N°. 8694. Vrijdag 22 «Tiiiii. A0. 1888. Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 21 Juni. Feuilleton. DE STROOPER. PRIJS DEZER COURANT: foor Loidaa por I miudo.1.10. fruo* per poet.l.M. ifionderqfke Kommen.;..r..".., 1.05. PBUS DEB AJDVaBTHNTTBN: Tab 1—6 r«(«ls 1.06. I«d«r« wgel cic*r/0.1T|* Grootere letter# nur pUatsmiraU. Toor het ia- OMieeren buiten de etad wordt 0.10 berekend. Heden had alhier de 121ste vergadering aats van de Maatschappij der Nederlandsche stterkunde. Prof. Jan Ten Brink opende haar nat een hartelijken welkomstgroet zoowel yn hen, die van elders waren opgekomen is aan de Leidsche leden. Hy betreurde de siiezigheid van prof. Do Vries, in wiens aan- rffikeiyk herstel wy ons evenwel mogen ver tegen, en uitte de beste wenschen voor diens toenemende gezondheid en krachten in liet belang van zyn gezin, de Academie, het Vaderland en het "Woordenboek. Daarna gedacht hy met weemoed de binnen- en buitenlandsche leden, die in het verloopen ;aar aan de Maatschappy ontvallen zijn en gaf van elk hunner eene korte karaktertee- kening. Meer uitvoerig stond hy stil by het groote verlies, dat de Maatschappy onlangs geleden had door den dood van mr. C. Vosmaer, wiens wetenschappelijken, critisch-aestheti- schen en scheppenden arbeid hy schetste en roemde. Tegenover zooveel leeds vermeldde hy het heugiyke feit, dat mr. De Jonge Van Elle- meet zyne belofte, in de vorige vergadering gedaan, heeft vervuld en op 5 Nov. 11. zyn rjjk en eenig Museum Catsianum in de Bi bliotheek geplaatst en aan de Maatschappy van Letterkunde overgedragen heeft. In deze ck steeds uitbreidende bibliotheek vond hy an vasten grond voor zyn geloof aan de toekomst der Maatschappy. Na de gewone verslagen van secretaris, bibliothecaris, een humoristisch verslag van den ponningmeester en mededeelingen der Oommissie voor eene bibliotheek in de Trans vaal en die voor Geschied- en Oudheidkunde, rerd door prof. Offerhaus de uitslag dor stemming van nieuwe leden voorgelezen. Daaruit blykc dat gekozen zyn tot binnen- landsche leden de heeren Dr. W. A. Terwogt, predikant te Hoorndr. W. Muller, benoemd mederedacteur van het Kederlandsch Woordenboek, thans te Haarlem W. G. Van Nouhuys, te ZaltBommel; A. N. Fabius (pseud. F. A. Buis), luit.-adjud. dor artillerie te Naarden en archivaris dier stad; W. Moes, adjunct-archivaris te Rotterdam Overman, secretaris van de Synode der Kaderl. Herv. kerk, te 's-Gravenhage; J. F. Van Someren, assistent-bibliothecaris der univorsi- teits bibliotheek te Amsterdam; F. AdamaVan Scheltema, hoofd der firma Frederik Muller Co., boekhandelaar-antiquaar te Amsterdam H. J. Eymael, leeraar aan de Handelsschool te Amsterdam; M. B. Mendes Da Costa; dr. G. Wildeboer, hoogleeraar te Groningen; P. J. Frederiks, assistent van den hoofddirec teur van het Ryksmuseum te Amsterdam; dr. J. H. Gunning JHz., predikant te Gouda; dr. J. Van Leeuwen Jr., hoogleeraar te Leiden; F. baron Van Hogendorp, hoofdredacteur van het Dagblad van Z.-H. en 's-Gravenhagemr. P. W. A. CortVan der Linden, hoogl. te Gro ningen; F. De Bas, luit.