Leiden, 11 September. Van Mieris iets te citeeren omtrent Leidens ligging. Wat don oorsprong van Leiden betreft, haalde spreker aan hetgeen dr. W. Pleyte in zyn boek „Leiden vóór 300 jaren en thans" daaromtrent heeft geschreven. Vervolgens gaf hg een overzicht van het verder geschiedkundig onderzoek en bepaalde hij zicli tot de volgende gebouwen Ten eerste het Raadhuisdat, voor zoover geschreven bronnen reiken, geene andere plaats heeft gehad dan de plek, waar het thans nog de Breestraat siert, liet Raadhuis, dat her haaldelijk is uitgebreid door den aankoop van verschillende huizen, waarvan reeds vóór 1350 werd gewag gemaakt. In 1491 werd een doel van het Raadhuis door eene buskruitontploffing vernield on, nadat het vernielde hersteld was, bleef het gebouw in zyn toestand tot omstreeks 1597, toen het uitwendig bijna geheel vernieuwd werd. In 1663 werd het nogmaals vergroot en in 1704 aanmerkelijk verfraaid. Het jaar der stichting is evenmin bekend als de naam van den bouwmeester; sommigen denken aan Lieven De Key, anderen aan do beroemde Nedorlandsche bouwmoostcrs Vrede man, Vriese en Hendrik De Iveyzer. Het grootste gedeelte van het inwendige en van don voorgevel is in 1597 gebouwd. De voorgevel is toen uit Bucke Burger-steen opgetrokken; hij heeft eene lengte van 77 nieter en tot den bovenkant der kroonlijst eene hoogte van 9.70 meter. Oorspronkelijk was hy met vier puntgevels versierd. De grooto stoenen trap, welke vroeger binnen het gebouw was, is toen met lofwerk en hard- steenen platen gesierd en do in 1434 gebouwde „kaak" weggebroken. Het inwendige van het gebouw moest by den bouw biykbaar onderdoen voor het uit wendige. De Raadszaal, waar de huidige vergadering werd gehouden, en de zaal van Burgemeester en Wethouders zyn met veel rykdom, in renaissance-styl uitgevoerd,in 1704herbouwd; prachtige gobelins versieren de wanden; de beide marmeren schoorsteenen zyn mode zeer fraai. Ook de archivariskamer, vroeger weeskamer, in 1604 tot het eerstgenoemde doel ingericht, is eene bezichtiging om hare eikenhouten wandbetimmoring overwaard. Door het springen van het schip met kruit op 12 Jan. 1807 werd aan het Raadhuis eene belangryke schade berokkend, welke ruim f 22,000 voor herstelling vorderde. Onder de zaal van B. en Ws. bevindt zich op de straat een stoepje van vier treden met leuning, doch zonder ingang daarby. Dit stoepje, nog aanwezig, doch niet meer gebruikt wor dende, werd „roepstoel" genaamd; daar werden de bankroetiers drie dagen achtereen, winter of zomer, op den middag, van halftwaalf tot halféén, alleen in hun hemd te pronk gesteld, als schandbeelden en tot afschuw voor Leidons eeriyke burgerij. De toren bestond reed3 in 1392, was niet zoo hoog als, nu, word dat eer6t in 1411 of 1413, schynt in 1512 veel door wind geleden te hebben en is in 1573 verbrand en inge stort. Binnen twee jaren werd zyn opvolger gebouwd; den laatsten Augustus 1576 is do groot9 klok, wogende 9970 ponden, naar boven gewonden en op don 2den April 1577 werd de spits geplaatst, welke in 1760 is vernieuwd. Tot aan den kop van den leeuw heeft de toren eene hoogte van 00 meter. Het uurwerk en het klokkenspel zyn van de beste in hunno soort en kunstig vervaardigd door meester Henrick Van Muijs, uit Hasselt. Voor hot halfuurslag werd eene kleine klok onder de groote gehangen en een uurwerk hieraan toe gevoegd, wegende 23.242 oude ponden. In 1657 was het uurwerk byna 100 jaren oud, van oude constructie, met oen onrust. Men besloot tot herstelling der gebreken en dus ook daartoe, het oude onrustwerk door een nieuw slingeruurwerk, volgens de toe passing van Christiaan Huygens, te doen ver vangen. Thans bevindt zich dat. .carillon in een staat, welke vurig doet verlangen naar ver betering. By besluit van 25 Oct, 1SS3 werd door den gemeenteraad besloten over te doen gaan tot restauratie van den gevel en tot verwydering van de daarop aanwezige ontsieronde verf laag, vermoodelyk aangobracht in het laatst der voorgaande of in hot begin dezer eeuw. Dat werk is nu voltooid en men kan door het te voorschyn treden der duizenden ver sieringen, welke als met kwistige hand zyn aangobracht, zich verlustigen