort, waarvan het
lied: Eere zij God in den Hooge! Vrede op
aarde, in de menschen welbehagen, de
schoone uitdrukking is.
Vrede en welbehagen, God ter eere! "VVy
kunnen die woorden niet herhalen, gelijk ze
door honderden geslachten van geloovigen zijn
nagezongen, zonder er met weemoed aan te
denken, hoe verre wo nog immer van dat ideaal
verwijderd zijn. Diezelfde klanken zullen op
nieuw weergalmen in de tempelgobouwen, en
herdacht worden aan menigen huiselijken
haard, en toch hebben wo wederom het ge-
heele jaar door geleefd to midden van oorlogs
geruchten en toebereidselen tot strijd; met
spanning werden de gelegenheden afgewacht,
waarbij Ge machtigen, in wier hand h6t lot
der volken rust, blijk gaven van hunne gezind
heid; en ademden hunne woorden het ver
langen om den vrede te handhaven, voor een
oogenblik was dan do bezorgdheid geweken,
om opnieuw plaats te maken voor bekomme
ring, als nieuwe militaire lasten op de reeds
zoo zwaar gedrukte schouders der onderdanen
werden gelegd. Vrede op aarde? En al wat
de menschen aan talenten bezitten, wordt
aangewend om nieuwe verdolgingswerktuigen
urt te denken, terwijl hot eene volk met angst
vallige nauwgezetheid bospiedt, welke vorde
ringen het andere op het gebied van het krijgs
wezen heeft gemaakt.
Er kan geen vrede zjjn, zeggen de pessimis
ten, zoolang er ellende heerscht, die tot onte
vredenheid prikkelt, straks tot wanhoop drijft.
En dat misnoegen, het wordt zorgvuldig aan
gekweekt door hen, die in verbreking van de
maatschappelijke orde het middel zien om aan
de spits te komenin openbare vergaderingen
wordt oproer gepredikt en in het geheim worden
laaghartige moordplannen gesmeed tegen dege
nen, wien de taak is opgedragen die orde te
handhaven. Niet „welbehagen", maar „klassen
haat" is het machtwoord, waarmede men voor
geeft aan alle maatschappelijke verkeerdheden
een einde te kunnen maken.
En terwjjl dat alles om ons heen gebeurt,
worden ook in de Kerk, die de draagster moet
zijn van het beginsel der broederlijke liefde,
de zaden van verdeeldheid met kwistige en
roekelooze hand uitgestrooid. Men zoekt schei
ding, men spreekt van uiteengaan, op grond
van verschil in opvattingen en begrippen,
alsof er niets hoogers ware dan dat, en er in
die Vereeniging van Christenen geen reinor
beginsel heerschte, hetwelk machtig genoeg
behoorde te zijn om allo menschen van goeden
wil bjjeen te doen blyven.
Datzelfde gemis aan samenwerking open
baart zich schier op elk gebied. Er is oene
woeling en wry ving der geesten, die or.smt
schrik vervult voor de toekomstde stemmen,
welke van toenadering, van verzoening van vrede
gewagen, worden overschreeuwd door allerlei
strydleuzen. Zou men bij dat alles niet den
moed verliezen, het vertrouwen opgeven, het
geloof als eene hersenschim vaarwelzeggen
Dat ware hot ergste, wat ons kon overko
men. Er zyn erger tyden geweest, en te midden
van storm en beroeringen is de menschheid
toch staande gebleven, heeft zy voortgearbeid
aan do verwezenlykiiig barer idealen. Het is
roods veel, dat wy allen dorsten naar vrede
en broederliefde, gelijk de woestynreiziger naar
de bron, die hem lafenis en oene wjjle rust zal
schenkenen al bezitten v;e do macht nog
niet om onze wenschen in vervulling te bren
gen, ook die zal komen, mits we de banier
van het Christelyk beginsel maar niet uit de
hand leggen.
Vinden sommigen eene oorzaak van moede
loosheid In het feit, dat zooveol eeuwen ach
tereen datzelfde lied, hetwelk wederom in
alle talen over den ganschon aardbodem zal
weerklinken, herhaald werd zonder dat hot
tot dusver de biyde voorstelling der werkelyk-
heid is geworden, wy vinden er aanleiding
in om er mot des to meer opgewektheid mede
in te stemmen. Men zegge niet dat het een
ydele klank is geworden; al stemmen allo
daden er niet mede overeen, het besef, dat
vrede eene der eerste voorwaarden is tot het
geluk van volkoren en individuen, dringt steeds
dieper door. Het zal winnen aan kracht, naar
mate wyzelven er moer van overtuigd worden
en van die os'ertuiging door onze persoonlyke
handelingen belydonis afleggen. Gekroonde
hoofden en staatslieden spreken van „de zege
ningen des vredes", en de volken juichen hen
toe; laat ons hopen, dat de toepassing een
maal meer rekening zal houden met do eischen
der beschaving, welke er niet door gebaat
wordt, dat alle krachten worden ingespannen
tot verhooging van het peil der weerbaarheid.