-kol. te Venloo; mr. JE. baron Mackay, te 's-Gravenhagodr. E. Van Ryckevorsel, te Rotterdamdr. H. G. A. Leig- nes Bakhoven, conrector te Deventer. Tot buitenlandsche leden werden gekozen Dr. Robert Scholten, archivaris van Cleve; dr. Karl Theodor Gaedertz, K. Bibliothekar te Berlyn; prof. H. Georg Rahstede, te Oeyn- hausen; E. B. J. De Chateleux, leeraar aan het Athenaeum te Hoey, en dr. Franz Jostes, te Munster. In plaats van den aftredenden bestuurder dr. Kern is benoemd prof. mr. S. J. Fockema Andreas. Op voorstel van den voorzitter werd met algemeene stemmen tot eerelid benoemd jhr. De Jonge Van Ellemeet, de schenker van het Museum Catsianum. De vergadering zal besloten worden met een diner op Zomerzorg, waartoe het heer- lyke zomerweder mode uitlokt. Aan de universiteit alhier slaagde voor het tweede natuurkundig examen de heer C. Van der Moer. De onderofficieren van het vierde bataljon vierde regiment infanterie, alhier in garnizoen, hebben hun oud commandant, den luitenant kolonel V{. C. D. Van Ryen, door de aanbie ding van eene stoffelyke hulde getoond, welk eene sympathie zy voor dien hoofdofficier, vóór oenigen tyd op pensioen gestold om redenen van minder goede gezondheid, had den en hoe groot hunne gehechtheid aan hem was. Dat bewys van groote achting, gisteren door eene deputatie van vier onderofficieren overhandigd, mochten wy heden ten huize van den heer Van Ryen aanschouwen en onmiddellyk reeds was de indruk, welken het op ons maakte, deze, dat bezwaarlyk door de onderofficieren een beter gekozen, meer passend en schooner blyk hunner gevoe lens had kunnen worden aangeboden. Het go- schenk bestaat in eene photographie van zeld zaam groote afmeting, de beeltenissen der schen kers, naar wy vernamen, uitstekend weer gevende en, zooals wy zien konden, met de meeste zorg vervaardigd en afgewerkt. Onze stadgenoot, de heer H. Jonker, heeft zyn reeds gevestigden naam opnieuw alle eer aan gedaan. De photographie is omgeven door eene fraaie lyst, welke er niet weinig de waarde en den indruk van verhoogt. -- Jhr. mr. A. L. E. De Stuers, Zr. Ms. gezant en govolmachtigd minister te Parys, is met familie en gevolg gisteravond afgestapt in het hotel „du Lion d'or", op de Broestraat alhier. Tot leden der commissie voor het keuren van fourages en turfstrooisel voor de bereden troepen alhier, zyn benoemd: de ritmeester O. Bothnia Andieae, de paardenarts 2de kl. Muizert en de 1ste luitenant der artillerie d'Hamecourt. Uit het verslag over den toestand der Kweekschool voor Zeevaart alhier, gedurende het jaar 1887, blijkt dat deze inrichting voort durend in bloeienden toestand verkeert, al zyn er ook minder jongens, die er hunne opleiding ontvangen, dan het vorige jaar. De reden daarvan is dat er op het oogenblik minder behoefte bestaat aan jeugdig scheepsvolk by de zeemacht, en er dus door de Regeering maatregelen genomen zyn om den toevloed van jongens te beperken, door ten eerste de bepalingen van het keuringsreglement stren ger toe te passen, en ten tweede den leeftyd van aanneming op 14 jaar te brengen. In de maand Juni bezocht de minister van marine, de hoer F. C. Tromp, de Kweekschool, en vorklaarde zich zeer ingenomen met alles wat hy gezien had. Het was dan ook op zyne voordracht, dat de Koning aan den directeur, den luitenant ter zee lste kl. C. H. DeGoeje, den titulairen rang van kapitein-luitenant ter 4ee verleende. Het gedrag der jongens liet weinig te wen schen over; alleen worden er in het verslag eenige vermakeiyke staaltjes van voorgewende kwalon meegedeeld, welke weldra weken voor doeltreffende maatregelen. Een knaap uit Rotterdam verklaarde dat hy een gebrek aan zyne boonen had, waardoor hy de voeten binnenwaarts moest plaatsen en zeer moeielyk