N°. 8667. Dinsdag: 22 Mei. A0. 1888. <§eze gourant wordt dagelijksmet uitzondering van (§fin- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Leiden, 19 Mei. Feuilleton. TWEE OUDE BOEREN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJB DBZHR COURANT: yeor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per poet1.40. AXionderliJke Nommere.0.06. PRIJB DHR ADVBRTHNTIBN: Ten 1—6 regol» 1.06. Iedere regel meer O.L7|. Gtrootere lettere neer pleeternimte. Voor het ceeeeeren buiten de eted wordt 0.10 berekend. Met 1 Juni begint een nieuw kwar taal van het Leidsch Dagblad. Zij, Rje zich nu reeds op deze Courant Jbonneeren, ontvangen de tot dien atum verschijnende nummers gratis. Officieel© Kennisfeyin^en. Inschrijving Schutterij. Burgemeester en Wethouders van Leiden noodigen die verzuimd mochten hebben zich op de door let Gemeentebestuur bepaalde dagen, ter inschrij- voor den Schutterlijken dienst aan te fcelden, uit, zich daartoe alsnog te vervoegen ten Jaadhuize, op Dinsdag don 22sten Mei e. Ir., des |oormiddag8 tusschen 9 en 12 uren. Zij herinneren wijders den belanghebbenden, dat de fegistera van inschrijving op dn ls ten Juni aanst. porden gesloten, en dat zij, die zich niet vóór dat tijd- ïtip hebben doen inschrijven, bij ontdekking, amb te la Ive ingescureven en door den Schuttersraad tot geldboete verwezen zullen worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leidon, DE KANTER, Burgemeester. ,8 Mei 1888. E. KIST, Secretaris. De 1ste luitenant Tonnet zal 21 Mei naar plaats van zyne bestemming vertrekken; e lsto luitenant Henning zal den dienst van flit, adjudant by het 4de bataljon alhier waar- emen. Door een gedeelte der hier in garnizoen ggende officieren zal op 28, 29 en 30 Mei ene kadermanoeuvre in de omstreken ran leiden worden gehouden. - Door de verschillende nieuw benoemde in bevorderde officieren zyn heden hunne •espectieve onderdeelen overgenomen, waar- !oor zy alzoo zyn in functie getreden. - Hedenmiddag ontvingen we por Fransche aail de Indische bladen van 14 tot en met 21 April. - Onlangs is by De Erven F. Bohn te laarlem verschenen de 1ste bundel van „By- iragen tot de Nederlandsche Rechtsgoschio- lenis" van de hand dos Leidschen hoogleeraars Fockema Andreae. De schrijver, bij horhaling aangezocht tot iet uitgeven van een handboek voor de Neder landsche rechtsgeschiedenis, achtte het nog iet geraden zulk eene taak te aanvaarden, omdat er nog te veel terrein op dat gebied der rechtsgeschiedenis onontgonnen is, en heeft ïever een begin gemaakt met het schrijven van eene reeks van opstellen over onderwerpen, >ij voorkeur uit de Nederlandsche geschiedenis van het burgerlyke recht. Hy hoopt dezen eersten bundel eenige jaren achtereen telkens door een dergelyken te laten volgen. De belangstellende lezer zal zeker met den hoogleeraar hopen, dat hij aan dat voornemen gevolg zal kunnen geven. Want deze eerste bundel bevat al dadelijk veel belangrijks, in duidelijke volgorde samengevat, waarbij het naslaan door een „Bladwijzer", aan het einde, gemakkelijk is gemaakt. Het eerste opstel behandelt de „meerder jarigheidstermijn." Eene korte inleiding geeft een algemeen overzicht van dat onderwerp, waarna de schrijver de regeling van dien ter mijn in de onderscheidene provinciën van ons vaderland nagaat. Op gelijke wjjze behandelt het tweede opstel „de vervroegde meerder jarigheid"; het dorde „de onzelfstandigheid der vrouwen"; het vierde „de huwelijksvorm"; het vijfde en laatste „do vereischten en be letselen voor een huwelijk." Een schat van