N°. 8703. 3JTaa.ia«l:;i-s>; O Juli. A0. 1888. 3 Eerste Blad geze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van ,§on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 7 Juli. Feuilleton. r\ .i. c. PHIJB D32ZHR COUBAOT?: Voor Laid cm po 3 maandenf Ut. Franco por poet.9 1.40. Afzonderlek e Nommoi*.0.06. TABAK. Gelijk alcohol is tabak een voortbrengsel van natuur en nijverheid, dat grootendeels aan ingebeelde dagelijksche behoeften prikkel en voldoening, voldoening en prikkel geeft. Of zij beide, zedelijk on stoffelijk, meer kwaad dan goed, of moer voordeel dan schade uit richten, is niet gemakkelijk te beslissen, want beide te gader of ieder afzonderlijk, grijpen zóó diep in het bestaan der samen levende menschheid, zij zijn zóó vast geweven door alle takken, twijgen en wortels der maatschappij, dat de geschiedenis van hun invloed eene onuitputtelijke bron voor statis tische, economische on philosophische beschou wingen oplevert. Verwonderlijk snel heeft het gebruik van tabak verhoudingen aangenomen, waardoor zij (tabak is vrouwelijk) als wereldbeheerscho- resse, den alcohol naar de kroon steekt. Vooral is dit verwonderlijk, omdat tabak voor goene enkele levensbehoefte noodig is; zij kan hoogstens nuttig geacht worden om scha delijke insecten te dooden door zo met een afkooksel van tabak te bogieten. Van smerige Indianen leerden de Spanjaarden aan het einde der lödo eeuw het rooken van tabaccos, en brachten die slechte gewoonte over naar Europa, waar zy als onverwoestelijk, steeds voortwoekerend onkruid, wortel schoot, zich over gansch de bekende wereld uitbreidende en het menschdom aan zich verslavende. Het rooken was in het eind der lCdo eeuw in de Nederlanden nog zoer zeldzaam. In het begin der 17de eeuw was er do tabakshandel reeds van belang en begonnen deAmersfoor- ders tabak te planton. Hoe tabak in do Neder landen vrij lmren schepter zwaait, on haar cul tuur, fabricatie en handel groote bedrijvigheid in den lande gaande honden, zonder dat de fiscus er meor dan oen muizenaandeel van vordert, springt don minst opmerkzamer! in hot oog. De meeste Staten van Europa nemen van do tabaksbedrijvigheid een leeuwenaandeel voor hunne kassen, hetzij door hooge tarieven bij invoer, of door de fabricatie en den verkoop van het artikel voor staatsrekening uit te oefenen. De vraag of de Staat der Nederlanden van het weeldo artikel tabak niet even als andere landen oene bron van ruime inkomsten behoort te maken, is in de laatste jaren meermalen van regeeringswago aan de orde geweest, zonder andor resultaat dan dat de quaestie veel besproken en ontegenzeggelijk wel over wogen is. Op dit gebied komt het nut on de heilzaamheid van het gebruik van tabak voor de gezondheid van der menschen ziel en lichaam slochts als bijvoegsel in aanmerking, en het doet niet ter zake of men tabak haat als eene pest, of waardeert als eene weldaad, wanneer men stemmen moet vóór of tegen vrijen handel in tabak, snuif en sigaren. Do tabak is er nu eenmaal en zy blijft er; haar van free trade naar monopolio over te brengen, zou, naar onze overtuiging, aan Neder land meer indirect voordeel doen derven dan monopolie direct aan den Staat kon opleveren. En toch schijnt het zoo verlokkend, wanneer men de millioenen, die het tabaksmonopolie sedert zijn herstel in 1811 in Frankrijk's schat kist doet vloeien, onder de oogen krijgt. Vol gens opgaven van de administratie der staats