N°. 8651. Dinsdag X Mei. A0. 1888. Leiden, 30 April. Feuilleton. IN DE MERGELGROEVEN TE VALKENBURG. (Qeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. r- PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. franco per pest1.40. Xöonderlpke Nommers0.05. 't Heden is aan de universiteit alhier de heer H. Massink, geb. te Tërwolde, bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap, met academisch proefschrift, get.„Bqdrage tot de kennis van het vroeger en tegenwoordig bestuur op het eiland Madoera." Krachtens de sedert 1876 hier geldende verordening op de heffing van eene belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten of elders, wordt bq gelegenheid van de kermis of jaarmarkt voor de ingenomen ruimte per vierkanten meter of gedeelte daarvan éénmaal geheven 0.15. Het is B. en "Ws. voorgekomen dat dit be drag te laag is, in de eerste plaats voor de draaimolens, vélocipëde-tenten en dergelijke, zoowel met het oog op de groote winsten, welke dusdanige vermakelijkheden opbrengen, als op de omstandigheid dat op verre na niet aan alle aanvragen kan worden voldaan, maar in den regel slechts aan vier draaimolens en enkele vélocipèdetenten eene standplaats kan worden verleend. De toewijzing geschiedt alsdan bij loting onder toezicht van een marktmeester. Zonder bezwaar kan voor bovenbedoelde inrichtingen een bedrag van ƒ100 voor den geheelen duur der kermis worden geheven, terwijl o. a. te Utrecht daarvoor een bedrag van 150 is vastgesteld. Het is, volgens B. en Ws., aan geen twijfel onderhevig dat ook bij de heffing van ƒ100 er voor de kermisbezoekers voldoende gelegen heid zal blijven bestaan om zich door het gebruik van meer bedoelde inrichtingen te vermaken, vermits het aantal aanvragen om plaatsing ten gevolge van het verhoogd staan geld niet belangrijk zal verminderen. In de tweede plaats komt B. en Ws. het bestaand tarief voor den in te nemen grond over het algemeen te laag voor. Voor den geheelen kermistijd toch wordt slechts 0.15 per vierkanten meter of ge deelte daarvan geheven, terwijl dit te Utrecht ƒ0.50 per vierkanten meter bedraagt. Voorzeker zou dit laatste bedrag voor Leiden te hoog wezen, wanneer men in aanmerking neemt dat de kermis te Utrecht 14 dagen duurt en nog drukker wordt bezocht dan de Leidsche. Intusschen is oenige verhooging wenschelijk te achten en schijnt een bedrag van 0.25 per vierkanten meter eene billijke tegemoetkoming. Voor zoogenaamde schopstoelen wordt te Utrecht in eens geheven 25, terwijl hier 9) DOOK Mr. CLO VIS. PEUS DER ADVERTENTIES: V»n 1—6 regels l.OJ. Iodere regel meer ƒ0.171. Grootere letters naar pla&teruimte. Voor het in- caeseeren buiten do atad wordt 0.10 borekend. daarvoor het gewone tarief van 0.15 per vierkanten meter wordt toegepast. De helft van het te Utrecht geheven bedrag, alzoo 12.50, zoude alhier voor zoodanige inrich tingen gevoeglijk kunnen worden bepaald. Door de orgeldraaiers of kunstvertooners, die op straat hun beroep uitoefenen, wordt thans 0.30 betaald. Ook deze heffing is t9 laag en kan zonder bezwaar gesteld worden op 1 per persoon. Bij vaststelling van eene regeling <}ls boven bedoeld kan eene niet onbelangrijk hoogere opbrengst worden te gemoet gezien, zijnde eene hoogere heffing in deze alleszins te recht vaardigen, daar de kermis of jaarmarkt in den tegenwoordigen tqd uitsluitend als eene open bare vermakelijkheid moet worden aangemerkt. In de laatst verloopen tien jaren is de op brengst geweest als volgt: in 1877 966.80, in 1878 ƒ812.50, in 1879 ƒ789.70, in 1880 808.25, in 1881 791.25, in 1882 