N°. 8733. ]>ïaa.ii<la-2: 3.3 Augustus. A0. 1888. Eerste Blad Eene weinig gekende, gemeen telijke inrichting. fjourant wordt dagelijksaief uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 11 Augustus. FB.UB DEZER COURANT: Voor L«ul«a 8 maanden1.19. Frtnoo por port1.90. Aiaonderi^ko Nomas or».0.W5. In het dagelyksch leven komt het zeer dikwijls voor, dat iemand, in de noodzakelijk heid gebracht om billijke aanspraken te doen gelden, betwiste rechten te verdedigen, of in zjjn belang inlichtingen te verstrekken omtrent zijn persoon, zijne familiebetrekkingen, zijne afkomst, daartoe niet in staat is, omdat alle bewijsstukken zijn verloren gegaan. Papie ren bewaren, och, daar deed men niet aan kreeg men er een van meer dan gewone be- teekenis in handen, dan slingerde het misschien een poosje langer rond, om eindelijk den weg op te gaan van meest alles wat geschreven en gedrukt is. Als het er dan later op aan komt, zekere beweringen te staven, dan heeft men „dat papier wel gehad, of weieens ge zien", maar waar't gebleven is weet niemand. Zoo zou het niet alleen gaan met een groot getal documenten, betrekking hebbende op de belangen van individuen, maar ook met die, waarvan groepen het onderwerp uitma ken, indien geene maatregelen genomen werden om verlies of opzettelijke vernietiging van papieren te voorkomen. Wordt in vele familiön van aanzien, en gewoonlijk in meerdere mate naar gelang hare leden hooger zjjn geplaatst, zorg gedragen voor de be waring van stukken, die, hotzjj voor hare be langen, hetzjj voor de kennis van hare ge schiedenis, van beteekenis zijn, de onder scheiden regelmatig gevormde corporatiën, staatsrechterlijke eenheden, wettelijke ver- eenigingen en openbare instellingen, en inzonderheid de gewesten, de gemeenten, de waterschappen, hebben haar geordende ver zameling van geschreven of door de pers ge reproduceerde stukken, haar archief. Doch hot ging en het gaat nog somtijds met de gemeentelijke archieven, om ons tot deze te bepalen, al net als met de papieren van familiën en bijzondere personen. Aan vele dier verzamelingen is, van oudsher, de hand ge houden men heeft alles gerangschikt, en be waart ze op zoodanige wijze, dat zjj aan geene nadeelige invloeden zjjn blootgesteld. Doch in honderden gemeenten, zoowel in ons land als elders, heeft men de papieren maar, holderdebolder door elkaar, ergens weggestopt, waar zjj niet in den weg zouden liggenstof on lekkage, mitsgaders de vertegenwoordigers van verschillende dierklassen, verdeelden onder elkander do werkzaamheid, die eene dichterlijke voorstelling aan het knagen van den tand des Tijds pleegt toe te schrijvenen wat er van is overgebleven bestaat uit een vuil en kwalyk- riekend zoodje, aan 't welk men te veel eer bewijst door het scheurpapier te noemen. De man, die toevallig eens in zoo'n archiefje iets moet nasporen, is waarlijk niet voor zijn pleizier uit. In de laatste jaren begint men vry algemeen inlte zien dat de gemeentelijke bescheiden bewaard en zoodanig gerangschikt moeten w|rden, dat zij gemakkelijk te raadplegen dat het archief niet moet wezen een »p vodden op een rommelzolder. De Ge- lentewet zegt er niet veel van, hetzij dat 1851 de wetgever nog niet genoegzaam loordrongen was van het gewicht der zaak, hetzy hy meende deze belangen ook zonder oepaald voorschrift aan de zorgen der be storen te kunnen overlaten. In de 2de alinea val art. 3 wordt eenvoudig de zorg voor het ei.amiief opgedragen aan den secretaris, onder tojlicht van burgemeester en wethouders,— toiryj een later koninklyk besl. (6 Juli 1855) in1 a r'lt dat, als de secretaris buiten de ge- gnaipente woont, het archief toch