JjHi
JSu^M
N°. 8765.
Donderdag 13 September
A0. 1888
in TT
Y
(foMefroy's tweede reis naar de
Westkust van Afrika.
(Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 12 September.
Feuilleton.
OP HET WAD.
M 1- /s i
V .y-. -
J /o^cA S) V V '-(
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Otlloicele Keimit^cvin^en.
lurgemeeeter en Wethouders van Leiden
ezien art. 8, l6te alinea, der Wet van 2 Juni
175 (Staatsblad No. 95), tot regeling van hot too-
t bo het oprichten van inrichtingen, welke gevaar,
indo of hinder kunnen veroorzaken;
brengen bij deze ter algemeene kennis dat door hen
gunning ia verleend aan P. G. TIMP en rcchtver-
jgenden, tot het plaatsen van een gasmotor
i drie paardenkracht in het perceel Yan-dcr-Werf-
aat 15.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Lïiden, DE KANTER, Burgemeester.
Sept. 1888. E. KIST, Secretaris.
Pat ent bladen.
Do Burgemeester, hoofd van het bestuur der ge-
ente Leiden, brengt ter kennis van bc-lacghebben-
n, dat de patentbladen veor de gepatenteerden,
nendc ia de "wijken I, Iï, III en IY-, over het
•netjaar 1388/89 bij bet Collego van Zetters, in
|n der vertrekken van het Raadhuis dezer gemeente,
vertoom van het aanslagbiljet, verkrijgbaar zijn,
tgelijks des namiddags vr.n één tot dïie uren eit
il op Donderdag 6, Vrijdag 7, Saterdag 8,
aandav g 10, Dinsdag 11, Woensdag 12 eta
«ond-prdag 13 September a. s., ter will na fest
•strijken van dien termijn, de onafgehaalde patent-
bladen ter uitreiking «roeten worde» afgegeven r-an
|e deurwaarders der directe belasticg alhier, die voor
,nno moeite mogen eischen tien cents, zonder neecr.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
icpt. 1888. DE KANTER.
PRIJS DER AD VERTENTTEN
Van 1—G rcgela 1.05. Iedere regel meer ƒ0.17$.
Grootere lettere naar plaatsruimte. "Voor het in-
caescercu buiten do etad wordt 0.10 borekend.
I.
J De lieor L. J. Goddefrqw, reisgenoot en
assistent van den heer D. D. Veth of zijne
pimpspoodige reisen in de Povtugeesoho be
zittingen op Afrika's Westkust staat op
bet punt tot voortzetting vooral vr.n het
ethneiogisch onderzoek, andermaal near die
zelfde gewesten 6e vertrekken. Na de terug
komst van zjjne eerste ireis heeft dijj met
zware ziekten er. vele tegenspoeden gewor
steld, maar nimzoer de hoop opgegeven om
nog eenmaal naar die streken terug te keeren
en de taak weder >op t9 vatten, in welker
vervulling hij doe* het -overlijden -van zijn
leidsman en beschermer was gestoerd. Te
Brussel, waarheen hij zich begeven had in do
hoop om bij de Tentoonstelling van dit jaar
«en tijd-oiyken werkkring te vinden, is het
plan tot do nieuwe reis gerijpt. Men cal zich
herinneren dat de heer -Goddefroy in het
atst vaa 1885 de ethnol&gische voorwerpen,
;ie hij ia Afrika had bijeengebracht, en die
hans, voer zoover zjj aan de Expeditie van
Beaehrcwen in „Daniël Veth'e Reizen in Angola,
oorafgeg&an door cene achcta van zijn leven," door
P. J. Veth en Joh. F. Snollemao. Haarlem, HL D.
[jeenk Willink 1887.
den heer Veth toebehoorden, een deel uitma
ken van de schoone ethnologische verzameling
voor het Genootschap Natura Artis Magistra,
eenigen tijd in de lokalen van het Nederlandsch
Handelsmuseum heeft ten toon gesteld. De
directeuren dier inrichting hebben zich ook
te Brussel zijner aangetrokken, hem by de
werkzaamheden eene zijner waardige plaats
bezorgd, en hem aanbevolen aan eene Ver-
eeniging van Belgische hoeren, die het plan
hadden opgevat, in navolging der tentoonstel
ling van zwarten uit Gaboen welke thans
te Brussel plaats heeft en vele belangstel
lenden trekt, op de groote Tentoonstelling te
Parjjs, welke in het volgende jaar zal gehouden
worden, een gezelschap zwarten te brengen
uit andero deelen van Afrika's Westkust, ge
paard met eene verzameling van voorwerpen,
welke tot opheldering hunner levenswijze
kunnen strekken. Dit aanvankelijk vage plan
heeft door menigvuldige besprekingon met den
heer Goddefroy allengs vaster omtrokken en
grooter omvang gekregen.
