N". 8688.
"Vrijdag 15 Juni.
A*. 1888.
(gourani wordt dagelijks, met uitzondering
van f§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat nit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 14 Juni.
Feuilleton.
EERESCHULDEN.
PJRUB BBEHB. CXHJEJLNT:
yoor Ledden par t muuideii.. ld®.
^joco par pad..1HO.
ifionaerlgke Hommer».0.06.
EHijf^pka ADt
Y*n vl6 regels ƒ1.05». Iedere regel meer/.(L17§,;
Cfroèter* lettere neer plaatsruimte. Toer
»#e:
ren botton de etad wordt f 0.10 berekend. ;-!
Officieel© Kennisgevingen.
Bnrgcmeenter en Wethouders ran Leiden,
flefien de circulaire ran den 8taateraad Gourer-
r ran Zuid-Holland van den 2l8ten Augustus 1831
Prorinciaalblad No. 110),
Brengen ter algemeene kennis, dat ter voldoening
jiD bet Koninklijk besluit van den lsten dier maand
Po. 72, de Dankdag of Godsdienstige viering der over
ging van Waterloo, ditmaal op Zondag den 17den
r maand aal worden gehouden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTBR, Burgemeester.
|U Juni 1888. E. KIST, Secretaris.
De heer J. G. H. Mann, by de herleving
Iran het studenten-muziekgezelschap „Sempre
[Crescendo" alhier slechte voor een jaar tot
[directeur daarvan benoemd, is, na het ver
strijken van dien termen en by het eptre-
[dsn van een nieuw bestuur, thans voorgoed
[tot dirigent van genoemde vereeniging ge-
kozen.
- De eerste luitenant Klerk de Reus, on-
langs van detacheering uit Indië teruggekeerd,
lis by het vierde regiment infanterie alhier
- Overgeplaatst is van het 3de regiment
huzaren te Leiden, by het departement van
oorlog te 's-Hage, de kapt.-kwartiermeester
IJ. Oudraad.
- De jaariyksche collecte der districtscom-
1 missie tot aanmoediging en ondersteuning van
den gewapenden dienst in de Nederlanden zal
I hier ter stede worden gehouden door daartoe
I gemachtigde personen, met geslotene bussen,
op Maandag en Dinsdag, den 18den en löden
I Juni aanstaande, aanvangende 's morgens te
negen uren, aan de huizen der ingezetenen,
wien verzocht wordt op de uitreiking hunner
1 liefdegiften orde te stellen.
Burgemeester en wethouders noodigen de
ingezetenen dringend uit door onbekrompene
bijdragen krachtdadig mede te werken tot de
ondersteuning der instelling, welke zy zoozeer
bohoeft, maar gelooven tevens dat de bestem
ming van de opbrengst dier collecte reeds eene
goede uitkomst verzekert en voor ieder recht
geaard Nederlander, die in de geschiedenis van
zyn eigen land geen vreemdeling is, alle verdere
aansporing overbodig maakt.
Het fonds, tot instandhouding waarvan die
gelden worden ingezameld, strekt toch niet
slechts in het belang der verminkten en infir-
men van den gedenkwaardigen en beslissenden
slag by Waterloo (een dwaalbegrip, dat by velen
heerscht), neen, ongelukkigen van iederen
stryd, waarin ons vaderland gewikkeld was
en nog is, ondervinden het steeds, dat ten
hunnen behoeve een blyvend liefdewerk is ge
sticht stryders van den Belgischen veldtocht,
handhavers onzer macht in Oost- en West-
Indische bezittingen, veteranen van 40-jarigen
dienst, genieten nu reeds, of hebben althans
het vooruitzicht te genieten van hetgeen
hunne landgenooten hebben weggelegd en
thans nog afzonderen tot leniging hunner
smarten, tot ondersteuning van hunnen ge-
brekkigen ouderdom.
Het vyftigjarig bestaan der Zomerzorg-
concerten is niet alleen een feit, voor onze
stadgenooten van gewicht, maar heeft ook de
aandacht van buiten Leiden wonenden tet zich
getrokken.
