N°. 8701. Zaterdag 30 Juni. A0. 1888. igeze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Feuilleton. DE OORHANGERS. LEIDSCH DAGBLAD. PRUB DEZER COURANT: Vmt L*id«n p«r 8 mwmden1.10. Franco par past1.40. Afiionderl^ke Nommara.0.05. PRUS DER AJ) VERTEN TIEN: Van 16 rogela f 1.05. Iedere regel meer/0.17|. Grootere lottere near plaatarnimte. Voor het in- caaeeoren buiten de stad wordt f 0.10 berekend. Gemengd Nionwe. Het gerechtshof te 's- Cr raven- hage behandelde gisteren de zaak van drie personen uit Rotterdam, die vervolgd werden, de eerste wogons diefstallen van duiven en konijnen, de beide anderen tor zake van mede plichtigheid daaraan door te doelen in de op brengst van hot gestolene. Eerstgenoemde werd veroordeeld door de Rotterdamsche rechtbank tot 18 maanden gevangenisstraf, terwfjl Nos. 2 en 3 werden vrijgesproken wegens onvoldoend bewijs, van welke vrij spraak het Openb. Min. appèl had aangetee- kend. De beide vrijgesproken beklaagden waren in appèl niet verschenen en de veroordeelde, dio zich in arrest bevindt, kon zich van do zaak nhts herinnoren. Adv.-gen. mr. Telders, die alleen het appèl betrekkelijk de vrijgesproken bekl. besprak, was van gevoelen dat het vonnis ton hunnen aanzien onjuist gowezen was on reqnireorde dat, met bevestiging van het \uiu ogaando de veroordoeling van No. 1, hot vonnis wat de beide anderen betreft zou worden vernie tigd en z(j alsnog zouden worden veroor deeld: W. tot 9 en B. tot 6 maanden ge vangenisstraf. Mr. Van Eek Jr., die voor don gedetineer den bokl. optrad, meende dat zyn cliënt alleen voor de duiveridiefstallen kon worden veroor deeld' sn riep voor hem 's hofs clementie in. Hierna verscheen voor het hof een arbeider uit Reeuwljk, die door de rechtbank te Rot terdam tot v(jf jaren gevangenisstraf voroor-. deeld werd wegens diefstal van acht kippen en één haan uit de kippenschuur van zijn buurman, waartoe hy zich door braak den toegang had verschaft. De bekl. ontkende en diens verdediger mr. Van der Plas, was van oordeel, nadat oon door hom gedaan verzoek tot schorsing dor zaak voor een nader onder- Uit de praktijk van een advocaat. Slot.) Naar het Duitsch van EUGEN SCHMITT. III. Den volgenden voormiddag kwam graaf Edmund by my. Hy was reeds op het slot geweest en deelde mjj mede dat hy zich met zijn vader verzoend had. Zyno verschoning had op don zieke zulk een indruk gemaakt, dat deze ontroerd was geworden en tusschen vader en zoon alles ver effend word. Do zoon had zelfs in zyne opge wondenheid don vader bekend dat hy Eugénie beminde, on de graaf scheen door zyne ziekte en den smaad, welken zyne vrouw hem aan gedaan had, zóózoer zyne vooroordeelen togen den stand van het moisje verloren te hebben, dat hy van den zoon verlangde, terstond naar den rechter van instructie te gaan en Eugénies vrijlating te eisclien, door te vorklaren dat zy de oorhangers van hem gekregen had. Weinige minuten later waren wy ook by den rechter van instructie, en deze beval inder daad nu Eugénies violating, maar verklaarde dat, trots dat alles, hot onderzoek niet ge sloten kon worden, omdat graaf Erich Klink- ström eon streng onderzoek geëischt had, en in elk geval do zaak der briljanten afgedaan moest worden. Zoo was de onaangename aan gelegenheid nog niet afgeloopen, en voor Eugénie en graaf Edmund dreigde het schan daal, dat ontstaan moest, als zy in de open bare terechtzitting als getuigen optraden. Op rayne aansporing reisde Eugénie met den volgenden trein, trots het protest van graaf zoek was afgewezen, dat het bowys in deze niet voldoende aanwezig was. Hy concludeerde tot vryspraak en subsidiair tot vermindering van straf. Adv.