fabrieken, bedroeg de netto opbrengst van het monopolie van 1811 tot 1815 26 millioen per jaar. 1820 39 1830 44.7 1840 64.2 1850 95.6 1860 137.1 1869 202.5 1875 255.8 1880 285.6 1884 305 Reeds in 1856 berokonde mon dat Frankrijk netto 100 millioen 's jaars door deze belasting in de Staatskas zag vloeien, dat was een vijf tiende deel van al de inkomsten, die destijds op het Franscho budget werden geraamd. Sedert zijn die tabaks-inkomsten, zooals men hierboven ziet, aanmerkelijk vermeerderd, maar ook Frankrijk's staatsrekeningen zijn anders geworden, ongeveer verdubbeld. Volgens do Foville, naar ofliciëele bescheiden, bedroeg Frankrijk's budget voor 1884, aan inkomston 3448 millioen en aan uitgaven 3538 millioen. In de tweede helft der zestiende eeuw was zekere Nicot ambassadeur van Frankrijk te Lissabon. Door een uit Amerika daar aange komen Hollandsch zeevaarder, leerdo Nicot tabak kennen en door hem werd zij in Frank rijk gebracht, naar hem werd ze Nicotiane genaamd. Na een korten tijd in Frankrijk verheerlijkt te zijn, was tabak dra een voor werp van afschuw koningen en koninginnen, met al de arbitraire middelen, die destijds zulken personages ten dienste stonden, tracht ten het gebruik van tabak te weren. Zelfs Paus Urbanus VIII trof met een banvloek hen, die in kerken durfden snuiven, en do kosters (bedeaux) mochten de snuifdoozon verbeurdverklaren, indien de geloovigen het waagden ze onder elkaar te laten rondgaan. (Die snuifdoozen waren toen meestal van goud of zilvor). Al dat verbieden en straffen niet batende, zoo koos Frankrijk de party, het kwaad dat niet te bedwingen was, als eene wettige bron van winst voor den Staat dienst baar te maken. Zware belasting mocht dan tevens het kwaad beteugelen. Wij zagen dat die beteugeling niet, de winsten wèl gevolgd zijn. Hetzelfde zien wjj bjj ons met de jenever. In Nederland is het met tabak gansch anders gegaan en door de vrijheid, welke de nijverheid en handel in dit artikel genoten en genieten, zyn zy tot eene hooge mate van ontwikkeling gekomen. Millioenen worden er in omgezet en duizenden menschen verdienen bjj tabaksfabricatie den kost. Onder de groote tabaks-ondernemingen zijn er, wier cresusachtige winsten de wereld in verbazing brengen. Men hoort van fortuinen in no time met tabakshandel in 't groot ge maakt, en de kleinhandel maakt iedere stad, ieder dorp overvol van winkels en winkeltjes met rookwaren, en nog altijd komen er meer bjj en hst schijnt, dat er nooit te veel zijn. Het is ligt begrijpelijk dat zy, die buiten de beweging staan, wanneer zy letten op de steeds doorgaande aanvragen om steeds groo tore kapitalen voor tabaks-ondernemingen, te vestigen in min of meer aan Nederlandsch gezag onderworpen landstreken, beginnen te vragen of ook hier niet de schyn bedriegt. Zou er werkelijk geen grens zyn aan vraag naar tabak, zou men werkelijk van een artikel, waaraan inderdaad niemand behoefte heeft, nooit te veel kunnen hebben? In No. 1 van den vierden jaargang der bijdragen van het statistisch Instituut 1888, moet het ieder treffen, die de lijst inziet van naamlooze vennootschappen, waarvan de sta tuten in hot jaar 1887 in de Staatscourant zijn openbaar gemaakt, dat er onder de rubriek Landbouwnijverheid zoovelen vermeld worden, welke mot groote kapitalen uitsluitend tabaks- ondernemingen op het oog hebben. Wanneer wy de in 1885 en 1886 onder die rubriek genoemde ondernemingen daarbij tellen, vin den wjj er ongeveer dertig, welke op Java, Sumatra en Borneo landbouw bedoelen. De kapitalen voor die ondernemingen be dragen te zamen by de 25 millioen gulden, waarvan zonder overdrijving zeker wel de helft mag gerekend worden enkel voor tabak bestemd te z(jn. Sedert gaan de aanvragen om meer kapitaal voor tabakplantingen op Sumatra en Borneo steeds voort. Opnieuw zijn prospec- P~PT.TR DES ADVERTENTTHN: Tm 1—6 ragsli 1.05. Icdar* rag al maar (L1T|.