binnen de refteente moet geplaatst worden. Ook zyn iroiv r.cialo archivarissen benoemd, tot wier vakkring het behoort, toe te zien dat do gemeenten hare verzameling van bescheiden niet verwaarloozen. De opdracht van deze werkzaamheid aan den secretaris, natuurlyk, zoo noodig, 'omge staan door de beambten der secretarie, moge een goede weg zyn geweestwanneer men let op de veelsoortigheid der bezigheden, van dezen ambtenaar gevergd, zal men het mot ons eens zyn dat er nog een betore is, en deze hebben eenige grootere gemeenten, daaronder ook de onzo, ingeslagen. De aan stelling als zelfstandig ambtenaar van een archivaris, door zyne opleiding berekend om zoowel oude stukken te ontcyferen als nienwe te rangschikken en te resumeeren, is een der middelen geweest, waardoor in de groote steden het bewaard blyven der oorkonden beter wordt gewaarborgd. 1 Om niet te uitvoerig te worden, moeten wy doen opmerken dat onderscheid gemaakt wordt tusschen oud en nieuw archief. Tot het laatste rekent men gewooniyk de stukken uit de 19de eeuw. Toen deze begon, hadden er overal groots omkeeringon plaats gehad en was in alle takken van openbaar beheer eene verwarring gekomen, welke nog geenszins door geregelde toestanden was vervangen, en dit administratief interreg num vormt een geschikten overgang. Het nieuw archief behooren besturende lichamen steeds by de hand te hebben, om het telkens te kunnen raadplegen hot oude kan in eene meer verwyderde localiteit opgeborgen zyn. Verschillende omstandigheden, met nood- zakelyke wyzigingon in de bestemming van eenige kamers van het Stadhuis samen hangende, zyn oorzaak geweest dat onzen ge- achten gemeente-archivaris, do heor Mr. Ch. M. Dozy, den lsten Juni 188G in de plaats van wyien den heer Rammelman Elsevier optre dende, de lang niet gomakkeiyke taak te beurt viel, ons hoogst belangryk archief te reorganiseeren. Met voorliefde nam hy onmid- dellyk dien arbeid ter hand, en sommige ge deelten zyn reeds gereedmot de voltooiing van andere wordt krachtig voortgegaan. De inzichten omtrent de eischen van oen wel geordend archief, als zekere en immer toe- gankelyke bron voor de kennis van vroegere toestanden, zyn in de laatste jaren zeer ge- wyzigd, voel ruimer geworden; en zonder eenigszins te kort te willen doen aan de verdiensten van den vroegoren titularis, die tot in hoogen ouderdom zyne beste krachten wydde aan de bewaring en registreering van hetgoen niet verloren mocht gaan, zal toch ieder, die den bestaanden toestand kent, hot met ons eens zyn dat een gewichtige en omslachtige arbeid is overgebleven, welke de toewyding van een ijverig man gedurende vele jaren vereischen zal. Leidens oud-archief is ryker dan menig ander in Nederland, maar in meer dan één opzicht is het nog eene doode massa. Ook hier is men niet vreemd gebleven aan de leg-maar- neer-methode, zoodat stukken van den meest heterogeenen aard broederiyk vereenigd zyn in hetzelfde noodlot, dat in den vorm van stof en ratten, lekwater en papierwormen, niet hoeft nagelaten zyne macht te doen gelden. Niettemin, er is nog zeer veel te redden, en we vertrouwen dat er ook afdoende mid delen zullen gevonden worden om verdere vernietiging te voorkomen. De localiteit op de ruime zolders van het Raadhuis, 't is wezen- lyk de moeite waard er eens een kykje te gaan nemen! munt niet uit door geschikt- hoid; 's winters is het er grimmig koud, en in gewone zomers, dio van 1888 telt in dat opzicht niet mee, als de thermo meter zoo'n eindje boven de 80 graden loopt, zou zelfs de tegen zyn klimaat het meest geharde Ethiopiër er flauw vallen. Die groote temperatuursverwisselingen oefenen een zeer ongunstigen