-gen. mr. Teldors vorderde bevestiging van het vonnis. Ten slotte vorderde het Openb. Min. nog de bevestiging van een vonnis der Dordrecht- sclie rechtbank, waarby een arbeider, thans niet verschendn, ter zake van mishandeling tot drie maanden gevangenisstraf werd ver oordeeld. 's Hofs uitspraak in deze zaken is bepaald op 30 Juni. Omtrent eene aanranding op de Ceintuurbaan te Amsterdam, en de aanhouding der daders wordt het volgende gemeld in het „Nbl. v. Ned." Dinsdag avond wandelde een bekend on ge acht ingezetene van Amsterdam, de heer T., verlokt door 't schoone weder, langs den Amsteldyk. Ter hoogte van de Ceintuurbaan werd hy ingehaald door een persoon, die hem onbekend was, maar zich voordeed alsof hy don heer T. zeer goed kende. Daar die persoon er fatsoeniyk uitzag en goed gekleed was, bestond er voor den hoer T. geeno reden om hem onbeleefd terug te wyzen, toon hij lang zaam mede opwandelde. Zoo geraakte men op do Ceintuurbaan, eene buurt, in wording nog, zooals men weet; hier hield de onbekendo, quasi om te ruston, eon oogenblik stil en daar hy pratonde bleef, bleef de heer T. by hem. Dit duurde eenigo oogenblikken, toen twee personen de Ceintuurbaan opkwamen. De onbe kende scheen die twee te konnon, althans hy hield zich, alsof hy lievig ontstelde en riep: „O God, daar heb je die twee sm..rl.pp.n ook Moteen wilde hy wogsnellon, maar de t\Vee nieuw aangekomenon, beruchte schurken, Gerrit De Leeuw en Piot Veen gehooten, gropon den heer T. en onzen onbekende aan. De laatste bood geen tegenstand en liet zich godwee horloge met ketting ontnemende Edmund, naar de rosidontie en woonde voor- loopig by mijne moeder in. Na het voorge vallene kon zy noch to M., noch op het slot van den graaf vertoeven, en het was het beste dat zy zy zich aan haro vroegere om geving geheel onttrok. Graaf Edmund ging des namiddags weder naar zyn vader en kwam 's avonds nogmaals in de stad, omdat hy by myn onderhoud met Jordan tegenwoordig wilde zyn, van wiens aanwezigheid hy immers wist. Jordan verscheen stipt op don tyd en kon ons mcdedoelen dat tusschen de stiefmoeder van graaf Edmund en den heer v. Bender be trekkingen hadden bestaan. Hy had uitge- vorscht dat de gravin meermalen alleen door haar kamormeisjo vergezeld naar M. gegaan was, om hier buiten de stad eon man te ont moeten, wiens beschry ving met die van Bender nauwkeurig overoonkwam. Het kamormeisjo wilde zelfs weten dat de gravin ook eenige samenkomsten in het park had gehad met denzelfden man, dien zy te M. gezien had. Thans was er eenig licht in de zaak ge komen; alleen bleef nog onopgehelderd, in welke betrokking de gravin tot don avonturier had gestaan. Terwyl wy daarover praatten en naar het hotel teruggingen, kwam een rytuig van het slot, dat graaf Edmund naar hot sterfbed van zyn vader haalde. Eene nieuwe beroerte had den ouden heer geheel verlamd en hem alloon de spraak doen behouden. Zyn dood kon elk oogenblik tegemoet gezien worden. Graaf Edmund reed weg om in de laatste oogenblikken by zyn vader te zyn. Toen hy des morgens naar de stad lorugkeerde, deelde hy my het overiyden van zyn vader mede. Ik bleef nog te M. om hem behulpzaam te zyn by het regelen van de nalatenschap en de begrafenis. Ik woonde zelf in het slot en maakte mij zoo nuttig als ik kon. hoer T. bood wöl tegenstand, maar zag zich toch ook