959.40, in 1883 ƒ944.30, in 1884 ƒ949.03, in 1885 916.13, in 1886 1010.30 en in 1887 ƒ981.60, te zamen 9929.26alzoo gemiddeld per jaar 992.92. Vermoedelijk zullen de ontvangsten ten gevolge van de verhoogde heffing met ƒ500 a 600 stijgen, zoodat alsdan de kermis of jaarmarkt eene ontvangst van 1500 a 1600 ■zal opleveren. De opbrengst van de marktgelden in haar geheel zal daardoor niet hooger worden dan het gemiddeld bedrag van de uitgaven, welke in het belang van de markten zijn gedaan of bij voortduring geschieden. Daarentegen blijft het te heffen bedrag zelfs nog verre beneden de sommen, door de ge meente in het belang van de markten uit gegeven. Bovendien is de gemeente sedert 1876 steeds voortgegaan met het aanleggen en verbeteren van werken, die strekken tot bevordering van den bloei van het marktwezen. Op grond van een en ander geven B. en Ws. den Raad in overweging de verordenin gen op de heffing en invordering der belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten te wijzigen en tot de vaststelling over te gaan van een nieuw Raadsbesluit, rogelende de heffing van eene belasting voor plaatsen op onderscheidene markten of elders te Leiden en eene nieuwe Verordening op de invordering. De bestaande bepaling omtrent de verschul digde belasting buiten kermistijd voor het zelfde doel is daarbij eenigszins gewijzigd en billijkheidshalve voorgesteld op een tiende ge deelte per dag van het voor den geheelen kermistijd verschuldigde, de kermis gerekend op 6 dagen en eenige nadagen voor het zoo genaamde inpakken. Eindelijk is eene overgangsbepaling opge nomen voor hen, aan wie reeds eene standplaats voor de aanstaande kermis is verleend. De commissie van financiën heeft geene bedenkingen tegen de ten fine van onderzoek in hare handen gestelde rekening en verant woording van de ontvangsten en uitgaven der dd. schutterij alhier, over het jaar 1887. Zq stelt derhalve voor die rekening voorloopig vast te stellen tot een bedrag van 8616.34 zoo in ontvangst als uitgaaf, alzoo sluitende quitte. Ter vervulling der vacature, ontstaan door het overlijden van mr. C. A. Boonacker, stellen regenten van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis den gemeenteraad het volgende tweetal voor, nl. de heeren M. J. Eigeman en C. H. Pleyte, met verzoek daaruit eene keuze te doen. Er bestaat geen bezwaar tegen de in williging van het verzoek van J. C. A. Binnen dijk, om ontslag als 3de onderwijzer aan de school 3de klasse No. 3, zoodat B. en Ws. in overweging geven dat ontslag eervol te ver- leenen, ingevolge het verzoek van adressant met ingang van 15 Mei a. s. Ten aanzien van het desbetreffend ver zoek van J. G. G. Oudegeest, geven B. en Ws. in overweging aan adressant restitutie te verleenen van betaald schoolgeld voor zijn zoon Willem, leerling der jongensschool lste klasse, over de maanden Moi en Juni van dit jaar, tot een bedrag van 10, daar hij met 1 Mei de gemeente Leiden metterwoon gaat verlaten. Wat betreft de volgende verzoeken om kwijtschelding van de betaling van schoolgeld, stellen zij verder voor lo. aan A. J. Verbrugge wegens vertrek uit de gemeente vrijstelling te verleenen van de betaling van schoolgeld voor zijn zoon, W. Verbrugge, leerling van de Hoogere Burgerschool, die de school in het laatst van de maand Maart heeft verlaten, over hot laatste kwartaal van den cursus 1887/88, ingaande 1 Juni a. s.2o. aan de wed. mr.VanCattenburch, geb. Swqser, wegens vestiging in de gemeente in April vrijstelling te verleenen van de betaling van schoolgeld voor haren zoon J. L. Van