invloed uit op den hygrometri- sclien tcestand der papieren; het by afwis seling opnemen en weer loslaten van water dampen, naarmate do atmosfeer er al of niet van verzadigd ia, behoort tot de verschrikkingen van eiken liefhebber van boeken en geschriften. Bovendien is het werken onder zulke om standigheden, op die zolders, waar zooveel arbeids moet worden verricht, een groot deel des jaars niet mogeiyk. Een afzonderlek archief gebouw, waarby de steen-en-yzer constructie eene voorname plaats zou innemen, ware voor den onwaardeerbaran schat, welken onze ge meente bezit, waarlylc geene overtolligheid. Mochten we door dit schryven er iets toe bydragen, om op deze inderdaad dringende be hoefte nog wat meer de algemeens aandacht te vestigen. We zyn hier niet in Amerika; anders zou misschien te avond of morgen een schatrük burger zeggen: „Weet gy wat, ziet eens, heeren van 't gemeentebestuur, of dit huis voor 't doel geschikt te maken is; zoo ja, dan zal ik het laten in orde brengen en geef ik het u cadeau." Als wy iets hebben of doen willen, dan moet hot komen uit de bijdragen der gansche burgerij, en dat maakt de zaak zeker niet gemakkelijker. Maar 't neemt niets weg van de, wy herhalen het, drin gende noodzakelykheid. Maar zal wellicht de een of ander zeggen, wat hebben wij, eenvoudige ingezetenen dezer goede stad, eigeniyk met zoo'n ding als het archief te maken? Dat is heel aardig, en nuttig misschion ook, voor de beoefenaars der geschiedenis; maar wy, die tevreden zyn met hetgeen we daarvan op de schooi leerden en later door lezing aanvulden, zullen ons toch nooit aan historische nasporingen bezondigen. "We zouden hierop kunnen antwoorden dat het niet pleit voor eon levendig gemeen schapsgevoel, als men by elke zaak, die be sproken wordt, het gezamenlyk belang over het hoofd ziet, om in de eerste plaats de vraag te stellen: „Wat heb ik er aan?" Doch we loopen dan gevaar dat men dit argument voor een dooddoener zal uitmaken, wat het toch eigeniyk niet is. Maar ieder voorstander van beschaving en ontwikkeling zal er toch prys op stellen, dat al wat dienen kan tot eene juiste kennis van het verleden, eene kennis, die tot in kleine 'oyzonderheden afdaalt, omdat op zichzelf wei nig boduidondo voorvallen en omstandigheden dikwyis van wydstrekkende gevolgen zyn ge weest, niet aan de vergetelheid wordt prysgegeven? Wo zouden te kort doen aan de achting, onzen lezers in het algemeen ver schuldigd, al3 wy daarover veel woorden ge bruikten. Een ander nut is, dat zeer dikwyis in het archief dezer gemeente door particulieren na sporingen worden gedaan, hunne familie betref fende, waarby zy dan natuurlyk door den bekwamen archivaris, die in dezen papieren oceaan den weg weet als een boschwachter in het duin, met de moeste bereidwilligheid worden geholpen. Er is een schat van regis ters, en niemand kan weten welke gewich tige belangen hem te avond of morgen in do noodzakelykheid zullen brengen, die stomme getuigen van het verleden te ondervragen. Eindoiyk zyn de rechten der gemeente dikwyis niet anders te staven dan door het overleggen van officiëele bewyzen. In het gemeenteverslag over 1887 kan men te dien aanzien een paar merkwaardige voorbeelden vinden. Den archivaris werd o. a. door Bur gemeester en Wethouders opgedragen een onderzoek in te stollen omtrent a. het eigen domsrecht van hot terrein tusschen de Lode- wykskerk en het gebouw van het Nut van 't Algomeen6. het recht van uitgang uit het gebouw der vroegere Lakenhal, thans Stedelyk Museum, naar de Scheistraat. De uitkomst dier nasporingen wordt in het ge meente-verslag medegedeeld. De archivaris schryft verder„Herhaaldolyk