woldra van zijn ringen, dasspeld en afgerukten horlogeketting beroofd. Do twee straatroovers vorwyderden zich daarop, evenals de beide beroofden, in verschillende richting. Onmiddeliyk deed do heer T. aangifte by de politie, wio hot bevreemdde dat het andere slachtoffer niets van zich liot hooren. Zy vroeg daarom den hoer T. of deze don onbekende zou herkennen. „O zeker," was het antwoord; „hy ver telde my dat hy aan de Marinewerf geëm- ployeerd was." Nu ging men den volgenden dag by de Marinewerf op wacht staan togen het afioo- pen der werf, maar de onbekende kwam niet te voorschyn. Do heer T., die in de Amstelstraat boven eene siytery woont, verhaalde zyn weder varen o. a. aan zyn benodenbewoner en uit de beschryving meende deze hem te herken nen als zekeren Joan Pierre Macé, oen be faamd sujet te Amsterdam, die op alle moge- lyke manieren by de politie bekend is. Macé bezocht wel eens de bedoelde siytery en do eigenaar daarvan twijfelde niet, of hy zou den heer T. spoedig in de gelegenheid kun nen stellen, zich van de identiteit van zyn onbekende te vergewissen. Macé kwam de slytery binnen on trachtte daar aan andere bezoekers eon juweelon ring te verkoopon, waarvoor hy f 50 bedong. In middels werd de hoor T. gewaarschuwd en deze herkende Macé terstond als zyn onbe kende, en waarschuwde nu onmiddeliyk de politie op hot Rembrandtplein. Tot zyne ont steltenis zag hy op wog naar het bureau ook twee zyner aanvallors; hy wist hunner aan dacht golukkig to ontsnappon on ongemerkt hot bureau binnon te komen. Dadolyk schoot nu de politie toe, maakte zich vanDeLeouw en Veen moester, terwyl een paar andoro agenten Macé in arrest gingon nomen. Do drie vogels waren dus goknipt en zullen ge- Don dag dor begrafenis kwam or oen briof, welke aan don overledene geadresseerd was, en welke graaf Edmund opende. Hy bracht ons do oplossing van dit eeuwig gedenkwaar dig oerste gewichtige geval mynor praktyk. De gravin, die van don dood van haren man nog niets wist, schroef dezon dat zy besloten had, zich geheol uit de wereld terug te trek ken en in een klooster te gaan, dat zy hem echter opheldering schuldig was en dat zy die by dozen gaf: Zy had als jong meisje in intieme betrekking gestaan tot don destyds als officier in hare vaderstad in garnizoen liggenden lieer v. Bender; deze was haro eerste en oprechte liefde geweest. In hare onbedrevenheid had zy hem hartstochtelyke brieven geschreven, welke voor haar zeer com- promitteerend waren, daar zy den aard hunner betrekking duidolyk blootlegden. Zy beschul digde den avonturier, wien zy eens hare liefde had goschonken, dat deze onmiddeliyk na haar huwelyk haar weer genadord was om haar geldsommen af te persen, door haar te dreigen haren echtgenoot do brieven te zen den. Zy was ten slotte wanhopig geworden en had het niet meer gewaagd den vroegeren beminde, die nu onedel met haar handelde, een wensch te weigeren. Zy had hem al haar geld gegeven, waarover zy beschikte, en toen hy haar voor eonige weken direct opzocht en tot eon rendez vous in het slotpark dwong, eischte hy eene som van haar, welke hy oogenblikkelyk wilde hebben, maar wolke de gravin in haren angst en verlegenheid hem alleen verschaffen kon door hem de briljanten te geven, welke liy verpanden zou. De gravin wilde ze weer inlossen, zoodra zy geld over had, vóór alles, zoodra zy over haar spelden geld beschikken kon, dat haar elk kwartaal uitbetaald werd. Helaas had Bender haar de mogeiykheid tot inlossen niet verschaft, maar