Zie hier o. a. wat de „N. R. C." over dit
jubileum schryft:
Men moet een volslagen vreemdeling zyn
in de eerwaarde sleutelstad om er niet het
gewicht van te begrypen. Zomerzorg is voor
den Leidenaar, wat Artis is voor den Amster
dammer, Park of Diergaarde voor den Rot
terdammer, de Thiergarten voor den Beriyner
en het Prater voor den Weener. En het heeft
boven de meeste dier inrichtingen voor, dat
het zyn tuin opent voor allen, die zich de
weelde van eene kleine vertering kunnen
veroorloven. De Leidenaars beschouwen Zomer-
zorg dan ook als hun gemeen goed. Het wordt
als een sieraad der stad den vreemdeling ge
toond. En de goudvisschen van Zomerzorg
hebben een gevestigden roem. Piet Paaltjes
zong er al van in zyn ,Drie studentjes."
Aan de zomerconcerten der grenadiers is de
Leidenaar eerst waariyk gehecht. Het moge
regenen of koud zyn, het publiek trekt in
dichte scharen er heenen daarby leveren de
omliggende dorpen hun contingent, zoodat
men, behalve het genot van de muziek, zich
aan het bekyken en monsteren van een groot
publiek kan te goed doen, zooals op een concert
te doen gebruikeiyk is.
Aan Zomerzorg en zyne concerten is een
heel geslacht van Couvée's verbonden. Zoo
hebben wy er de heeren J. Couvée Jr. en
A. Couvée gehad, en thans zwaait er de heer
J. Couvée Azn. den schepter. Dat de tegen
woordige ondernemer een werkeiyk onder
nemend man is, bewyst thans weer deze
feestviering. En dat Leiden met den heer
Couvée mede feestviert, heeft hy niet ten
onrechte gedaeht.
Naar wy vernemen, bevindt zich onder
de literaire nalatenschap van wyien mr. C.
Vosmaer de voltooide vertaling van de Odyssee.
Yosmaer's vader, directeur der Algemeene
Landsdrukkery, was een degelyk en klassiek
gevormd man en reeds vroeg, om met Ten
Brink te spreken, „leerde Carel de muziek
der Grieksche hexameters kennen." Hy volgde
de lessen aan hot Haagsche Gymnasium, waar
hy o. a. Busken Huet tot tydgenoot had. Op
18-jarigen leeftyd ging hy naar Leiden. In
den Leidschen Studenten-Almanak kwamen
zyne eerste letterkundige bydragen voor.
Hy was lid van de Koninkiyke Academie
van Wetenschappen, van de Maatschappy
van Nederlandsche Letterkunde te Leiden en
„associé" van de Belgische Academie. Van
1873 78 was hy lid van het college van
ryksadviseurs voor Geschiedenis en Kunst.
Hy nam daaruit zyn ontslag, omdat hy zich
met de richting onzer officiééls kunst niet
kon vereenigen, waartegen hy zyn leven lang
heeft gestreden. Opmerkeiyk genoeg, geene
ridderorde versierde zyne borst.
Sedert het begin van den winter reeds was
"Vosmaer'ïydende aan eene maagkwaal, maar
in het voorjaar w»3 hy veel beter. Een ver-
biyf te Mentreux was hem voorgeschreven
tot geheel herstel en een dag of elf geleden
begaf hy ziqh met zyne vrouw daarheen.
Aanvankelyk waren de berichten gunstig,
maar weldra kreeg hy koorts en zyn ver
zwakt gestel wa» daartegen niet bestand.
"Veel had men nog van Vosmaer kun
nen verwachten, indien heu een langer
leven ware beschoren geweest. Naar het
„Vad." mededeelt, was hy sedert geruimen
tyd bezig met een nieuwen kunstroman, welke
in het najaar by den Haagschen uitgever
Mart. Nyhoff het licht zou zien.
Ingevolge het besluit van de vorige ver
gadering van den Zuid-Hollandschen Genees
kundigen Raad, word de aandacht van den
minister van binnenlandsche zaken er op ge
vestigd, dat de verantwoordeiykheid van den
apothekersbediende in de wet niet voldoende
geregeld is, en dat ook in het in 1886 inge
diende wetsontwerp dit het geval is. Den
minister werd daarom verzocht by de voor
genomen wyziging der wet zóódanige veran
dering voer te dragen, dat de door apothe
kersbedienden begane overtredingen niet on
gestraft biyven.