in de groot go daclïte compositie, omdat de verhoudingen der deelen met elkander een volkomen evenwicht vormen. Een hartelijk woord van dank en hulde bracht spreker hiervoor aan het Dagelyksch Bestuur en aan den Gemeenteraad van Leiden en hy eindigde zijne beschryving van het Raad huis met eene voor dat gebouw vereorende opmerking uit I. H. Loiiman's beschryving, vyaaraan de voorgaande aanteekeningen in hoofdzaak ontleend waren. De Burg vormde het tweede gedeelte der mededeelingen. Spreker herinnerde er aan wat wederom Frans Van Mieris zegt ook aangaande den oorsprong van den Burg en ook aan het oordeel van dr. W. Pleyte daaromtrent, om daarna met dr. Schotel ts vragen of de grond vest van dozen bouw niet zou gelegd zyn door de Romeinen. De tyd van stichting ligt in het onzekere, maar het doel daarvan kan niet betwyfeld worden. De Burg is ongetwyfeld grooter van omvang geweest dan hy thans is. Breedvoerig beschreef spreker het beheer van den Burg en hy'kwam daardoor 'tevens tot geschiedkundige feiten, met het gebouw onafscheidelijk verbonden. Al het bezienswaardige, zoo van het in- als van het uitwendige, werd door den heer Kok geschetst, waarna hy overging tot de St.-Pancras of Hooglandsche Kerk, omtrent welker stichting spreker oenige byzonderheden vermeldde, naar aanleiding van de aanteeke ningen uit de papieren of rekeningen van den heer Hendrik De "Waert. Men begon den bouw dezer kerk in 1280 met meer dan 120 man. Door twist van eenige heeren vorderde het werk evenwel niet zoo spoedig als wel het geval had kunnen zyn. De kerk werd in 1315 ingewyd en is sedert een schoon gedenkteeken der Gothische bouwkunst. Hulde verdient, volgens spr., het streven om de schoonheid van het gebouw in stand te houden. Ten vierde l6idde de heer Kok de aanwe zigen in den geest naar de gryze St.-Pieter- en Pauluskerk, welke vertimmerd werd in 1121 en gewyd 11 September (dus heden juist 767 jaren geleden). In 1339 is zy naar de west- zyde vergroot. Na nog tal van byzonderheden genoemd te hebben, ging spr. over tot de behandeling der Nieuwe of Harekerk, waarvan den 27sten September 1639 de eerste steen werd ge- !:gd. en vo'or welker bouw, volgens Orlers, meer dan 3000 masten in den grond zyn geheid. In 10 jaren was het werk voltooid; de kerk werd den 13den October 1649 inge wyd door ds. Johannes Dermout. Na de mede deelingen omtrent dit kerkgebouw, besprak de voorzitter Het Universiteitsgebouw, citeerde een stuk van mr. Hugo De Groot aangaande de redenen van stichting, deelde mede dat het gebouw in 1616 door brand zeer werd beschadigden in 1618 was herbouwd en besprak tal van andere byzonderheden, om eindelyk de aan wezigen nog, met voorbygang van nog veel belangryks, naar spr. zeide, te wyzen op het glanspunt der stad, het tydpork der 17de eeuw en vestigde hy de aandacht o. a. op de St.-Lodewijkskerk, het Gemecnlandshuis van Rijnlandop den schilderachtigen gevel van de Bibliotheek van Thysius, het gebouw op de Stadswerf, ep de Lakenhal enz. enz. Hiermede was spr. aan het einde zijner mededeelingen gekomen en wees hy ten slotte op den tegenwoordigen toestand van Leiden. „Meer en meer", zeide hy, „wordt onze goede stad door vele familien tot opvoeding hunner kinderen bezocht, en geen wonder! Waar vindt men zulk goed onderwys als hier?Dank aan de onbekrompen maatregelen van ons gemeentebestuurIs onze academie bovendien niet de eerste in ons land? Verheugen wy ons niet in heerlyk gezond drinkwater, ons uit Kat wyks duinen kunstmatig toegevloeid? Verlustigen wy ons niet in eene goede en goedkoope gasverlichting? Verre van ons," zoo vervolgde spreker, „dat wy dozen toestand volkomen achten, om daarop rustig in te dutten veel moet er in do naaste toekomst nog worden gedaan noemen wy slechts: lo. het vergrooten der stad, getuige den aanbouw van burgerwoningen langs de singels2o. het dempen van som mige grachten (eigenlyk open riolen); 3o. ver betering van riolen, zy het ook in voortzetting van het Liernur-stolsel, in 1873 aangevangen, of op andere wyze. „Loidon behoude", aldus eindigde ds spreker, „den ouden eeretitel van zetel van Minerva en verovere dien van Lustoord der Gratiën (Zie vervolg