N°. 8696.
Maandaa; 25 Juni.
A0. 1888.
§sze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
LANDHUUR.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden...1.10.
Franco per pert1.40.
üfcondermke Nommera0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 1C regels 1.05. Iedere regel moer0.l7|.
Grootcre letters naar plaaternünte. Voor het in-
casseeren buiten ile stad wordt f 0.10 berekend.
Onder de landlieden zijn er velen, die geen
eigen land hebben, maar het moeten huren.
Zjj, dio eigenaars zijn, zjjn, in vergelijking van
genen, in de minderheid. Onder dezen komen
er nog velen voor, die hunne goederen niet
onbezwaard bezitten en daarom vele zorgen
hobben, die degenen niet kennen, die geene
hypotheek behoefden te nomen. Wel is hun
vast kapitaal in zooverre verminderd als de
landerijen niet moer de waarde vertegenwoor
digen, welke zij in de beste jaren hadden, en
maken ook zjj niet meer zooveel voor hunne
producten, maar zjj hebben en dat is voor
hen eeno groote verlichting voor geene rente
en aflossing van hypotheek to zorgen. Die
dat moeten doen, weten er van te spreken,
wolke bezwaren het kost ten allen tijde aan
hunne verplichtingen te voldoen Bii" -/it in
gebreke hun geldschieters rente en ad«>oi..g
te betalen, dan hebben zjj er voor te vreozen,
dat do landerijen, welke nog altijd op hun naam
staan, publiek worden gevoild. Hiertoe gaat
de geldschieter over, zoodra hij kan bereko-
non dat hij bij den pnblieken verkoop zijne
voorgeschoten som nog altijd uit den boedel
kan terugontvangen. Niet altjjd gelukt dit
evenwol, maar menigo hypotheekhouder heeft
het ervaren, dat hij bij geene mogelijkheid het
volle bedrag van het kapitaal, waarmee hij,
ten gerieve van den kooper, de landerijen bo-
zwaarde, terugkreeg, integendeel oen aanzien
lijk montant inboette. Do kooper zelf verloor
een niet minder bedrag, ja, het kapitaal, dat hjj
zelf bezat, vóór hij de landerijen mjjndo, was
er geheel en al ingeschoton, ten gevolge van
de daling dor waarde van de landerijen.
Er zijn er die dergelijke toestanden willen
onmogelijk maken. Zij zouden liever zien dat
er vele eigenaron waren, die weinig bunders
onbezwaard land hadden. Hot was wel zoo
wjjs, indion men geen voldoend kapitaal bezat
om eone groote boerenwoning te koopen, zich
met eeno kleine te vergenoegen, maar zoolang
er kapitaal beschikbaar is als eerste hypotheek,
zijn er nog velen genegen liever een groote
boer te zijn dan een kleine, die geheel onbe
zwaard is.
Is alzoo de toestand van zulke groote eige
naars, die voor rente en aflossing van hypo
theek hebben te zorgen, niet rooskleurig, ook
van vele pachters kan dit evenzeer getuigd
worden.
Zij hobber, ja ook de jaren gekend, waarin
zij voor hunne zuivelproducten een hoogon
prjjs genoten, maar z(jn toch niet vooruit
kunnen komen, indion zij telkens als zjj weer
mooston inhuren, eene hoogere pacht moesten
opbrengon. Wie van hen eigenlijk geprofiteerd
hebbendogenen, wier pacht weinig of onbe
duidend werd verhoogd, maar dezulken zijn
over 't geheel niot zeer talrijk. De moesten
hebben het ondervonden, dat de pachten
verhoogden al naarmate de zuivelproducten
in do beste jaren meer opbrachten. Wat zjj
toon meer genoten, moesten zjj grootendeels
aan do landheoren weder afdragen. Eon bewijs
dat dozen eeno te hooge pacht lieten botalen
ook al wa3 dit niot rechtstreeks hunne schuld-
is de achterstallige schuld, wolke de pachtors
hadden.