Vrede op aarde! Als wy dien inderdaad wen
schen, van ganscher harte, dan moeten wy
hem in- de eerste plaats trachten te verkrygon
op maatschappelyk gebied. Het is een der
kenmerken van het Christelyk beginsel, dat
het zoowel eerbiediging van individueele rech
ten als solidariteit van de gemeenschappolyke
belangen predikt, en juist om deze twee pun
ten loopt de stryd onzer dagen, gelyk het vóór
dezen immer geweest is, zoolang er menschen
gevonden werden by wie de neiging aanwezig
was, huns naasten rechten te krenken en zyne
belangen aan de hunne ondergeschikt temaken.
Er heèrscht, 't valt niet te ontkennen, in de
minder bedeelde sociale klassen, een gevoel
van ontevredenheid, een aandrang tot lotsver
betering heerschzuchtige volksmennors kun
nen dat misnoegen exploitoeren, ten oigon
bate, tot het opwekken van een storm, waar
van zy do wrakken als hun buit denken
binnen te halen. Wie den vrede wil, den vrede,
gebouwd op or.d jrling welbehagen, sluit niet
het oog voor de feiten, maar reikt den broeder
de hand in het opwaarts streven, helpt hem
de ellende overwinnen, waarmede hy te wor
stelen lieeft, en maakt diens Ziluk lui uc ^.iJiJO.
Vrede op aardeMen behoeft, om dezen te
verwerven, niet de menigvuldige vraagstukken,
over welke wy van meenirig verschillen, als
niet bestaande te beschouwen. Integendeel,
op die wyze zal het doel nooit bereikt wor
den. Laat ons ze moedig onder de oogon
zien, en mannelyk voor ons gevoelen uitko
men; op dat terrein is het nobel te stryden,
anders is geen vooruitgang mogelyk. Doch ons
stryden worde geen vechten, en by alle meo-
ningsverschil moet de behoefte van samen
werking op den voorgrond blyven staan. De
broederschap biyft onaangetast, als wo eigen
overtuiging kloek verdedigen, en alzoo het
onze doen om licht te verspreiden en dwalin
gen te verbannen. Do noodlottigste bogrips
verwarring is deze, dat wie niet denkt en
oordeelt als wy, onze vyand moet zyn.
Vrede ook in onzen huiselyken kring. Het
Kerstfeest brengt de familieleden, die in ver-
wyderde oorden hunne loopbaan volgen, weer in
een gemeenschappelyk middenpunt byeen, en
men geniet rustig en vroolyk de vreugde van
het samenzyn. Maar in hoevele familiën ge
raken de banden spoedig losser, wanneer slechts
enkele kortstondige ontmoetingen er aan her
inneren, dat men een gemeenschappelyk nest
is ontvlogen! Ook hier zyn het menigwerfde
stoflelyke belangen of verschil van inzichten,
welke tot verwydering, soms tot eene onherstel
bare breuk leiden. Het Kerstfeest moest be
schouwd worden als een algemeene verzoen
dag, waarop de strydbyien worden begraven,
evenwel niet om ze een paar dagen na Nieuw
jaar weer te voorschyn te brengen. Kunnen
we meteen hot bestaand geschil vereffenen,
des te beter; maar is er kans, dat het niet
gelukken zal, ware het dan maar niet best
het voorshands onopgelost te laten, van den
tijd verwachtende dat eenmaal uitgemaakt zal
kunnen worden wie gelyk gehad heeft?
Zonder vrede, zonder onderlinge welwillend
heid is geen geluk denkbaar. Hoe heeriyk is
het dus, dat eenmaal in het jaar, in het tijd
perk, dat de behoefte aan gezelligheid zich zoo
levendig doet gevoelen, het oude en immer
nieuwe lied ons in de ooren klinkt, als eene
herinnering dat er iets hoogers is dan onze
kleine geschilpunten, als eene vermaning,
dat de eer van God onafscheidelyk verbonden
is aan eene goede gezindheid van hen, die zich
Zyne kindoren willen noemen!
In overweging wordt gegeven aan mr.
J. S. D. Van Doorn, ingevolge diens vorzoek,
eervol ontslag te verleenen als secretaris van
curatoren van het Gymnasium, onder dankbe
tuiging voor de vele in deze betrekking be
langloos bewezen diensten.
In de tweodo plaat» stellen B. en AVs. voor
om, wanneer bovenbedoeld ontslag is verleend,
tot de benoeming van een secretaris van ge
noemd college over te gaan, waartoe door
curatoren wordt voorgedragen mr. O. W. Sipkes,
advocaat en procureur alhier, met welke aan
beveling B. en W8. zich vereenigen.
Vanwege de afdeeling Leiden en omstre
ken der Maatscliappy tot bevordering der
Bouwkunst zal a. s. Donderdag avond te half-
acht in het Nutsgebouw wederom eene gewone
ledenvergadering plaats hebben.
UIT I1ET DAGBOEK VAN EEN BEIÏL1JNSCIIEN
1) KECHTSBEAMBTE.