Het rijn vooral de Moudombe's en Oram-
bo's, de voornaamste bevolkingen van die
gedeelten van Angola, die door onze Ne-
derlandeche reizigers bezocht zijn bevol
kingen, die nog weinig de aandacht der
ethnoiogen hebben getrokken, die men op
deze wjjze binnen dec kring dor wetenschappe
lijke ondorzoekingen wil brengen. Met de ten
toonstelling van een aantal personen zal eene
soort -van Afrikaanech Museum verbonden
zijn, bestaande deeis uit toekeningsn en pho-
tographieön, deels uit huisraad, klocding,
wapenen en andere -ethnologische voorwerpen,
van West-Afrika's kustlanden, weüe de nood-
rakelyk beperkte duur en de omstandigheden
aan den reiziger zullen vergunnen bijeen te
brengen.
Men weet, om slechts één voorbeeld te
noemen, door het werk, dat Pmins Roland
Bonaparte over de op de Amsierdamsche
tentoonstelling van 1®83 aanwezige-Surinaam-
scbe inbaorlingen schreef, hoe nuttig zulk
eene tentoonstelling voor de wetenschap zijn
kan. En ón een tyd als de onze, waarin de
belangstelling in do konnis van vreemde lan
den en volken, ook busten den kring der ge
leerden van professie, zoo groot en alge
meen is.'iaag men er ceker op rekenen dat
ook het graote publiek deze onderneming mot
bijval zal begroeten.
De ondernemers hebben oen aanzienlijk
kapitaal bijeengebracht oca de uitrusting, de
reis, den aankoop van de verzameling en de
contraeten met do inlanders te bekostigen.
De heer Goddefroy zal in staat zijn zich in
ieder opzicht ruim te bewegen en zich te
doen vergezellen door een paar onder zijne
bevelen staande assistenten, waarvan de eene
een bekwaam teekenaar en geoefend photo-
graaf ls. Aanzienlijke kredieten zijn don heer
Goddefroy, door tusschenkomst der Nieuwe
Afrikaansche Handelsvennootschap te Rotter
dam, steeds zoo welwillend in het voorthelpen
en steunen van wetenschappelijke reizigers,
bij hare factorijen op de Westkust van Afrika
geopend. Ook is er reeds gezorgd dat te Parijs
eene voldoende ruimte, echter buiten het eigen
lijk terrein der tentoonstelling, voor het Neder
landsch Afrikaansch Museum met zijne typen
beschikbaar zal zijn.
De heer Goddefroy is thans met zjjne uit
rusting geheel gereed. Zijne afreis is op den
15den dezer bepaald, en wel met de stoomboot
„Lualaba" van de firma Elder, Dempster en
Co. te Liverpool. Deze boot ligt thans in
lading te Antwerpen, en het is zeker voor
den heer Goddefroy en zijne reisgenooten geen
gering voordeel, dat r.ij zoo zeer in de nabij
heid van Brussel kunnen embarkeeron. Aan
deze boot is do voorkeur gegeven om eene
reden, die andere reieigors eer zou afschrikken,
namelijk dat zij op de reis een aantal plaatsen
op de Westkust van Afrika aandoet, en daar
korter of langer vertoeft. De heer Goddefroy
hoopt gelegenheid te vinden in al die plaatson
acnkoopen voor eigne verzameling te doen. De
Nederlandsche boot „Afrikaan", en de Portu-
geescho mailbooten gaan meer rechtstreeks
op het doel af, en zelfs do boeten van de
f.rma Würmann te Hamburg, met eono van
welke do heer V-eth eene voor hem, met hot
eag op zijne plannen, veel te langwijlige reis
maakte, doen niet zoo veie kustptaatsen aan,
als met de „Lualaba" het geval tal zijn. Deze
v-Dordoelen wegen ruim op tegen het bezwaar,
dat laatstgenoemde boot, alvorens de reis naar
iifrika to aanvaarden, nog Hamburg on Liver
pool moet bezoeken.