Dat die pachten niet op dio hoogte konden
blijven, lag voor do hand. Ze moesten ver
minderd worden. Daartoe gingen de landhoeven
over. Z(j, die redelijk dachten, deden heel wat
van de huren af, zoodat zjj vertrouwen konden
dat het hun pachters mogelijk was delandhuren
voortaan te kunnen opbrengen. Zjj begrepen
dat hunne huurders de achterstallige schuld
nooit konden aanzuiveren en deden er daarom
de streep door. Andere landheoren, evenzeer
billijk, schonken insgelijks do achterstallige
schuld kwijt, maar deden niot zooveel van
de pacht af. Wjj willen het hun volstrekt
niet ten kwade duiden. Zij zouden evenzeer
genegen zijn geweest eene even groote reductie
op de landhuur toe te staan, maar hunne
rentmeesters zijn veeleer de schuld, dat zjj
daartoe nog niet zijn overgegaan.
Dezen dachten hoogstwaarschijnlijk dat
hot hun hoeren, voor wie zjj de goederen
bestierden, te veel in 't oog zou loopen dat
zij de pachten in de beste jaren op oen te
hoog cjjfer hadden gosteld. Wij hobben de
verwachting dat, waar een dergelijke onhoud
bare toestand nog bestaat, de landhoeren,
wier billijkheid niet genoeg kan geroemd
worden, zelvon het initiatief zullen nemen,
indien hunne rentmeesters dralen hun het
voorstel te doen, om de pachten naar billijk
heid te regelen, zoodat de pachters in staat
z(jn do landhuren te voldoen, zonder go
dwongen te zijn, gelijk helaas! gebeurt,
om zich van een deel hunner melkgevende
kooien te ontdoen tegen den tijd, dat de
pachten moeten worden opgebracht. Natuurlijk
Lijft dat in don regel aan de landhoeren
onbekend, anders zou het niet uitblijven, dat
do pachten spoedig werden herzien of wel
den boeren een deel van de landhuur werd
kwijtgescholden en bij wederinhuring eene
billijker overeenkomst gesloton.
Niemand zal kunnen weerspreken dat een
dergelijke toestand het gevolg is van de nog
altijd te hooge landhuur, welke menigo pachter
aan zijn landheer moot voldoen. Hem is het
veelal niot bekend dat een deel der pacht
de penningen vertegenwoordigt, die do huurder
ontving door eenige van zjjne melkkoeien te
verkoopen. Trouwens, hjj zou, was hij er meo
bekend, gewis gaan overwegen, of do huur,
ondanks do vermindering, nog niet to hoog
is, en daar hij noodzakelijk tot een beves
tigend antwoord moet komen, zou hij, uit een
beginsel van billijkheid, de pachten nog ver
lagen. Het moot toch tot lof van vele land
heoren getuigd worden, dat zjj gaarne zien
dat het hun pachters goed gaat. Wisten zij
hot, dat er onder hunne pachters zijn, die
zooveel moeten doen om da landhuur ten be
paalden tjjde te kunnen betalen, zi) zouden
gewis maken dat het niet meer noodig is,
dat hunne pachters tot een dergelijk redmiddel
hunne toevlucht nemen, op hoop dat voor
hen een betere tijd zal aanbreken. Wjj ver
trouwen dan ook dat do landheeron liever
zion dat openbaarheid gegeven worde aan
een toestand, welken zij zeiven, wisten zjj hot,
diep zouden betreuren.
Die toestand, welke in den regel b\j die
pachters voorkomt, die zelf geen kapitaal heb
ben, is oen sprekend bewijs dat er nog pachten
geheven worden, die niot in overeenstemming
zjjn met don togenwoordigen pry's der zuivel
producten.
Wie met do pachtboeren in aanrakingkomon,
weten er van te spreken met welke mooielijk-
heden zij in vele gevallen hebben te worstelen,
zoodat, als de pachten onevenredig nog te
hoog z\jn, liet goene verwondering kan
wekken, dat het moeite kost het hoofd over
eind te houden.
Laat ons over eenige dier moeilijkheden
nog eenige oogenblikken spreken.
De moeste pachters (uitgenomon zjj, die in
de beste jaren geene hooge pacht moesten
botalen en dezulken zijn er ook) hebben geon
oververdiend kapitaal meor; integendeel, zij
hebben daaraan gebrek. Sommigon, die het
hadden, hebben het grootendoels zien inkrim
pen, omdat ztf te hooge pachten moesten be
talen, ook toen de zuivelproducten niet meer
dien hoogen prijs konden maken.
Dat zjj nu geen kapitaal hebben, is hun
tot groote schade, want, moeten zjj veo-
vooder koopen, dan doen zjj dit veelal op
krediet en moeten daarom meer betalen, dan
zoo z\j in staat waren contant tekoopon.Dat
is in hot algemeen waar.