Cattenburch, leer ling van het Gymnasium, over de eerste twee kwartalen van den cursus 1887/88. Na overleg met den voorzitter der commissie van fabricage, geven B. en Ws. tevens in overweging aan ds. J. D. B. Brouwer tot wederopzeggens vergunning te verleenen om tot versterking van den muur langs den Middelweg van zijn huis op de Hooigracht No. 76 te stellen twee steenen pilasters of beeren, mits niet meer dan 50 centimeters op den openbaren gemeentegrond uitspringende en tegen betaling voor ieder van het recht, bij tarief bepaald. In de raadszitting van 20 Mei 1847 is door het Dageiyksch Bestuur, by den Raad, onder meer stukken, regelende de toen in oprichting zynde Stedeiyke Gasfabriek, inge komen een concept reglement op het beheer en bestuur dier fabriek. In dit concept-regle ment kwam onder Art. 12 voor, de volgende bepaling: „Jaariyks zal twee ten honderd van de waarde der eigendommen, als: gebouwen, werktuigen enz., zooals zy by de oprichting hebben gekost, worden afgeschrevenvan het bedrag der winst, na aftrek eener rente van ƒ11,000 in eens voor voorgeschoten kapitalen, zal vyf ten honderd worden gesteld ter be schikking van Commissarissen, om daaruit den Directeur met drie ten honderd, en de overige beambten naar billijkheid buitengewoon te be- loonen. De bestemming der overige winst wordt jaariyks door den Raad vastgesteld." Nergens biykt duideiyk of de bedoeling van de vroegere commissarissen is, dat de com missie het tot hare beschikking stellen der gelden moest opvatten als eene verplichting tot uitkeering van buitengewone belooning naar billykheid aan de beambten van de ge heels ter beschikking gestelde som. Met de uitdrukking „naar billykheid" kan bedoeld zqn dat die verdeeling van alle gelden onder de beambten moest geschieden, zooals zy der commissie het billijkst voorkwam/V zy beoogt slechts eene uitkeering, in zoo verre als zy den beambten als buitengewone belooning billijk toekwam. In het eerste geval hadden als buitengewone belooning alle gel den behooren uitgekeerd te worden; in het tweede geval, liet men aan het oordeel der commissie of alle beambten biliyk buitenge wone belooning verdienden, waarin dan tevens lag opgesloten dat zy te beslissen had over het bedrag dier belooning. Deze laatste op vatting deelden blykbaar de voorgangers der tegenwoordige commissarissen: zy lazen in de redactie dat die 3 pet. destqds gebleven waren voor buitengewone belooning naar bil lijkheid aan die beambten, die het verdienden. In dat geval behoorde zeer zeker al wat van de 3 pet, niet werd uitgekeerd, terug te vloeien in de gemeentekas. „Bravo, m'n jongen", voegde hy dezen toe. „Geve God dat je lied spoedig bewaarheid moge worden, Limburg weldra bevrqd moge worden van de tirannie, welke op onze schou ders drukt, dat ons volk worde vry en onaf- hankelqk, zooals het immer geweest is, en dat wy zonder vreeze voor de overheersching luide en overal zullen kunnen zingen: "Weg dan, weg, verpeste zeden, Walm uit vreemde lustwarand. Dat het my gegeven moge zyn dien wensch nog eenmaal bevredigd die hoop vervuld te zien; dit, myne kinderen, is eene bede, welke ik dageiyks ten hemel zend." Beschouwen wy thans, voor een oogenblik slechts, den geschiedkundigen toestand van Limburg op dit tijdstip. Er was veel gebe d in de laatste jaren. De omwentelingsorkadf welke in Frankryk met zooveel woede heerschte, had zich ook uitgebreid over de naburige streken, o. a. over België en Nederland. De troepen van het Fransche gepeupel, na de Oostenrykers by den bloedigen veldslag van Fleurus, den 26sten Juni 