Ode pagina). In tegenwoordigheid van een groot aantal belangstellenden had hedenmorgen op de be graafplaats aan do Groenesteeg de teraarde bestelling plaats van mejuffrouw Elizabeth Van Dyk, in leven onderwyzeres in het Duitsch aan de Kweekschool voor onderwy- zers en onderwijzeressen. Door het onderwyzend personeel der kweek en leerschool en de beide hoogste klassen der kweekelingen opgewacht, werd de baar met kransen overdekt, waaronder een van hot onderwyzend personeel en een ander van de kweokelingon, grafwaarts gedragen. Toen allen zich om de groeve hadden ge schaard, sprak ds. Van Boekeren „een enkel woord," „ofschoon", zeide spreker, „aan dit graf zwygen, Gode te zwygen, wellicht wel sprekender ware geweest. Maar toch, om uiting te geven aan de gevoelens, die de talryke, hier aanwezige schare bezielt, een enkel woord, een woord van troost en be moediging voor den zielsbedroefden vader en de treurende broeders, die een kostbaren schat komen toevertrouwen aan het zwy- getide graf. Dit graf, de natuur om ons heen, de bloemen op die doodsbaar, het predikt ons allen vergankelijkheid. Maar wat ook moge vergaan, de liefde blijft; zij vergaat nimmermeer. Zoo wordt ook de band, die 't hart der ouders verbond aan dit veelgeliefde kind, door den onverbiddelyken, wroeden dood niet verbroken. Die liefde is sterker dan de dood, zong reeds de dichter der oudheid. En ook, wat om ons mogo bezwyken, de liefde Gods blyft, hoe moeilyk het ons soms valt aan die liefde te bly ven gelooven de christen weet dat Gods vaderliefde over hem waakt. Met de eerste regels van Gezang 160 vs. 5 besloot spreker zyne hartelijke en verheffende toespraak. Daarna trad de heer A. v. d. Harst voor de geopende groeve en sprak, zich tot den vader richtende, ongeveer het volgende: „Een groote schat is u ontnomenwat het zeggen wil een kind te moeten missen, op zulk een leeftyd als uwe onvergetelijke dochter had bereikt, meen ik oenigszins te kunnen be seffen, omdat mij, evenals u, meermalen der- geiyk kruis is opgolegd. „De leeraressen en leeraars der kweekschool gevoelden behoefte, uwe beminnelijke dochter, die van velen hunner eene leerlinge was, als hunne ambtgonoote te herdenken en door hunne tegenwoordigheid aan deze plaats een gering bewys te geven van de achting en toegenegenheid, die zy' haar toedroegen. Zy verzochten my als de oudste van hen u dit in een paar eenvoudige woorden te zeggen. Als ik dat gaarne doe, dan is het in de hoop om, indien het mogelyk ware, u en de uwen een weinig te troosten in uwe rechtmatige droefheid. Achtentwintig jaren was uwe dochter de lievelinge van ieder, die haar had leeren kennen! Achtentwintig jaren hebben vader en moeder vooral en de overige familieleden vreugde aan haar beleefd! Acht entwintig jaren was zij een lieflijk zonnetje in huis. „Dat is kort, als men bedenkt hoe lang dat geluk nog had kunnen voortduren, zoo die wreede en verraderlijke ziekte daaraan geen einde had gemaakt. Het is kort, als men bedonkt hoe lang uwe dochter nog met vrucht had kunnen werkzaam zijn in de be trekking waarvoor zy zoo berekend was, waarin zy in zeer korten tyd de liefde van hare leer lingen had weten te verwerven. O, hoe gaarne had ieder, die u en haar kent, u nog lang, zeer lang dat geluk gegundZulks mocht echter niet wezen. En zou u dat nu doen morren Neen, liever dankbaar voor haar be- zit! Het denken aan haar, het spreken over haar, het wijden van een stillen traan aan haar sclienke u troost en bemoediging, ver- kwikke u als gy onder elkander, of allen tot uzelven zegt: Wat was zy goed on lief voor onswat hebben wij veel geluk gesmaakt, toon wy ons in haar bezit verheugden! „Mocht dat uwe smart en uw ïyden ver zachten, mochten die ook veflicht worden door de wetenschap, dat gy mede-lijden ondervindt. „En uwe dochter Betje! Niemand zal haar vergeten, hare leerlingen en allen, die haar gekend hebben, zullen steeds met achting en liefde van en over haar spreken. Haar werk zal vruchten dragen en, al ging zy vroeg van hier, zy zal niet tovergoefs geleefd hebben! Zy ruste in vrede!" Innig bowogon dankte do diepbedroefde vader voor deze hartelijke woorden mot een handdruk en nadat