bleek dat meer rechten van do stad dan vermoed wordt, in PRIJS DHR ADVHBTflNTUlfr Y*n 1—6 regel» 1.0S. Iedere regel mee*ƒ403). - Grootere letten neer pleeteratmte. Year kat la»* eeesMTea buiten de eted wordt 0.10 Twinteed vergetelheid zyn geraakt of zonder opzet wer den prysgegeven. Waar dan ook aanleiding tot onderzoek bestond, werd dit niet verzuimd en het resultaat u mondeling medegedeeld, waar er geene reden was voor oen afzonder- ïyk rapport." We meenen thans door deze, zy het ook hoogst onvolledige mededeelingen, de aandacht onzer medeburgers op ons stedelyk archief genoegzaam te hebben gevestigd, om op eenige belangstelling hunnerzyds te kunnen rekenen. Wat de inrichting betreft, nog dit. De heer Dozy acht tot het nieuw-archief te behooren, al wat betrekking heeft tot het tydvak na 1812, toen de invoering der Fransche admi nistratie een voldongen feit was geworden dat gedeelte is nagenoeg gereed. Daarvan is nog afgescheiden het deel na 1800, dat te rekenen is tot den „loopenden dienst", en in de onmiddellyke nabyheid der gemeente-bureaux moet blyven, om steeds te worden geraad pleegd. Het oud-archief, aan hetwelk de heer Dozy weldra hoopt al zyne krachten te kunnen wy- den, en dat tot dusver over de geheele ver zamelingen bescheiden was verspreid, hetgeen zoowel voor de bewaring als voor het raad plegen moeilykheden aanbiedt, is nog te splitsen in het eigeniyk, we zouden kunnen zeggen administratief archief, bevattende de stukken die rechtstreeks uitgegaan zyn van of gericht tot de Regeering dezer stad, en het historisch archief, bevattende al hetgeen in geschreven en gedrukte stukken over Leiden voorkomt. Beide zyn van een ongemeenen rykdom. Wenschen wy den geleerden en yverigen ambtenaar, wien de rangschikking van en de zorg voor dezen papieren-schat is opgedragen, een volkomen succes op zyn omvangryken arbeid toe. De dames en heeren van de „Holland Society of New-York", dio Maandag ook Leiden zullen bezoeken, werden gisteravond te Am sterdam in eene der zalen van het Amstel-hotel ontvangen door het comité, dat zich daar ter stede te hunnen behoeve gevormd heeft. De zaal was smaakvol met de Nederland- sche en Amerikaanscho vlaggen versierd en te midden van eene tropee prykte het borstbeeld van Willem den Zwyger. Hoewel de Amerikaansche bezoekers nog slechts één dag in de hoofdstad hadden ver toefd, waren zy opgetogen over alles watzy gezien haddon en over de wyze, waarop de gastvryheid jegens hen was opgevat. Zy had den geene woorden genoeg om de eigenaardige schoonheid der hoofdstad te roemen. Des morgens hadden de dames en heeren allen, doch nipt gezamenlyk, eene wandeling door Amsterdam gedaan, welke door velen werd afgewisseld door een rytoertje. Tegen halfvier des namiddags brachten zjj, onder geleide van het comité, een bezoek aan hot Stadhuis. Na ontvangst door den heer Cazaux Van Staphorst in de „Salie des pas perdus", werd het gezelschap aan den bur gemeester voorgesteld, waarna in de Raadzaal de keur van prenten en teekeningen, op Nieuw en Oud-Amsterdam betrekkelyk, een en ander daar uit het archief tentoongesteld, bezich tigd werd. De receptie des avonds werd bygewoond, behalve door de leden van het comité, door den burgemeester en de wethouders Coninck Westenberg en Driessen en vele andere ge- noodigden. De heer Cazaux Van Staphorst nam 't eerst hot woord. Uit naam zyner mede-commissie- ledon riep hy den bezoekers het welkom toe in de hoofdstad van Nederland, die zoowel do bakermat was van hunne voorvaderen als van do onzen. „In ons land", zeide spreker, „heeft men niet de gewoonte aan vreerode- I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1