bijzonderheden over de ge noemde onderworpen, al zjjn zy bijna allen aan gedrukte bronnen ontleend, vindt de lezer hier bijeengebracht, en hoewel zij meest bij rechtsgeleerden belangstelling zullen opwek ken, ook vele niet-rechtsgeleerden zullen daarin wel het een en ander omtrent de zeden en gewoonten onzer voorvaderen vinden, dat hun de moeite der kennismaking met dezen bundel loont. Het eenigo, dat men by deze uitgave nog zou kunnen wenschen, is eene verklaring van enkele minder algemeen verstaanbare uit drukkingen in de aanhalingen uit de oude, vooral de Oud-Friesche rechtsbronnen. De maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen en die der Holl. IJzeren- Spoorwegmaatschappij, hebben gunstig be schikt op een verzoek van het hoofdbestuur der „Vereeniging van gepensionneerde onder officieren en minderen van het Ned. leger", om de afgevaardigden en allen, die de jaar- lijksche algemeene vergadering op 23 Mei a. s. te Leiden wenschen bij te wonen, voor verminderd tarief te vervoeren. Men moet echter voorzien zjjn van een legitimatie-bewijs, dat men bij het hoofd bestuur te Amsterdam kan aanvragen. Door alle departementen der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zjjn de heeren Mouthaan, Pleyte en Zeeman tot leden van het hoofdbestuur gekozen. By de te Voorhout plaats gehad hebbende verkiezing voor één lid van den gemeenteraad maakten van de 99 kiezers 62 van hun stem recht gebruik. Gekozen werd de heer T. G. Van der Hulst met 58 stemmen, terwijl op de heeren C. Paardekooper, J. Van Zwieten, P. J. Hujjer en D. Van den Berg ieder 1 stem was uitgebracht. De heer J. W. Niessink, hulpprediker te Kaag, is als zoodanig beroepen te Eierland. Onder behandeling van dr. Mezger be vindt zich te Arasterdam op het oogenblik in het Amstel-Hotel eene dochter van den vorigen czaar van Rusland, Alexander II. Zij is een kind uit het morganatisch huwelijk van den keizer met prinses Dolgorouky. Waar schijnlijk zal de jonge prinses zeer langen tyd te Amsterdam moeten vertoeven. Op 64-jarigen leeftijd overleed, op den huize Keppel, bij Deutichem, mr. F. J. W. baron Van Pallandt van Keppel, oud-lid der Prov. Staten van Gelderland, oud-lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, hoofdge- erfde van het waterschap van den Ouden IJsel en lid der commissie van administratie van het Rijks opvoedingsgesticht „De Kruis berg", nabij Deutichem. By den heer H. G. Bom te Amsterdam is van de hand van dr. Maurits Snellen, directeur van het Kon. Ned. Met. Instituut, een werkje verschenen, dat vooral voor den tijd des jaars, welken wjj ingaan, van groot nut kan zyn. Het draagt nl. den titel van „de Bliksemafleider" en bevat in korten, doch niet temin begrjjpelijken vorm, eene handleiding voor hen, die bliksemafleiders willen aanleg gen of doen aanleggen. De berichten omtrent het treffen van den bliksem, welke in de laatste jaren bij het Kon. Ned. Met. Inst. werden ingezonden, leverden den heer Snellen het bewijs, dat aan zoodanig werkje behoefte bestaat. Wel is onze literatuur iu het bezit van verschillende brochures of grootere geschriften, waarin hetzelfde onder werp behandeld wordt, maar deze zijn öf verouderd, öf ze dragen maar al te zeer het kenmerk hunner uitheemsche afkomst. Daarom heeft de schr.' de uitgave uitgesteld, totdat Nederlandsche waarnomingen hem genoeg stof konden geven, om daaruit de voorbeelden te kiezen, welke tot staving moesten dienen van zjjn oordeel over vele der behandelde onder deelen, terwijl buitenlandsche geschriften alleen gediend hebben om zijne