Naar men verneemt, heeft jhr. Ortt Van
Sehonauen tegen 1 Juli a. s. zyn ontslag ge
nomen als chef van exploitatie der Westtóndsche
Stoomtrammaatschappy.
Dr. M. Treub, directeur van 's Ryks
plantentuin te Batavia, is door de academie
van wetenschappen te Parps tot correspon-
deerend lid voor de botanische afdeeling be
noemd.
In verband met den aldaar op dien dag
te houden zeilwedstryd zal het rykstelegraaf-
kantoor met telefoondienst te Woubrugge op
16 dezer open zyn: van 9 tot 12 uren's voor-
en van 2 tot 2'/2, 3 tot 5 en 6'/j tot 8 uren
's namiddags.
De rekening van den Veenderpolder, te
Woubrugge, dienstjaar 1887, thans ter lezing
liggende voor de ingelanden, bedraagt in ont
vangsten f 2199.48'/2 en f 2101.00'/, in uit
gaven, dus met een batig saldo van f 98.48.
De begrooting voor 1888, welke mede ter
lezing is nedergelegd ten Raadhuize, in de
burgemeesterskamer, beloopt in ontvangsten
f 1938.38 en in uitgaven f 1938.38, en sluit
dus nihil. De polderlasten zyn geraamd op
f 4 per beetare, of f 1 minder dan over 1887.
De passagiers, de bagage, pakketten en
regalen aan boord van het stoomschip „Prins
Frederik," in avery te Gibraltar liggende, zyn
11. Zaterdag door het stoomschip „Utrecht"
overgenomen, dat 16 dezer te Rotterdam ver
wacht wordt.
's Ryks middelen hebben opgebracht in
Mei 1888 f 10,172,263 tegen f 8,436,505 in
Mei 1887in de eerste vyf maanden van het
loopende jaar f 43,875,199 tegen 41,402,135
in die van het vorige jaar. Het 5/l2 der ra
ming is f 45,087,264.
Door het Landbouw-congresbestuur to
Assen was tot den Koning de uitnoodiging
gericht ter gelegenheid van het congres een
bezoek aan de stad te brengen. Z. M. heeft
echter voor die uitnoodiging bedankt.
Het Perscomité der Brusselsche Tentoon
stelling heeft aan den president en den secre
taris van den Ned. Journalistenkring het lid
maatschap aangeboden. De Nederlandsche
dagbladschryvers worden dus nu door de heeren
H. De Veer en D. A. Van Waalwpk officieel
vertegenwoordigd.
De „Maasb." verneemt dat, biykens ont
vangen berichten uit Curasao, de drie eerw.
Fraters, die den 12den April met mgr. A. M.
Joosten naar hot verre westen vertrokken,
den 16den Mei behouden zyn aan wal gestapt.
Justus Van Maurik leed aan bronchitis
en rheumatiek. Hy is thans aan de beterhand.
Het stoomschip „Burgemeester DenTex",
van Amsterdam naar Batavia, vertrok 14 Juni
van Suez.
Historische vertelling nacar het Duitseh
4) VAN
B. T. WOLFiltFBK.
Maar reeds de eerste dagen brachten haar
teleurstellingen van allerlei aard. De baronet
had haar aanbevelingen aan vrienden mede
gegeven, van wier raad en hulp zy in het
noodzakelykste geval gebruik moest maken.
Kaar Mary vond alles eerder dan de ontvangst,
op welke zy meende te kunnen rekenen. De
betrekkingen dezer lieden tot haren vader
waren meest sedert lang afgesleten, daar zy
nog uit den tyd dateerden, dat deze zelf te
Londen gewoond had en intusschen eene aan-
zienlyke reeks jaren verloopen wasbovendien
wist men ook hier sedert langen tyd dat de
baronet een geruïneerd man was, en gevoelde
men zich daarom niet geneigd zijner dochter
opmerkzaamheden te bewyzen, waarop zy als
onbemiddeld meisje geene aanspraak meer
kon maken.