In den voormiddag van den lOden Septem
ber 1849 vonden twee arbeiders op de weide
tusschen Charlottenburg on Spandau by de
zoogenaamde „faule Spree", eene buitenge
woon groote bloedvlek. Het gras toonde sporen
aan, alsof iemand van deze plaats voortgesleurd
was, en deze voerden tot het dicht aan den
oever staande riet, waarin men het lyk van
een man zonder hoofd vond. De romp was
geheel gekleed. Niet ver van het lyk, achter
de struiken, vond men het bovenste gedeelte
van een met bloed bedekten stok, welke waar-
schynlyk tot het volbrengen der misdaad ge
bruikt was. De politie werd er mede in kennis
gesteld en verscheen op de plaats om die in
oogenschouw te nemen. Men zag, dat het lyk
met eene een weinig verkleurde herfstkleeding
gekleed was en in dert borstzak vond mon
papieren, welke den naam van den bierhande
laar Ebermann bevatten. Toen men in den
omtrek eiken vierkanten voet gronds onder
zocht of er misschien nog iets naders te ont
dekken was, vond men ook het hoofd van het
lijk, dat bijna vyftig passen van het lichaam
vorwyderd lag. Dat hoofd, geheel van den romp
afgesneden, had men door sneden en houwen
zóó misvormd, dat liet gezicht bepaald niet
meer te herkennen was, hoewel de kleur van
het haar met het signalement van Ebermann
overeenkwam. Dit signalement was namelyk
gemakkelyk te verkrygen, daar Ebermann
wegens herhaalden diofstal van wild en by
eene ontmoeting met de houtvesters een hout
vester zwaar gewond en een tydlang in de
gevangenis te Spandau doorgebracht had. Op
het lyk werd noch het horloge, noch geld of
iets van waarde gevonden. Men scheen dus
met een moord, gepleegd uit roofzucht, te
doen te hebben, en het bovenste gedeelte van
den achter de struiken gevonden stok scheen
dus wel het eenige purit, waardoor men den
dader zou kunnen ontdekken. Het bericht van
de afgryselyko gebeurtenis had zich met bui
tengewone snelheid, vooral in het noordelyk
gedeelto van Berlyn, verspreid en de politie
stelde den stok ter bezichtiging op een der
politiebureelen, om te weten te komen, wie de
vorige bezitter van den stok geweest was. Een
merkwaardig toeval wilde, dat reeds, nadat de
stok nog maar weinige uren tentoongesteld
was, eene vrouw, die zoo juist hot bureej
binnengekomen was, verschrikt uitriep„Dat
is de stok van myn manHet was de vrouw
van den handelsagent Schaal. De vrouw werd
op het politiebureel gehouden en de politie
snelde naar de woning van Schaal, welke in
Moabit, het westelyk gedeelte van Berlyn, ge
legen was, nam hem gevangen en deed eene
huiszoeking, waarby het horloge van den ver
moorden Ebermann en zyn wandelstok te
voorschyn kwamen. Schaal gaf toe, met Eber
mann, op den dag waarop de moord geschiedde,
in Spandau geweest te zyn. Ook hy was dik-
wyis wegens het stroopon van wild betrapt
en had in de govangenis te Spandau kennis
aan Ebermann gekregen. Hy verklaarde ook,
niet ver van de plaats waar het lyk gevonden
was, van Ebermann afscheid genomen te heb
ben; van den moord wildehy echter volstrekt niets
weten. Het bezit van den stok en het horloge
verklaarde hjj op de volgende wijze. Ebermann
had hem toevertrouwd, dat hy den vorigen
nacht in de nabyheid van Oranienburg een
houtvester, die hem op wilddiefstal betrapte,
had neergeschoten. Ebermann had het plan
opgevat naar hot buitenland te vluchten, en
had daar afschoid van hem genomen. Als
herinnering hadden zy de stokken geruild en
in het laatste oogenblik had Ebermann zyn
horloge te voorschijn gehaald, om het aan zyn
vriend Schaal als aandenken te geven. Het
viel natuuriyk niemand in, aan deze verklaring
van Schaal geloof te schenken. Maar niette
genstaande men hem verklaarde, dat zyne
verontschuldiging zeer zwak was, bleef hy er
by, van den moord niets af te weten. Hij
werd by het lyk gebracht en herkende het
als dat van Ebermann, terwyl hy bovendien
verklaarde dat deze precies dezelfde klee-
dingstukken droeg als het lyk aanhad. Hij
toonde zich ontroerd, toen hy het hoofdelooze
lyk zag, maar bleef beslist by zyne ontken
ning. Met liet proces tegen hom werd aan
gevangen, en in het begin van November 1851
zou de zaak voor het Beriynsche hof van ge
zworenen in behandeling komen. Dat Schaal
de schuldige was, daarvan was iedereen over
tuigd zyn leven werd als geëindigd beschouwd.
Daar verscheen op zekeren dag by de wan
hopige vrouw Schaal, die met haar kind i.i
kommervolle omstandigheden leefde, in het
donker van den avond een landlooper, die haar
verklaarde in staat te zyn, de vryspraak van
haren man te kunnen bewerken.
(Wordt vervolgd.)