Door de „Lualaba" te Banana, aan den mond
der Kongorivier gebracht, zal Goddefroy van
daar met de Portugeescho mailboot naar Bon-
gaella gaan, en verder over hot algemeen den
weg volgen, welken hij vroeger met den heer
Veth heeft afgelegd, maar in omgekeerde
richting en dus in overeenstemming met het
aanvankelijk plan van zijn overleden chef.
Hij «al echter waarschijnlijk in het belang
zjjnec ondernoming «enige plaatsen dieper in
het binnenland, zooale Cakonda en Quipungo,
bezoeken. Op de reis van Benguella en het
nabijgelegen Catumbella via Quillengues naar
Humpata en Huilla, die hij zich voorstelt te
doen met goed gedresseerde rjj- en pakossen,
zal hij den hoek van Kalahangka weder be
zoeken, waar de heer Veth onder oen grooten
steenhoop begraven ligt. Men herinnort zich
uit „D.miël Veth's Reizen in Angola" dat.
omtrent de ligging van dit putft nog vrij
groote Onzekerheid heerscht. Deheer Goddefroy
heeft beloofd het nauwkeurig op te nemen,
en de plek waar het graf is, te photographeeren..
Ook zal door zijn tocht over verscheiden andere
punten der reis van den heer Veth een nieuw
licht opgaan. Daarom zal ook door de talrijke
vrienden van den hoer Veth, in de eerste
plaats door zijn ouden, diep bedroefden vader,
deze tocht van Goddefroy met bijzondere be
langstelling worden gadeslagen. Van alle plaat
sen, door hem bezocht, heeft Goddefroy beloofd
nauwkeurige berichten te zenden, en wij zijn
in de gelegenheid aan onze lezers de toezeg
ging te geven, dat hun telkenmale de hoofd
inhoud dier berichten ten spoedigste zal worden
voorgelegd.
De 58ste algemeene vergadering van de
Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst
werd, zooals door ons gisteren reeds met een
enkel woord werd medegedeeld, besloten met
oen gemeenschappelijken maaltijd in do zaal
van „Zomerzorg."
Die zaal had oen recht feestelijk aanzien.
Eene prachtige, smaakvolle groep van frispche
bloemen en keur van gi oen verborg do kleine
kapel der Leidscho dd. schutterij voor de
blikken der dischgenooton. Vóór die versiering
met bestanddeelen uit hst plantenrijk prijkte
do banier der afd. Leiden en omstreken van
meergenoemde Maatschappij, terwijl do zaal
verder was voorzien van sierlijk aangebrachte
draperieën en wapenschilden.
Zeventig personen namen aan den maaltjjd
deel en er heerschte onder de aanzittenden een
zeer opgewekte, kameraadschappelijke geest.
Was het aantal toosten, welke rnet den
naam van niet officieel zouden bestempeld
kunnen worden, groot, niet gering in aar.tal
voorzeker was dat der officiëele.
De rij dier dronken werd geopend dc»r den
heer Cuypers, wiens oordeel het was dat de
gasten veel verschuldigd waren aan de goede
organisatie der afd. Leidendie daaruit meende
te mogen afleiden dat die afdeeling zelve ook
goed is samengesteld; opmerkte dat allen
ongetwijfeld de vrijheid liefhadden, zoo die
orde houdt; wees op het goede voorbeeld, door
Leiden gegeven en voorstelde den eerster*
Verhaal van het strand der Noordzee.
I 5) Naar het Duitsch van
Th. JUSTUS.
I De anderen sliepen reeds lang toen hij zich
nog altijd rusteloos van de eene zjjde op de
indere legde. Met geweld trachtte hij de zorg
yoor zijn dochtertje van zich af te zetten;
at hy niet slapen kon, was zeker alleen
diarin gelogen, dat wind en water zoo on
rustig waren, praatte hy zich in. Zoo erg had
het echter ook niet sedert jaar en dag ge
stormd, on het was nog drie uren voorhoog
water.