Het vorige jaar waren er vele landerijen,
welke door de langdurige droogte in den
zomer geen gras meer opleverden voor de
koeien. Treurig zag het er toon uit. Men
moest den beesten brood in 't land te eten
geven, ten einde te voorkomen dat zjj ver
magerden. Toch hebben zij voel geleden in
dien tijd. De boeren konden het wel zion
dat het brood, hoewel nu noodzakelijk, toch
het malsche gras, waarmoe zij ze anders
in ruime mate konden voeden, niet kon ver
vangen. Do hoeveelheid molk, welke de bees
ten destijds gaven, was vrij wat minder.
Dubbele schade voor de boerenuitgaven,
en dat in den zomer, voor voeding, en min
dere inkomsten, wijl de zuivelproducten be
langrijk minder werden.
Menige landman moest de koeien tijdelijk
in het hooiland doen. Dat dientengevolge
menigeen minder hooi heeft gewonnen, is
licht te bogrjjpen. Men hoopte op eene vroege
lente, maar de winter hield lang aan. Met
November werden de moeste koeien gestald.
Laat was er weinig gras in de weiden, zoodat
do koeien niet spoedig den stal konden verlaten.
Dat onder die omstandighodon het hooi eer
dan andere jaren opkortte en niet weinigen
in 't voorjaar hooi moeston koopen togen den
prijs van f 30 en hooger de 1000 halve kilo's,
is bekend.
Er zjjn landlieden, die ons verzekerden dat
z(j wekelijks voor f 150 aan hooi vervoerden,
behalve de lijnkoeken, en dan nog blij waren
het te kunnen krijgen. Wie met zijn voorraad
hooi nog wenschte rond te komen, en geene
middelen had om zulk duur hooi te koopen,
nam gedeeltelijk stroo tot voeder; maar dat
was ook waarlijk niet tegeof, want het werd
voor f 16 en hooger aan de opkoopers vor
kocht, die hot mot winst weer moesten om
zetten. Weder anderen voerden bij eone mindere
hoeveelhoid hooi dagelijks een hectoliter rogge.
Met den noodzakolijken lijnkoek bedroeg dit
wekelijks een aardig sommetje.
Wie, die dit alles in overweging neomt, zal
niet moeten erkennen dat een doel van don trek,
waarop men anders in do Meimaand hoopt, reeds
uitgegeven was aan voevoedor boven hetgeen
waartoe men verplicht zou goweost zijn,
indien de langdurige droogte ten vorigen jare
niot zoo lang had aangehouden.
Met al deze omstandighodon dient wie
zal het kunnen ontkennon?-billijkheidshalve
wel degelijk rekening te worden gehouden,
wil men voorkomen, wat eone nationale ramp
zou zjjn, dat onze pachters totaal verarmen,
hetgeen noodwendig moet plaats hebben,
indien de pachten, waar ze nog te hoog zjjn,
niot werden verminderd of wol den pachters
niet een deel er van word kwijtgescholden.
Yan nadoelen, welke geloden werden door
verlies van een of meor rundoron aan moer-
of eenige andero ziekte, sprekon wjj nog
niet, ofschoon zij don landlieden, en inzonder
heid den pachtors, veel zorg baren.
Het bovenstaande is alloen wol voldoende
om iedereen te overtuigen dat bopaaldolijk
de pachters een moeieljjken tijd beleven.
Wio zal dan ook met onzen hartgrondigen
wensch niet instommon, dat de landhoeren,
die porsoonljjk kennisnemen van de bezwaren,
wolke de pachters hebben, om do pachten,
voor zooverro ze nog te hoog zijn, te voldoen,
besluiton mogen hun to gemoet te komen,
hotzy door vermindering van do pacht of
wel door kwijtschelding van oen deel er van,
als zjj binnenkort moeten betalen, omdat
de tijdsomstandigheden werkoljjk zoo tegen-
loopen
De landheoren, die dat doen, toonen mettor-
daad dat zij hart hobben voor hunne pachters,
behoeden hen voor geheele uitputting en
zijn waardig om wegens hunne edelmoedig
heid door allen gewaardeerd te worden, wien
het moer dan eone holle phrase is, dat de
landbouw eone voorname bron is van ons
volksbestaan.