denkbeelden omtrent het onderwerp in het algemeen te vormen. In het eerste hoofdstuk vindt de lezer, na een kort overzicht omtrent de geschiedenis van den bliksemafleider, eene uiteenzetting van hot doel en de theorio zijner beveiligende uitwerking, terwijl daarin tevens de meest geopperde vooroordeelen weerlegd worden en de betrokking wordt nagegaan, waarin, naar het oordeel van den schr., de assurantie zich plaatsen moot ten opzichte der te nemen maatregelen van veiligheid tegen de onheilen, door het onweer aangericht. De bevattelijke vorm, waarin het boekje geschreven is, maakt dat het niet alleen voor studie-mannen bruikbaar is, maar ook door het algemeen met goed gevolg ter hand kan worden genomen. Allen, die het diploma van landbouw kundige wenschen te verkrijgen en zich daartoe willen onderwerpen aan het a. s. eind-examen der rijks-landbouwschool, worden uitgenoodigd zich uiterlijk vóór 15 Juni a. sonder over legging hunner geboorte-akte en met nauw keurige opgave van hun adres, aan te melden by den voorzitter der commissie, dr. W. B. J. Van Eyk, inspecteur van het middelbaar onder wijs te 's-Gravenhage. Sts.-Crt Men meldt uit 's-Gravenhage dat in eene bijeenkomst van readers, gisteravond te Scheveningen gehouden, de meerderheid heeft beslist niet meer deel te nemen aan de Vlaardingsche jagery, maar eene eigen haringjagerij te ondernemen. Eene commissie van zeven leden is benoemd om nader onder zoek te doen naar de uitvoerbaarheid van het plan en de verdere maatregelen voor te bereiden. Door den minister van koloniën zyn de heeren J. L. J. F. Ezerman, E. R. Goteling Vinnis, B. A. J. Van Wettum en H. J. F. Borel aangewezen om te worden opgeleid voor de betrekking van tolk voor de Chineesche taal in Ned.-Indië. Blijkens nader bericht van Zr. Ms. gezant te Stockholm, zal het in den Zweedschen Rijks dag genomen besluit om den invoer van kunst boter in Zweden te verbieden, vooreerst geen verder gevolg hebben. De Tweede Kamer van den Rijksdag toch heeft, na de verwerping door de Eerste Kamer van andere op te botorquaestie betrekkelijke voorstellen, geeno aanleiding gevonden het bovongonoemd verbod van invoer van kunst boter alsnog by de Regeering aan te bevelen. De president van de Republiek der Ver- eenigde Staten vereerde dezer dagen den hoer Rovers, luitenant ter zee 1ste kl. bij de Ned. marine, een fraaien zilveren beker met toe passelijk opschrift, uit erkentelykheid voor het redden dor bemanning van een verongelukt Amerikaanscli barkschip. Het stoomschip „Prins Froderik Hendrik" is 8 Mei van Paramaribo naar Amsterdam vertrokken; do „P. Caland" arriveerde 18 Mei te Rotterdam van Nieuw-York. SCIIETS VAN A. .X. RANK. Die verkeerde opvatting verhoogde natuurlijk óe pret der aanwezigen, vooral toen zij zagen dat Tjjs niets te veel had gezegd van de bekoorlijkheden dor Zeeuwsche schoone; en toen de lachspieren eenigszins tot rust kwa- "wn, was het Geert alweder, die het woord nam en het uitschreeuwde: „Nou Tys, je bobt niets te veel gezegd van die nijptang van verren lande. Komt, jongens! een rondje Toor Tys!" En dadel jjk werd er op diens ge zondheid gedronken; maar slechts enkelen waren er, die eene hand aan Frank toesta ken of verder notitie van hem namen; maar de vreugde steeg ten top, toen Tys, na zyn glas geledigd te hebben, zei: „en nou, jon gens! ga ik jo vorlaten, maar de eerste de beste, die den moed heeft op haar te ver beven, is niet waard dat hy verzopen wordt." Dr den beginne was Frank dom genoeg om te moenon dat al dio grofheden niet hom of zjjne Kniertje, maar