Onverwachts moest dan toch de slaap hem
vermand hebben, want by ontwaakte plot-
ling uit zware, benauwendo droomen. Was
t niet een schot, dat door den storm knalde?
n thans weer een! Maar neen, niet vaneen
hip, van de kust moesten de schoten komen,
ant ook afgebroken klokkentonon deden zich,
ls het huilen van den wind een oogenblik
phield, hooren. Geen twijfel, de kust was
edreigd, de dyken liepen gevaar, daarom
aarschuwden de schoten, daarom luidden de
klokken en riepen iederen man op zyn post. En
terwyi hy nog overlegde, of hei geen tyd was,
zyne kameraden te wekken, deed zich onder
den houten vloer der loods een wonderiyk
kletterend gedruisch hooren. Nog een oogen
blik luisterde hy met ingehouden adem, dan
sprong hy uit zyne kooi en voelde huiverend
het water aan zyne voeten.
„Staat op, mannen! Het water is er!"
Deze wóórden waren niet zeer luid uitge-
stooten, maar er lag iets in, dat door merg
en been drong, iets, waaraan geen slaap weer
stand bood. Het duurde slechts seconden, voor
dat ieder op zyne voeten stondéén stak aan
de glimmende haardkolen eene lamp aan
byna zonder dat er een woord gesproken werd,
trokken allen hunne kleeren aan. Intusschen
steeg door de naden van den vloer het water
hooger en hooger en door het beuken der
golven geraakte het geheele lichte gebouw in
eene wankelende beweging.
„Zyn allen klaar?" vroeg de onderbaas
Dierksen; „dan spoedig in de boot, dan komen
wy met Gods hulp vóór den storm aan land
Ja, klaar was alles, maar toon men nu do
deur der loods opendrukte waar was do
boot? Twaalf paar oogen staarden ontzet naar
de plaats, waar de boot had moeten liggen
en niet lag!
„Gerechte Hemel! De touwen zyn ge
scheurd
„Daar! Is dat de boot?" vroeg Karei Wa
termeier, op een donker voorwerp wijzend,
dat op eenigen afstand voorbijdreef.
Hermann Wulf schudde het hoofd. „Het is
een stuk van een wrak of misschien een boei
onze boot is bet niet."
„Op den zolder, mannen!" commandeerde
de oude Dierksen. „Er blijft ons niets anders
over dan daarboven af te wachten, totdat
het water valt."
De een na den ander ging nu de tegen een
luik leunende ladder op. De laatste van hen
trok deze naar boven, opdat zy niet door het
water weggespoeld zou worden.
In de nauwe, donkere ruimte zaten nu de
twaalf schipbreukelingen te luisteren naar het
woeden van wind en golven. Één had oen
stuk kaars mee naar boven genomen, een
ander vond staal en steen in zyn zak en zoo
kon men ten minste licht ontsteken en zich
van kisten en vaten gebrekkige zitplaatsen
maken. Als de koude maar niet zoo govoelig
ware geweestDoor allo voegen gierde de wind
en spoot het zilto schuim; eenigen hadden in
de haast hunne kousen niet kunnen vindon
en blootsvoets de schoenen aangetrokken. Een
paar oude zakken, welke op den zolder gevon
den werden, werden in reepen gescheurd,
maar het hielp weinig, dat men deze laatsten
om do van koude bevende voeten wond. Met
ware vreugde werd het begroet, toon Karei
Watermeier uit eene der kisten eene flesch rum
te voorschijn haalde. Deze drank bracht ten
minste eene tydelyke verwarming.
„En wy' verhongeren ook nog lang niet,"
verklaarde Karei verder op triomfeerenden
toon, terwyl hy uit eene andere kist roggebrood
en een stuk gerookt spek haalde, dat by met
zyn zakmes in schyven sneed.
„Daarmede kan men het wel uithouden!"
meende Lude Blockmacher, nadat hy verzadigd
was. „Tegen don middag zal men ons van hot
land wel te hulp komen. Wij moeten spoedig
eene noodvlag uitstekendie kunnen zy dan
in Holtgast zien, zoodra het dag wordt."
„Wy willen het hopen!" zeide bezorgd de
oude Dierksen, dio uit het aan de gevelzyde
van het huisje aangebrachte dakluik gekeken
had. „Wij willen van harte hopen dat het
weer opklaart. Tot nog toe is de lucht alsof
zy zich met een mes liet snyden."
(Wordt vervolgd.)