liep. Hy hield dit vol van den vroegen morgen tot den laten avond, zoodat zyne omgeving werkelyk medelydon met hem kreeg. De dokter, die hem nauwkeurig onderzocht, kon echter niet8 abnormaals bespeuren. Ten slotte schreef men over het vreemde geval aan een Rotter- damsch geneesheer, die onmiddellyk antwoord de dat de jongen onder zijne behandeling dezelfde kwaal had voorgowend en genezen was door eene flinke les met den faradischen stroom. Deze brief werd den jeugdigen zondaar gedeeltelijk voorgelezen; hy werd bedreigd met eene herhaling van hot middel, dat in Rotterdam zoo heilzaam gewerkt had, en na zeer korten tyd liep de jongen gewoon en staat thans nevens zyne kameraden in flinke militaire houding in het gelid. Eene andere wonderdadige genezing ver richtte de schipper by een jongen, die altyd in het begin der week ongesteld, en Zondags hersteld was. Toen deze op zekeren morgen verzocht de exercitiën niet mee te maken wegens pyn op de borst, zei de schipper dat daar onmiddellyk iets aan gedaan moest wor den, en niets zoo heilzaam werkt op de longen als de frissche berglucht. De patiënt moest rustig in den top van den mast gaan zitten tot na afloop van bet schaften, tenzy hy vóór het eind der exercities hersteld mocht wezen,— wat na een half uurtje gelukkig het geval bleek te zyn. Omtrent de houding der knapen, wordt in het verslag gezegd„Gemakkelyk gaat het niet om den jongens den zoo hoogst onbeval- ligen, sjokkorigen gang af te wennen, welken wy op straat helaas te veel zien, niet alleen by de lagere, maar ook by de hoogero standen der maatschappy. Maar langzaamaan gaat het beter, en na een paar maanden ziet men den straatjongen, die het gebouw der Kweek school binnen kwam slenteren, natuuriyk met de handen in de zakken, niet alleen in het gelid, maar ook op straat op flinke militaire wyze loopen. Zou bij het zien van zulk eene gunstige verandering in de houding en den gang der jongens niet de wensch by ons opkomen, dat op alle scholen eenige uren 's weeks onderwys werd gegeven in het raar- cheeren en het aannemen van eene (linke, mili taire houding?" De Staatscourant van 21 Juni bevat nader het volgende By koninklyk besluit van 19 dezer, No. 17, is aan den heer O. Van Rees, op zyn verzoek, een eervol ontslag verleend als Gouverneur- Generaal van Nederlandsch-Indië, onder dank betuiging voor de door hem aan den lande bewezen diensten, en met bepaling dat dit eervol ontslag wordt gerekend in te gaan met den dag, waarop de heer Van Rees de functiën van Gouverneur-Generaal aan zynen opvolger zal hebben overgegeven. By koninklyk besluit van gelyke dagtee- kening, No. 18, is bendteid tot Gouverneur- Generaal van Nederl.-Indië mr. C. Pynackor Verhaal uit de Beiersche bergen. Naar hot Duitsch van FRIEDR. DOLCH. „Dat is de jager Oswald Von Tegernsee", zeide Resei met een somber gezicht. „"Wat toch altyd by my te zoeken heeft, die afkeerwekkende manl" „Ik ken hem", zeide de vreemdeling somber, klopte zyne pyp uit en stak haar in den zak. Ik heb al eens een twist met hem gehad dat is hem slecht bekomen! Het zal wel het beste zyn dat ik hem uit den weg gal" „Ja, ja, gy hebt gelyk", zeide het meisje astig; maar ik bid u, blyf in de nabyheid het zijn kanDe woeste man plaagt my telkens, zoo dikwyis hy komt, en laat my geen rust. „De slechte kerel 1" riep de vreemdoling toornig. „Het is goed, Resei, dat gy het my gezegd hebt! Ik zal hem vandaag