Evenwel was er één te Londen, die het
gemakkeiykst in staat geweest ware als be-
scherther en helper van Mary op te treden:
Edward Graham, de jonge officier in de garde
van koningin Anna. Maar hy wist niet eens
dat zy hier was. Mary had besloten dat hy
niet eerder van haar plan hooren zou, voor
dat het gelukkig ten einde gebracht was.
Eerst als zy op het punt was naar haren
vader terug te keeren, wilde zy Edward zien
om hem biyde hoop voor de toekomst te
geven.
Intusschen had Mary zich zeo ver georiën
teerd, dat zy het paleis van St.-James vond,
waar Bolingbroke, de eerste minister der
koningin, zyne woonplaats had.
Men zeide haar dat hy op de jacht was,
welke de hertog van Norfolk op zyne Schotsche
bezittingen hield.
„Overigens, mejuffrouw", ging de beambte
voort, tot wien Mary zich gewend had, „is
het niet gemakkelyk by den lord eene audiëntie
te bekomen, gelyk gy dat schynt te veron
derstellen. Daartoe moet men aanspraak en
gewichtige aanbevelingen hebben. Als dat
laatste niet het geval is, is het het beste dat
gy uw verzoek schrifteiyk meedeelt en op
antwoord wacht."
Mary hield vol dat zy ook zonder dat by
den minister toegelaten moest worden. Zy
waagde het niet te bekennen dat zy reeds
van "Wakerset-house uit aan Bolingbroke ge
schreven en tot heden op antwoord gewacht had.
Schouderophalend wendde de man zich af
en Mary ging heen.
Sedert dien iag zag men dagelyks voor het
paleis van St.-James een jong, schoon meisje
op en neer gaan. Zy was in zichzelve gekeerd
en «prak niet.
De tyd vlood heen. Het weinige geld, dat
Mary by zieh hai, verminderde, en daarmede
de hoop, welke haar de rei» naar Londen had
doen aanvaarden.
Het was in den grond een onvriendelyke
oude man, tot wien Mary zich met de vraag
naar Bolingbroke gewend had, en zyn ambt
scheen daarin te bestaan, elk ongelegen be
zoek van den minister af te houden. Maar de
volharding, waarmede Mary op den terugkeer
van Bolingbroke wachtte, de droefheid in
hare schoone oogen zoowel als haar bescheiden
gedrag konden hunnen indruk op den op zich
zelf goedigen man niet missen. Langzamer
hand begon hy met haar een gesprek aan te
knoopon, en weldra vernam hy dan ook alles,
waarvan hare bedroefde ziel vervuld was,
en zyne deelneming bewees hy duidelyk ge
noeg door hoofdschuddend iets te brommen,
wat voor den minister der Britsche koningin
geenszins vleiend klonk.
„Morgen komt hy", zeide hy op zekeren
dag tot Mary. „Wees maar by de hand, opdat
ik u een wenk kan geven. Want in geen
geval mag ik u by hem brengen. Dat zou
my onder omstandigheden myne betrekking
kosten. Hy moet u zelf opmerken en naar uw
verlangen vragen. Indien ik overigens allo
schuldeischers, door wie Bolingbroke in 't
nauw gebracht wordt, toeliet, zou hy waar-
schyniyk voor staatszaken geen oogenblik
vry hebben."
Bolingbroke was destyds juist op het top
punt zyner macht. Hy bezat het vertrouwen
der zwakke koningin Anna in een graad,
zooals noch vóór, noch na hem een minister
der Britsche kroon bezeten heeft. Overigens
kan de geschiedenis over hem, trots zyne
verkwisting, niet anders dan een betrekkelyk
gunstig oordeel, ook als mensch, vellen. Hy
heeft nooit van zyne positie gebruik gemaakt
om daarvan voor zich of zyne vrienden voor
deel te trekken. Alles wat hem ten deel viel,
bestond daarin, dat koningin Anna zyne wel
is waar zeer groote schulden eenige malen
betaalde. Maar zy moest goed of kwaad daar
van afzien, toen zy zag dat Bolingbroke kor
ten tyd daarna weder in denzelfden toestand
verkeerde.
(Wordt vervolgd.)