| GrooU.ro letten mar plaatarnimW. Voer bat oasseeren bulten de atad wordt 0.10 berekend. tussen verschenen, waarbij nieuwe millioenen voor tabak worden gevraagd. Zoo daarin reden is om zich te verheugen over de vrijheid, welke in Nederland de tabakshandel geniet en wanneer dit mag geacht worden te ge tuigen voor do wakkerheid der ondernemings geest van Nederlandsche geldmannen, zoo moge hot tovens de bezitters van spaarpen ningen bedachtzaam maken. d. h. Heden werden aan de universiteit alhier bevorderd De heer H. J. M. Boonacker, geb. te Wage- ningen, tot doctor in de geneeskunde, mot academisch proefschrift, get.„Verslag der Chi rurgische kliniek aan de Rijks-universiteit te Leiden, gedurende den cursus 1885 1886"; de heer J. C. Van den Berg, geb. te Rotter dam, tot doctor in de wis- en natuurkunde, met academisch proefschrift, get.„De wervel beweging"; de heer A. H. J. Heynsius, geb. te Amster dam, tot doctor" in de staatswetenschap, met academisch proefschrift, get.„De inkomsten belasting in de Nederlandsche en Pruisische gemeenten"; dezelfde tot doctor in de rechtswetenschap met Stellingen; de heer G. J. Suermondt, geb. te 's-Hage, tot doctor in de rechtswetenschap, met aca demisch proefschrift, get.„De burgemeester- Strandvonder". Men schrijft uit Katwijk, dd. 6 Juli: Nu- het heden 50 jaar geleden was dat de heer C. Schoorol, genees-, heel- en verloskundige, zijn werkkring alhier bogon, (na eerst onge veer 25 jaren te Katwjjk aan den Ryn ge- praktizeerd te hebben, vestigde hy zich te Katwijk aan Zee), toonden vele ingezetenen door het uitsteken van vlaggen van harte deel te nemen in dit gouden feest, terwijl door eene commissie den jubilaris geschenken wer den aangeboden, als: eene schrijfbureau met stoel, twee fauteuils enz. Namens de gezond heids-commissie werd hem een lauwerkrans aangebodon, en vele particulieren toonden door het zendon van bloemen, dat het zeldzame feest ook bjj hen niet onopgemerkt voorbijging. Voor de betrekking van onderwijzeres aan de openbare school te Hazerswoude aan don Ryn, tegen eene jaarwedde van f 500, hebben zich 27 sollicitanten aangemeld. Bedankt is voor het beroep naar Houtrijk en Polanen door ds. W. H. Dekking, te Hoofd dorp (Haarlemmermeer.) E V .A. Uit het Duitsch van Georg Berger 3) door De avond van den volgenden dag was aan gebroken. In het achterkamertje der onder- wyzerswoning, van waar men het uitzicht in den groenen tuin had, zat Eva voor het ge opende raam, zeer gemakkelijk, in een leuning stoel. Hare ellebogen rustten op de leuningen, terwyl hare voeten op een houten bankje ston den. Op hare knieën lag een opengeslagen boek, waarin zy zeer aandachtig scheen te lezen; haar hoofd althans was diep voorover gebogen. Daar ging de deur langzaam open en de knaap, dien we gisteren aantroffen bij het Adalberts-kruis, trad de kamer binnen. Aan gezien Eva zich niet omkeerde, ging hjj schoorvoetende naar baar toe en zei: „Ik kwam je goeden dag