N#. 8844. Vrijdag 14 December. A0. 1888. feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering Ion- en feestdagen, uitgegeven. van Bepalingen tot het tegengaan lyan overmatigen arbeid van jeugdige personen en vrouwen. Feuilleton. Zonderlinge vergissing. Leiden, 13 December. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: froor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post140. fcfzonderlgke NommerB0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regele 1.05. Iedere rogel moor/0.17&. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in- casseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Algemeen waardeerde men,—bij het onder hoek in de afdeelingen dor Tweede Kamer,— hët streven van den minister van justitie om dp.ir de indiening van dit wetsontwerp aan ®n belangrijken arbeid der enquête-commissie een practisch gevolg te verzekeren. De vraag werd intusschen gedaan, waarom dit wets ontwerp alleen is uitgegaan van het departe ment van justitie. Sommige leden waren van oordeel, dat de voordracht in de eerste plaats Ban hot dept. van waterstaat, handel en Bjjverheid had behooron uit te gaan. Verschil lende leden kwamen op tegen de uitdrukking ■werkplaats" in het ontwerpeveneens tegen |ie van „jeugdige personen". Zij gaven de voor- eur aan „jongelieden". Opgemerkt werd, dat >ij het aanhangige wetsontwerp van elke jrincipiêele beperking van de staatsinmenging afgezien schijnt te zjjn. Het wetsontwerp toch verlaat het terrein der industrie en betreedt dat der ouderlijke macht m op die wijze zou meu gaandeweg komen ot organisatie van het geheele arbeidersleven 3oor het staatsgezag. Er waren ook leden, die 3e wenscheljjkbeid betoogden om op het gebied lor arbeidswetgeving slechts stap voor stap vooruit te gaan en, hoewel zjj erkenden, dat in dit wetsontwerp meer dan in vroegere rekening was gehouden met de eischen der industrie, konden zij zich daarmede niet geheel vereenigen. Liever zouden zij gezien hebben, lat de Rogeering zich bij de beperking van den arbeid van jongelieden tot den leeftijd van 16 jaren bepaald had, terwijl zij wettelijke egeling van vrouwenarbeid vooralsnog niet wenschelijk achtten. Anderzijds werd ontkend dat men a priori grenzen aan de inmenging van het Staats gezag zou kunnen en moeten aanwijzen. Sommige leden betreurden dat de minister zich van eone uiteenzetting van beginselen had onthouden. Anderen daarentegen meenden dat de minister daaraan goed had gedaan. Groot verschil van gevoelen bleek te be staan omtrent de vraag, of de ouders aan sprakelijk behooren te worden gesteld voor het in dienst nemen hunner kinderen door anderen, in strijd mot de bepalingen der wet. Verscheidene leden achtten dit volkomen billijk. Andere leden meenden dat de wet niet be hoort te treden op het gebied van het huiselijk leven. Straf te stellen op de daad der ouders Naar het Fransch. Een zeer - rijk vreemdeling, Suderland ge naamd, was bankier van het Hof en genatu raliseerd in Ruslandhij stond in groote gunst bjj Catharina II. Op zekeren morgen kondigt men hem aan, dat z{jn huis door wachters omringd is en dat de chef van politie hem verlangt te spre ken. Deze officier, Reliew genaamd, treedt met een ontsteld gelaat binnen. „Mijnheer Suderland," zegt hjj, „ik ben met ware droefheid door mijne genadige Vorstin belast met de uitvoering van een bevel, welks gestrengheid mij verschrikt, mij bedroeft, en ik weet niet, door welk vergrijp of door welke misdaad gij u de ongenade van Hare Majesteit hebt op den hals gehaald." „Ik! mijnheer," antwoordt de bankier, „ik weet het net zoo min