Aaltje golden, al kon hy zich niet begrijpen dat men haar voor leelyk uitschold, want zóó gek was hjj niet of hy begreep zeer goed dat de ryke Zeeuwsche niet zoo mooi was als zij. Maar aan den anderen kant was het toch immers onmogelijk, dat men hem, den ryken hoer, den schoonon jonkman, tot het voorwerp van algemeenen spot had gekozenmaar toen slechts enkelen hem welkom heetten of de hand toestaken, toen schier niemand het tafeltje naderde, waaraan hy plaats genomen had, toen de luidruchtigheid overging in fluisterend gelach en de verschillende paartjes (op aanmaning van Geert alweer), die luide riep„Komt, jon gens! we hebben er nou alles van gezien," bijna eenparig opstonden om de herberg te verlaton, begon hy toch te beseffen dat de luidruchtige ovatie by zyn binnenkomen niet hem had gegolden en de hatolykbeden niet tegen Aaltje waren gericht. Nauwelijks was hy in zyne overdenkingen zoover gekomen of daar gebeurde iets, dat hem geheel ontnuchterde. Vóór dat alle opge stane paartjes de herberg verlieten, keek Geert even naar buiten en zag daar Hans Groote met Aaltje Van "Wel, in eene sjees gezeten, de dorpsstraat inryden, koers zettende naar de herberg, waar het gezelschap" zich bevond. „Kyk eens!" riep hy, en hy wees in de richting van waar het jonge paar kwam aan- ryden. „Knap gedaan van Aal! dat zeg ik maar. Hans is een goed postuur voor haar, ai heeft zyn ouwe geen geld. Dat paart goed en dat zal goed boeren. Jongens! we nemen hem in ons gezelschap, is het niet?" En een luidruchtig „ja, ja", was het antwoord en toen keek-Geert de meisjes aan en vroeg: „Zegt eens, mooie meisjes! Aaltje mag immers wel met ons meedoen?" En toen riepen die deernen ook „ja, ja", en verward klonk het door elkaar: „Aaltje heeft eene goode keus gedaan. Hans is een ferme jongen! Hy is waard dat hy boer wordt. Wy moeten hem gelubwenschen" en zoo al meer. 't Was een leven, dat hooren en zien vergingen. Allen waren weer gaan zitten en wachtten het jonge paar af, dat, onbewust van wat het te wachten stond, vry- en blymoedig de herberg instapte. „Hoera!" klonk het van alle kanten, toen Hans en Aaltje den drempel overschreden. Allen stonden op en ieder schudde hun de hand en allen riepen door elkander, de één dit, de ander dat. Er scheen geen eind aan te komen en Hans, om daaraan een einde te maken, ging op een stoel staan en zei„Kame raden op de Diepdorpscho kermis! hebt dank voor uwe vriendeiyke ontvangstwy voegen ons van guller harte in uw gezelschap en wy hopen dat niets ons beletten zal prettig kermis te houden. Laten wy de pret beginnen met een goed glas wyn." Of de boeren ook van de leer waren dat men de opgaande zon moet aanbidden? Och, boeren zyn ook monschen, en hierin zyn ze aan de stedelingen gelyk, dat do mindere den meerdere naar da oogen ziet. Frank had weinig vrienden, in den eigenlyken zin niet één, en de aanbidders van het gouden kalf waren ook hier de minder gefortuneerden, die belang hadden by zyne welwillendheid, of opkeken tegen zyn rykdom, of zyn omgang zochten om 't avond of morgen geholpen te worden als zy zich wilden vestigen, en al werden die enkelen nu ook overschreeuwd door de velen, toch waren ze op de hand van Frank en wie het waren kwam spoedig aan het licht. Twee dingen had Frank begrepenwilde hy pleizier hebben, dan moest hy hier niet biyven, en dat griefde hem; maar Aaltje had een schooier opgedaan en dat deed hem pleizier. Was er een ryke boerenjongen mee gaan strijken, dat zou hem bitter gegriefd hebben. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1