haar brutaal geschreven dat hy gedwongen lukkig nu wel voor goruimen tyd onschadelijk worden gemaakt. Een Duitsch hoogleoraar, wegens ziekte sedert oonigen tyd emeritus, Fredorik "Wilhelm Axer genaamd, is den löden dozer overleden. Als zevenden zoon had hy keizer Wilhelm I tot peter gehaddaar hy donzelfden dag geboren was als de nu overleden keizer Frederik, gaf keizer Wilhelm hem de namen Frederik Wilhelm. Hy is gestorven op den- zelfden dag als keizer Frederik en op denzelf den dag begraven. De overeenkomst tusschen dezen hoogleoraar en zyn doorluchtigon naam genoot ging nog verder, want ook liy overleed aan kankor; evenwol niet in de keel, maar in de maag. In eene dezer dagen gehouden vergadering van den Ilygiönischen Raad te Parys, heeft dr. Dujardin Beaumetz een vertoog voorgelezen, dat de saccharine, de nieuwe stof, welke in toenemende mate in plaats van suikor begint gebruikt te worden, als scliadelyk voor do gezondheid, dient te wordon geweerd. Den 9don dezer is te Parys oene vrouw van omstreeks 35 jaren, krachtig ge bouwd en als eene werkvrouw geklood, van eene omnibus gevallen. Zy werd bewusteloos naar oen hospitaal gebracht, kwam na twee dagen woer by on kon weer sproken. Maar zy bleek zich noch haron naam, noch haar adres, noch haron leeftyd meer te kunnon her innoren. Tot overmaat van ramp had zy niets by zich, waaruit hare indentiteit kon worden vastgesteld. Mon denkt or over,, haar te tro- paneoren. Den zesjarigen togen woordigen kroonprins Wilhelm kon men niet goed aan het verstand brongen, dat hy, na den dood van zyn grootvader keizer Fredorik, nu kroon prins van het Duitsche ryk was geworden. Wel begreep hy dat zyn vader kseizer was geworden. Zyne promotie beantwoordde hy met de vraag„Ben ik nu al, wat myn papa geworden is, toen hy reeds myn papa was?" gowoost was de briljanten te vorkoopen. Zy had het toon niet gewaagd haren echtgenoot oene openhartige bekentenis te doen, en toen zy dan gedwongen geweest was, zich met doze to tooien, had zy don diefstal gefingeerd. Zy was zolvo zeer verbaasd dat de oorhan gers by haro gezelschapsjuffrouw waron ge vonden, en zy wist niet te verklaren hoe doze daar gokomen waren. Deze briof, wolke den rechter van instructie voorgelezen raoost worden, maakte voorgoed oon oindo aan het onderzoek. Graaf Edmund bood zyne stiefmoeder groot moedig de haar toekomende erfenis aan, de dame zag er echter van af en eischte slechts oene kleine som, welke zy voor liefdadige doeleinden gebruiken wilde. Eenige weken na de begrafenis trouwde graaf Edmund in alle stilte met Eugénio, en ging toen twoe jaren met haar op reis om den menschen gelegenheid te geven, zich over do briljantengeschiedenis on over zyn huwolyk uit te praten. Toen hy na dien ty l mot zyne jonge vróuw terugkeerde, was er gras over de zaak ge groeid en iedoroen vond de jonge gravin Klink- striim oven verrukkelyk schoon als beminnelyk. Dat ik do zaakgelastigde van den jongen graaf bleef, is natuuriyk, en nog heden loof ik het toeval, dat graaf Edmund by my bracht. Nog mag vermeld wordon dat het my on Jordan gelukte de nog ontbrekende sieraden op te sporen. Het grootste gedeelte werd te Londen teruggekocht; een deel was nog in de rosidontie. Do briljanten ruston thans wolbowaard in hot kistje dor jonge gravin KlinkstrOm, en oigonaardige godachten zullen by haar opko men als zy do oorhangors wedor aandoet, door welke zy zulke harde beproevingen moest doorstaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 5