en nog minder dan gij mijne verwondering overtreft de uwe. Maar, enfin, wat is dit bevel?" „Mijnheer," herneemt do officier, „in waar heid, de moed ontbreekt mij om het u mede te deelen." „Hé, waarom! Zou ik het vertrouwen van scheen hun alleen oirbaar, waar van eigenlijke mishandeling sprake is. In de eerste plaats werd door sommige leden aangedrongen op uitbreiding van het verbod van kinderarbeid tot den veldarbeid. Daartegen werd aangevoerd dat de veld arbeid, waar de kinderen dien verrichten in of voor het bedrijf hunner ouders volstrekt niet schadelijk is. Andere leden vroegen een verbod van in loondienst verrichten van veld arbeid voor kinderen beneden 12 of 10 jaren. Ook werd gevraagd welke vruchten de vast stelling van gemeentelijke verordeningen tot beperking van den veldarbeid heeft opgeleverd. De wenschelijkheid werd bepleit om het verbod van kinderarbeid tot den leeftijd van 13 jaren uit te breiden. Door zeer vele leden werd een tegenovergesteld gevoelen verdedigd. Van uitbreiding tot den dertienjarigen leeftijd kon, naar hunne meening, in geen geval sprake zijn voordat een voortgezet onderzoek meer licht had verspreid over de vraag in hoeverre de belangen der nijverheid door die uitbreiding zouden worden benadeeld. Eenige leden betreurden het dat de bepa lingen omtrent de inrichting van fabrieken en werkplaatsen ter bevordering van de vei ligheid en gezondheid der werklieden niet reeds in dit ontwerp zjjn opgenomen. Hier tegen werd aangevoerd dat voor dergelijke bepalingen eerst de uitslag van het onderzoek behoort te worden afgewacht. Verschillende leden meenden dat bepalin gen, welke geene betrekking hebben op over matigen arbeid, in dit wetsontwerp niet thuis behoorden. De definitie van het woord arbeid kwam onvoldoende voor. Men drong aan op nadero bepaling van het begrip van arbeid. Eveneens verlangde men eene nadere omschrij ving van hetgeen onder werkplaats verstaan moet worden. Betoogd werd dat de werkzaamheden in de open lucht vermeld konden worden. Ge wezen werd op de verschillende werkzaam heden bij land- en tuinbouw, die niet in de open lucht worden verricht. Men vroeg wat te verstaan is onder werkzaamheden, die in eene stalling plegen voor te komen. Wat de artikelen betreft, wees men er op, dat ge- .sproken wordt van het doen verrichten van arbeid en vroeg naar de bedoeling daarvan. Men keurde het goed dat niet van bepaalde soorten van fabrieken en werkplaatsen ge sproken wordt, maar van bepaalde soorten van arbeid. Gevraagd werd of het niet wen schelijk is waar men eenmaal maatregelen H. M. de Keizerin misschien verloren hebben „Zoo het dat slechts ware, zoudt gij mfj zoo ontsteld niet zien. Het vertrouwen kan terug komen; eene plaats kan weer begeven worden." „Well komt het er op aan rnjj naar mijn land terug te zenden?" „Dit zou eene tegenstrijdigheid zijn; maar met uwe rijkdommen is men overal wèl." „O I Mijn Hemel 1" riep Suderland bevende uit, „is het zaak om mfl naar Siberië toverbannen?" „Helaas! Yan daar keert men terug." „Om mjj in de gevangenis te werpen?" „Zoo het niets anders ware dan dat, daar komt men weder uit." „Hemelsche goedheid 1 Zou men mij willen knoeten „Deze straf is verschrikkelijk, maar doodt niet." „Hé, wat 1" zegt de bankier snikkende, „is mjjn leven in gevaar? De Keizerin, zoogoed, zoo goedertieren, die vóór twee dagen nog zoo gemeenzaam met mij sprak, zou zij wil len.maar ik kan het niet gelooven. Ach! genade, voltooi het; de dood is minder wreod dan die onverdraaglijke onzekerheid." „Welnu, m\jn dierbare," zegt de officier met eene klagende stem, „mijne