zeggen, Eva, want ik vertrek morgen en weet niet wanneer ik terug zal komen." Nu draaide zy zich om en keek hem ver wonderd aan. Beiden bewaarden zy oene poos het stil zwijgen. Daarop begon Eva: „Ga je al heen, Hans?" „Ja, Eva, ik ga naar de stad, naar hot gymnasium. Ik ben nu in de tweede klasse gekomen en daar moet veel harder gewerkt worden dan in de eerste. Daardoor kan ik in het vervolg dan ook niet meer zoo dikwijls overkomen als voorheen, maar als eene her innering aan mij wilde ik"— De woorden bleven hem in de keel steken hy knoopte zyn jasje los en haalde uit den binnenzak daarvan een pakje te voorschyn, terwyl hjj voortging „Ik heb iets voor je meegebracht, Eva; dat moot je als souvenir aan mij bewaren." Hy reikte haar het pakje overzy aarzelde het aan te nemen. „Waarom neem je het niet aan, Eva?Kyk dan toch eerst wat het is!" zei Hans weder. Nu nam zy het werkelyk aan en opende het papier; daarin was een purper-roode flu- weelen band gewikkeld. Zy nam hem er uit en bekeek hem met opgetogen blik. „Hy is van myne overleden zuster," her vatte hy weer; zy droeg hem maar een paar malen en even vóór haar heengaan werd hy myn eigendom." „Neem hem dan maar weer terug en be waar hem liever!" zeide zij op ernstigen toon ou wilde hem den band geven. „Neen, Eva! Ik bezit nog veel, dat my steeds aan myne zuster zal herinneren, en ik kende niemand, wien ik liever iets van haar zou geven dan juist jou, myne Eva!" Zy zag hem nog altyd twijfelend aan. „Inderdaad, Eva, je moet hem houden; je doet er my een groot pleizier mee." „Mag ik hem dus meenemen en ook dragen „Zooveel je maar verkiest, Eva, en ook voor de jongejuffrouw; doe hem maar eens om je hapr, dan kan je zien hoe hy je staat." „Ja, dat zal ik doen", antwoordde zysnel; „wacht even; ik ben zoo aanstonds weer by je." Moteen sprong zy weg en verdween in de naastbyzynde kamer. Toen zy na een poosje terugkwam, prykte de band om heur haar en had zy de lokken, welke eerst los over haar voorhoofd zwierden, een weinig in orde gebracht. Het rood stond haar by het donkere haar en do levendige oogen zeer goed. „In de voorkamer van den meester hangt een spiegel en daar is het ook nog lichter", zeide zy, toen zy binnenkwam; „ik geloof dat hij zoo goed staat, nietwaar?" „Zeker, en nu houdt je hem toch?" „Als ik nog mag, zeker," antwoordde zy zacht, terwyl zy naderby trad, „en ik heb je nog niet eens bedankt." Zy gaf hem de hand, welke hy even drukte. Thans kwam do onderwyzer, die onderwyl het een en ander in den tuin had verricht, voor het open raam en vroeg: „Zou je nu niet naar huis gaan, Hans? Het begint donker te worden De twee schrikten van die onverwachte stem en de knaap sprong op, terwyl hy haastig zeide: „Ja, ik moet weg, Eva!" Deze bleef evenwel rustig zitten en ver sperde hem met hare beenen den doortocht. „Ik laat je niet door!" zeide zy en keek hem in de schemering lachend aan. Hans boog zich tot haar voorover en sprak „Ja, Eva, ik moet nu toch stellig heen." Hy nam hare handen in de zyno en trok haar zoo van hare zitplaats af, hetgeen zy kalm/ toeliet. Zy wachtte tot zy vast op de voeten stond en vroeg hem toen wanneer hy dacht te vertrekken. „Morgenochtend om zeven uren", hernam hy. „Vaarwel dan, Hans, en" zy keek naar het raamde onderwyzer was reeds wegge gaan „je ik moet je nog om vergiffenis vragen dat ik gisteren zoo verkeerd tegen je was." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1