velen der aanwezigen der geliefde doode met eene handvol bloemen den laatsten afscheidsgroet haddon toegebracht en de heer J. Van der Togt Tz., uit Amsterdam, zwager van de overledene, den dank der fa milie had uitgesproken, ging de treurende stoet uiteen. De heeren Smidt en Cremer hebben heden als lid der Tweede Kamer zitting ge nomen. In de Vereenigde Vergadering op morgen, te één uur, wordt de Voogd ij wet aan de orde gesteld, De minister van buitenlandsche zaken is heden van vacantie in Den Haag terug gekeerd, en hervatte zyne werkzaamheden. In de residentie is aangekomen met ge volg prins Salm-Salm, van Anhalt, die in het „Hotel Paulez" zijn intrek genomen heeft. Het stoomschip „Noord-Holland," van Rotterdam naar Java, arriveerde 10 Sept. te Southampton; de „Zuid-Holland," van Java naar Rotterdam, vertrok 10 Sept. van Aden. Gemengd Nieuws. Men schrijft ons uit Zeven be r- gen, dd. 10 September: De divisie, hedenochtend vereenigd onder commando van den kolonel Greve, van het regiment grenadiers en jagers, had in last, uit Breda neordwaarts oprukkende, zich een overgang te verschaffen over het riviertje de Mark. Het 6de regiment met 2 batterijen veld artillerie zou dit trachten te beletten. Op twee plaatsen werden, na een hevig gevecht en onder het vuur des vyands, door de ponton niers twee bruggen over de rivier geslagen, het geen echter nog twee uren ty'ds vorderde, nog al belangrijk wanneer men daarby in aanmer king neemt dat de Mark slechts 14 meter breed is. Het hoofdmoment der manoeuvre was de bruggenbouw; dus toen de vijand zoover was verdreven, dat men daarmede kor.de beginnen en dit tot een goed einde brengen en nadat vervolgens een voldoend aantal troepen aan den overkant was gebracht, werd de oefe ning als geëindigd beschouwd. Niettemin was het 7 uren geworden alvorens alle troepen in hunne kwartieren waren beland. Morgen, na de manoeuvre, is het revue voor den generaal-majoor jhr. Klerck. Heden waren in diens gevolg te zien een Fransche luit.-kolonel en een Grieksche luite nant, benevens de meergenoemde Zweedsche genie-officieren. Woonsdag-middag te halfvyf vertrekken uit Zevenbergen het 2de en 4de bataljon inf. om te 7 u. 45 min. te Leiden te arriveeren. Naar men verneemt, heeft het Hoog Militair Gerechtshof ongegrond verklaard de bezwaren, door tw^e soldaten van het 4de regiment infanterie te Delft ingebracht tegen eene hun door den kapitein P. van het corps opgelegde straf, welke klachten door den Krijgsraad te 's-Hage rechtmatig waren ver klaard. De beide militairen zyin thans door het Gerechtshof bovendien mot 4 dagen pro voost-arrest gestraft. By het Hoog Militair Gerechtshof zal eerlang in behandeling komen het beroep van don lsten luitenant van het 3de regiment Huzaren te 's Hage, S. v. d. C., tegen eene hem door oen hoofdofficier van zijn corps opgelegde straf, ten gevolge van eene aanklacht van den Directeur-Generaal van de Maatschappij Zeebad Scheveningen omtrent uitlatingen van dien luitenant in de Kurzaal over onwellevende behandeling door de beambten- Genoemde officier heeft reeds, ofschoon ge zond van lichaam, maanden achtereen zyne „kamer moeten houden," omdat het militaire procesrecht nu eenmaal vordert dat een of ficier of mindere, die wegens onrechtmatige straf doleert, in voorarrest moet doorbrergen zoolang de zaak niet uitgewezen is. In den nacht van Zaterdag op Zondag jl. heeft een knecht in eene bakkerij aan den Denneweg te 's-Hage een anderen knecht met een zwaar stuk y'zer hevig op het hoofd geslagen, ten gevolge waarvan laatst genoemde in levensgevaar verkeert. Hij wordt verpleegd in het R.-K. Ziekenhuis. De vermoedelijke dader is gisteravond ge arresteerd. Te Katwijk zyn aangekomen drie schuiten van de reeders Meerburg en Parlovliet alle drie brengen van 250 tot 280 kantjes haring aan. De prys der pekelharing werd op ƒ13 per ton gehouden. De barbier N., te Maastricht, die een zyner huurlieden scheerde, heeft hem met het scheermes èene duchtige snede in den nek gegeven. Het leenen van een gulden door de echtgenoote van der. eenen aan de vrouw van den anderen zou de aanleidenda

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 2