genadige Vorstin heeft mij bevel gegeven, u op te zetten." „Mij opzetten!" roept Suderland uit, den ander doordringend aanziende; „maar gij hebt voroident omtrent den arbeid van vrouwen, dien arbeid ook te noemen, daar er verschil lende werkzaamheden zijn gevaarlijker voor vrouwen dan voor mannen. De methode van wetgeving werd door som mige leden niet goedgekeurd. Sommige leden wilden de bepaling van de rusturen aan den werkgever overlaten. Gewezen werd op het bezwaar, dat het produceeren van geboorte extracten kan opleveren voor degenen, die buitenslands geboren zijn. Enkele leden acht ten het bedenkoljjk dat de rustdagen voorde Israëlieten niet bij de wet zelve werden vast gesteld, evenals die voor anderen. Sommige leden achtten het bedenkelijk aan zoovele ambtenaren de bevoegdheid te verleenen ton allen tijde recht' van toegang te geven tot alle fabrieken, werkplaatsen en vaartuigen. Gevraagd werd of werkplaatsen, behoorende tot vakscholen, werden uitgezonderd, zoomede of onder militairen dienst ook de dienst der marine is begrepen. Ten slotte wenschten enkele leden gecon stateerd te zien, dat art. 82 van de wet op het lager onderwijs door deze wet niet zal vervallen. Heden ontvingen wij het jaarlijksch ver slag der „Vereeniging tot ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen enz." te Leiden. Met genoegon deelt het bestuur daarin mede, dat de Vereeniging bloeit en op een steeds toenemend aantal leden mag bogen. Het leden tal gedurende het afgeloopen jaar bedroeg in het 1ste halfjaar 138, en in het 2de 128, terwjjl het aantal donateurs 23 en dat der buitengewone leden niet minder dan 204 bedroeg. De Vereeniging ontving ook dit jaar van eene geachte Leidsche firma een belangrijk geschenk, bestaande in 12 halve flesschen wijn. Eene andere firma verklaarde zich be reid, de Vereeniging haren steun te verleenen in voorkomende gevallen. Van dit vriendelijk aanbod werd ook gebruik gemaakt. Aan beiden wordt hartelijke dank gebracht. Ondersteuning werd verstrekt aan niet min der dan 495 vrouwen, zijnde ongeveer 100 meer dan het vorige jaar, met: 971 porties soep, 1425 porties vleesch, 4913 eieren, 4352 liter melk, 1992 bestellen en 1448 halve HG. rookvleesch. Buitengewone ondersteuning werd verleend aan 13 vrouwen, met: 6 eieren, 7 liter melk, 2 halve HG. rookvleesch, 5 halve flesschen uw verstand verloren, of de Keizerin heeft het hare niet meer; gij zoudt anders dergelijk bevel niet ontvangen hebben, zonder daarvan de wreedheid en de dwaasheid aan te toonen." „Helaasmijn arme vriend, ik heb gedaan, wat wij gewoonlijk nooit durven doenik heb mijne verwondering, mijne smart te kennen gegeven, ik waagde het, nederige opmerkin gen te makenmaar mjjne verhevene Vorstin, mij mijn dralen verwijtende, beval mij op een verbolgen toon te vertrekken en dadelijk het bevel uit te voeren, dat zjj mij gegeven had, daar bijvoegende deze woorden, die nog in mijne ooren weerklinken„Ga, en vergeet niet, dat het uw plicht is, u zonder tegenzin te kwijten van den last, dien ik mij verwaardig u op te leggen." Het is onmogelijk de verbazing, de gram schap, de siddering, de wanhoop van den armen bankier te schetsen. Nadat hij eenigen tijd den vrijen loop aan de uitbarsting van zijne smart gegeven heeft, zegt hem de chef van politie, dat bij hem een kwartier uurs geeft om orde op zijne zaken te stellen. Suderland bidt, bezweert, dringt hem een geruimen tijd tevergeefs, hem een briefje aan de Keizerin te laten schrijven om haar medelijden af te smeeken. De dienaar, overwonnen door zijne smeekingen, geeft, al bevende, aan zjjn verzoek