1794, geslagen te hebben, bemachtigden, onder aanvoering van generaal Kleber, niettegenstaande eene hardnekkige, verdediging den 3den November 1794 de stad Maastricht en reeds in het vol gende jaar, by het vredesverdrag met de Bataafsche Republiek, waren alle landen aan deze zyde van den Rqn, en hiermede geheel Limburg, ingeiyfd by de groote Fransche Republiek, welke tot leuze voerde: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Vryheid, Gelykheid en Broederschap. Deze woorden betoekenden toen niets minder dan dat het den huldigers, den aanbidders van dit devies geoorloofd was, de vryheid, ja meer nog, het leven te ontnemen aan allen, die niet zoo dachten als zydat het hun vrqstond, het hoofd van hun koning Lodewyk XVI onder de byi te doen vallen, hunne vorstin Marie Antoinette op het schavot ter dood te brengen en op duizenden hunner landgenooten de broederschap in dien zin toe te passen, dat ze hen laaghartig vermoordden. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, dat be duidde dat zy een kleinen jongen, een lief tallig kind, wiens eenige schuld daarin bestond, dat hij eene gekroonde vrouw tot moeder had, mochten overleveren aan een afschuwelqk wezen, dat zich niet ontzag dat onschuldig wicht te mishandelen, het spotliederen tegen den koning en de koningin te leeren, het te dwingen zyne ouders te honen en te beleedigen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, dat be- toekende dat zq elk en een iegeiyk, over wien hunne macht zich uitstrekte, dwongen te den ken zooals zy, te beminnen wat zy liefhadden, te haten, waarvoor zq afkeer gevoelden en, evenals zy, God en godsdienst te verfoeien. Van dit laatste een enkel bewqs: Artikel 6 der wet van 5 September 1797 (19 fructidor an 5) luidde: „Niemand zal het ambt van geestelqke, op welke plaats dit ook zq, mogen uitoefenen, dan na alvorens voor het hoofd der gemeente, waar hq woont, den volgenden eed te hebben afgelegdIk verklaar de regeeringloosheid en het koningschap te haten, ik verklaar de con stitutie der Fransche Republiek te gehoorzamen en haar trouw te zullen zyn. Een ieder, die het ambt van geestelyke biyft voortzetten, zonder bovengenoemde verklaring te hebben afgelegd, zal gestraft worden met verbeurd verklaring zqner goederen en ééne maand gevangenisstraf en, in geval van herhaling, tot tien jaren gevangenisstraf." Ziedaar dan het werk der mannen, die be weerden de vrqheid boven alles lief te hebben. Toen ook de pastoor van Valkenburg, Ser- vaas Van "Widdershoven genaamd, opgeroepen werd om te verschqnen op het stadhuis van dit plaatsje, ten einde bovengenoemden eed af te leggen, had zich eene algemeene ont steltenis en verslagenheid van de gemoe deren meester gemaakt. Men kende de gevoelens van den edelen grqsaard, men wist dat hq zich niet zou ver lagen om dien eed te zweren en men wist derhalve ook zeker dat men dien priester, aan wien allen zoo gehecht waren, weldra zou moeten verliezen. Moedeloos, verdrietig volgden alle ingezete nen den ouden man, die met vasten tred en op geheven hoofd zich naar het gomeenteh uis begaf. Toen hem aldaar door den dorpsheer ge vraagd werd of hq, burger Servaas Van Wid dershoven, zich noemende pastoor van Valken burg, den eed van trouw en gehechtheid aan de Fransche Republiek, van haat aan het koningschap wilde afleggen, antwoordde de grysaard met vaste stem: „Burger, myn goddelqke Meester, wiens ootmoedige dienaar ik ben, heeft my verboden te haten, wien het ook zy; hq heeft my ge leerd zelfs mqne vyanden (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1