Gemengd N leuw o.
Het on weder, dat zich gister-
middag hier slechts gering en kort deed hooren,
heeft boven Utrecht daarentegen hevig go
woed. De onweersbui, wolke bij ons de straten
maar even bevochtigde, en toon weer wegtrok,
is echter niet bjj de „heidenen" terecht ge-
komon (gelijk eene bekende spreekwijze zeg!),
maar veranderde reeds te Utrecht in stortre
gens. Die regen was zóó hevig, dat vorscheidene
straten en pleinen, o. a. het kerkhof met om
liggende straten, blank stonden.
Het onwoder hield meer dan anderhalf uur
aan on ging ook vorgozeld van hagel. Enkoio
hagelsteenen waren zoo groot als knikkers.
By het fort Vossegat sloeg de bliksem in
een boom, in de onmiddellijke nabijheid van
een korporaal en een geniesoldaat, die even
wel geen letsel bekwamen.
Ook sloeg de bliksem in do zaal der civiele
zittingen van do arrondissomonts-rechtbank
aldaar. Po bliksem volgde de gasleiding on
hoeft, zonder brand to veroorzaken, weder het
gebouw verlaten.
Verder sloeg do bliksem bjj den hoer Yan
der Sluis, achter Oudw(jk, in oen boom, welke
totaal van boven naar boneden aan splinters
word geslagen en later in oen schoorsteen
van Paushuizen, zonder brand te veroorzaken
de schoorsteen werd door het vuur gespleten.
Er ontstond brand ton gevolge van het
inslaan van den bliksem in een perceel aan
de Dorstige Hartsteeg. De vlam doolde zich
mode aan hol plafond van eeno gang der
Doopsgozindo kerk, waardoor oono aldaar aan
wezige gaspijp smolt, hetgeen den brand oon
dreigend aanzien doed krjjgon. Hot vuur werd
gebluscht door oeniga hulpvaardige liodon.
Dienzelfden middag sloeg de bliksem ook in
de spinnerij van de Voenendaalsche Stoomspin
nerij en Wovorjj, gelukkig zonder iemand te
treffen. Don brand was men spoedig meester.
Ondor Rukfen trof de bliksem oono boeren
woning, welke totaal afbrandde. De bewoners
hadden nauwelijks don tjjd zich te redden.
Te Standdaarbuiten word een paard in de
weide door den bliksem gedood.
Te Kaatsheuvel sloeg de bliksom in de
woning van den kleermaker W. S. In den
schoorsteen ingekomen, heeft b(j het in huis
wol eenige schade aangericht, doch geene
persoonlijke ongelukken voroorzaakt.
Tjjlens oen kortstondig, maar zwaar onwe-
der, is te AVillomstad in liet huis van don
veerman B. Struik door den bliksom eon gat
in het dak geslagon, zonder brand to ver
oorzaken. Een stuk van de goot werd ver
brijzeld, behevens een hardstoenen paal nabij
de woning.
Eorgisternaclit sloeg to Etten (N.-B.), tijdons
een vreeseljjk onweder, de bliksem in de bouw-
stede van baror- Vari Re(jnegom en bowoond
door O. Hujjben, welke 'mot al de gebouwen
en oon groot gedeolte van den inboodol in do
asch werd gelegd.
De officier van justitio te Haar
lem verzoekt to worden bekend gemaakt met
de namon van do personen, dio in don laatston
tyd goederon op crodiet hebben afgeleverd
aan Cornolis Jbr. Bakker, zich noemende en
schrijvende handelaar in effecten te Landsmoor,
tbans wegens oplichting to Haarlem gedeti
neerd, of wel aan zijne handlangers Lodewjjk
Kok en C. Wzn. Visser, te Landsmeer, Boom
stor of Amsterdam woonachtig.
Toezonding van de briefwisseling, die tot de
aflevering heeft geloid, wordt tevens verzocht.
Gisteren wilde de vrouw van een
baanwachter op de ljjn Breda Rozendaal (nabij
Zegge), do hekken sluiten, toon zij op eenigen
afstand oon kind tusschon do rails opmerkte,
dat daar lag te slapen. Hoewel de trein nabij
was, liep zij er heen en had het genoogen
het kind te redden. Do vrouw word evenwel
door do locomotief gekwetst, doch gelukkig
niet ernstig.