toe, belast zich met wijn, 2 porties vleesch, 50 turven en 10 halve flesschen cognac. In plaats van den heer Heynsius, arts, trad als adviseerend lid op do heer Metzlar, assistent der verloskundige afdeeling. Naar aanleiding van ingekomen klachten, heeft het bestuur herhaaldelijk de verstrekte levensmiddelen onderzocht, en deze, den prijs in aanmerking genomen, steeds van goede hoedanigheid bevonden. In do algomeone vergadering werdeu tot bestuursleden voor het volgend jaar gekozen de heeren Van Lissa, voorzitter; Doorman, secretaris; Maas, penningmeester, Wilschut en Ekker. Het vroeger Bestuur bestond uit de heeren H. Burger, P. Loeff, A. F. A. M. Van Dom melen, P. J. M. Van Seters en H. Braat. De Commissie van Toezicht bestaat uit de heeren dr. D. De Loos, mr. J. A. F. Coebergh en prof. dr. Hector Treub. De balans over het afgeloopen boekjaar geeft, wat de inkomsten betreft, de volgende cijfers aan: contributie van gewone leden 831, contributie van buitengewone leden 731, contributie van donateurs 43, vrij willige bijdragen 6, (nog te innen posten 27), totaal ƒ1611. De uitgaven bedroegen aan gewone onder steuning ƒ1180.11, buitengewone ondersteu ning 17.83, loon Ligtvoet voor het ophalen der quitanties 15.96'/j, bureaukosten f 29.02'/j, te zamon 1242.93, zoodat er een batig saldo is van 368.07. Het reservefonds bedraagt 377.69. Ook de vierde Volksbijeenkomst, welke gisteravond in de Stadszaal gehouden werd, kwam daarin met hare voorgangsters overeen, dat ze druk bezocht word. De heer P. Fijn Yan Draat trad als spreker op en had tot onderwerpen zijner lezing gekozen„Klaas de Brugwachter" en „Philémon," welker be handeling zeer in den smaak van het publiek scheen te vallen. Kenmerkten de Volksbijeenkomsten zich anders steeds door de stiptste orde en wisten alle bezoekers zich steeds te gedragen zooals dat bg eene lezing behoort, ditmaal werd do orde onderbroken en was een 15-tal bezoekers, van wie men reden kreeg te veronderstellen dat zij den vereischten leeftijd tot toelating op de bijeenkomsten nog niet hadden bereikt, zeer woelig, en zóó lastig, dat een paar vrou welijke bezoekers het geraden achtten de zaal te verlaten. Het is te hopen dat die jongens niet meer zullen toegelaten worden. zijn brief en vertrekt; en, niet naar het paleis durvende gaan, begeeft hij zich haastelijk naar den graaf De Bruce, gouverneur van St.- Petersburg. Deze gelooft dat de chef van politie gek geworden is, zegt hem, hem te volgen, hem in het paleis te wachten, en gaat zonder dralen naar de Keizerin. Binnengelaten bjj deze, stelt hij haar de zaak voor. Catharina, dit verhaal hoorende, roept uit: „Rechtvaardige Hemel, welk een schrikWaar lijk, Reliew heeft zijn verstand verloren. Graaf, vertrek, loop schielijk heen en beveel aan dezen zot om oogenblikkelijk mjjn armen bankier van zijne dwaze vrees te bevrijden en in vrjjheid te stellen. De graaf gaat heen, vol voert het bevel, komt terug en vindt Catharina schaterende van lachen. „Ik begrijp thans," zeide zjj, „de oorzaak van een voorval, even kluchtig als onbegrijpe lijk. Ik had sedert eenige jaren een kleinen hond, dien ik zeer beminde en dien ik den naam van Suderland gegeven had, omdat ik hem van een Engelschman, die zoo heette, present had gekregen. De hond stierf; ik gaf aan Reliew bevel, hom te doen opzetten, en daar hjj aarzelde, werd ik toornig op hem, denkende dat hjj, wegens eene dwaze ydelheid, hot beneden zijne waardigheid achtte, dergelijk bevel uit te voeren. Ziedaar den sleutel van dit bespottelijk raadsel."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1