een herin neringstoeken geven, den nietswaardige! Ik verberg my in de hut, en als hy u aanraakt, al hy eens met my kennis maken 1" Hy sloop in de hut en do deerne begaf zich weer aan het werk, waarvan zy niet weer opzag, totdat de jager voor haar stond. „Schoone herderin, hoe gaat het op de alm?" zeide de jager en trachtte den arm om het middel van het meisje te leggen. Resei echter stond op, stiet den jager van zich en ging geërgerd eenige passen achteruit. „Ik heb u reeds eenmaal gezegd dat ik u zulke familiariteiten verbiedriep het meisje. „Gy hebt niets te zoeken in myne hut en gy kondt ook reeds lang bemerkt hebben dat ik niets van u wil weten." „Oho, niet zoo grof!" spotte de jager, zette zyne buks tegen den muur en ging vervolgens, het eene been over het andere slaande, op de bank zitten. „Gy zyt zóó preutsch, dat gy geheel van de wys raakt!" „Als gy my plagen wilt, mynheer Oswald", zeide het meisje, en trad vastberaden voor den jager, „dan maakt gy dat gy op staanden voet verder gaat. En als gy niet goedschiks wilt gaan, kan het misschien wel gebeuren dat gij den heuvel vlugger afgaat dan gy naar boven zyt gekomen!" „Bah, bah, zyn dat woorden voor een meisje!" lachte do jager. „"Wat is er van daag aan de hand, Resei, dat gy zoo krygs- haftig zyt? Zie, ik b9n expres gekomen om dat ik iets gewichtigs mot u te spieken heb „Ik wil niets weten. „Kom, kom, aanhooren zult gij my toch wel! Zie, Resei ik heb u zoo lief, omdat gy zoo lief zyt en zulk een lief gezichtje hebt en. „Gy plaagt u tevergeefs", viel het meisje hem in de rede. „Zoo iets laat my ge heel koud." „Het is zeker waar, Resei! Ik ben op u verliefd, gy moogt my gelooven of niet. Ik had reeds lang gaarne willen trouwen, maar tot nog toe had ik geene vooruitzichten. Maar nu ik geërfd heb van myne tante, meende ik dat het tyd was u te vragen of gy my be mint, Resei. Spreek thans, wat antwoordt gy „"Wat ik antwoord? Ik antwoord datgy een blauwtje by my geloopen hebt", zeide Resei verachtelyk. Mot boosaardig fonkelende oogen zag de jager het meisje aan. „Ah, zie die trotsche boerenprinses eens aan!" spotte by. „Een jager, geloof ik, zou haar niet eens goed genoeg zynGy moet maar wachten totdat er een prins komt en u trouwt!" „Daar, dat is myn antwoord!" riep het woedende meisje, en in het volgende oogenblik viel er oen klap op de wang van den jager. Met oen wilden vloek sprong deze op en wierp zich op do deerne. „Wacht, ik zal u betalen!" tandeknarste de jager. Maar do ellendoling had zich verrekend. Eene stevige vuist greep hem plotseling in den nek. Hy liet het meisje los en wendde zich tot zyn aanvaller; maar toen hy een blik in diens gezicht geworpen had, riep hy in vollen angst: Franzl Wisbacher! Geef my myne buks, Resei myne fluks!" „Ellendige hondl" siste Franzl en schudde den jager met alle kracht, „eindelyk heb ik u eens! Uwe buks ziet gy nooit weer, want ik behoud haar als een aandenken! Met u echter zal ik thans afrekenen „Gy zult my toch niet om 't leven willen brengen?" stamelde do jager met bleeke lippen. „Ik wil u uw ellendig leven niet ontnemen," zeide Franzl verachtelyk, „ofschoon gy het verdiend hadt. Een zwak meisje durft gij aanvallen, maar als een man tegenover u staat, zinkt u het hart in de schoenen. Maak dat gy weg komt, ellendeling, on als gy u hierboven nog eens laat zien, is het met u gedaan!" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1