li0. 8618.
Woensdag £21 Maart.
feze dgourant wordt dagelijks, met uitsondering
van <gon- en feestdagen, uitgegeven.
Uitslag Verkiezingen.
Leiden, 20 Maart.
Feuilleton.
Aan den rand des afgronds.
Af» t«o<ï
t <Ji O
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor L«d«n p«r S mundM1.10.
Vnnco per pootWO.
A.feopdnrl(Jké Kofflniut.0.06.
PRIJS DHR JlDVHRTHNTDBX:
Tui 1—6 refceli 1.05. Iedere regel meer/0.1T|.'
(Hooier# lettere neer pl*eteniimte. Voor het in-
oeeeeeren buiten de eted wordt 0.10 berekend.
morgen -/.uilen van af i waa 1 f uren
tan ons bureel, tloezaslraat, voorldn-
entl bullellns verkrijgbaar worden
[esteld, legen vergoeding van 2 cenls
ier exemplaar, waarin de geheclc uil-
lag der herstemmingen, voor zoover
lekend, zal worden opgenomen.
Op zulk eene wijze zal men zlcli elk
«ogenblik een duidelijk overzicht kun
nen verschaffen van den stand der
«lemming.
Ook wordt de uitslag der herstcni-
nlngen op het groote bord aan ons
arecl aangeplakt.
I Gisteravond had in de achterzaal van het
hotel „Plaats Royaal" een merkwaardig foest
plaats. De Leidsche studenten-afdeeling van
het Willemsfonds had eene feestvergadering
liitgeschreven ter eere van het bezoek, haar
£loor de heoren Julius Vuylsteke, van Gent,
sn Jan Van Ryswyck, van Antwerpen, gebracht.
Jammer dat prof. Paul Frédoricq op het laatste
DOgenblik was verhinderd gewordon mee to
tomen. In zyne plaats had zich echter een
vijftal Gentsche studenten by genoemde heeren
aangesloten.
De vergadering werd te acht uren geopend
met eene welsprekende feestrede van den
voorzitter, waarop de heer Vuylsteke eene
lezing hield, welke vooral ten doel had, het leven
te schetsen van Jan Frans Willems, den man,
aan wion de vereeniging haren naam ontleent,
den onvermooiden stryder voor de vrüzinnige
Vlaamsche zaak, den man, wien Vlaanderen
zooveel hoeft te danken. Dezo rede werd met
warmte toegejuicht.
Toen beklom prof. De Vries het spreek
gestoelte, en hield een# schitterende impro
visatie over de eenheid van taal in Noord- en
Zuid-Nederlandhy wees er op, hoeveel reeds,
door den arbeid van het Willemsfonds, was tot
stand gebracht. Dat gaf bemoediging, ook aan
de jonge Afdeeling, en deze zou die noodig
hebben voor de groote roeping, welke haar
wacht; want het geldt niet slechts eene taal,
hst geldt eene nationaliteit, den Nederland-
,schen stam, welke zoo'n schoone toekomst
hoeft. Tot dien bloei mee te werken is eene
grootsche taak, niet slechts met het oog op
ons zeiven, maar voor heel de menschheid;
want do Nederlandsc.he nationaliteit vertegen
woordigt een beginsel, het beginsel der vry-
lieid. Moge ook deze jonge afdeeling iets
bijbrengen tot de verwezonlyking van het
ideaal, door spreker geschetst
Dit is het uiterst dor en beknopt relaas
van deze prachtigo, met heiligen gloed uit
gesproken rode; trouwons ook de plaats ont
breekt ons, hier moer dan do hoofdpunten
aan te stippen.
Hetzelfde geldt van de redo van prof. Ten
Brink, die hierop het woord kreeg, om zijn
gehoor te vergasten op eene boeiende schilde
ring van een herinneringsdag, op Willems'
graf in 1871 door hom meegemaakt. De her
innering aan de geestdrift, welke toen, 25 jaren
na den dood des grooten voorvechters, nog
wakker was onder de Vlamingen, bracht
spreker tot do dichtwerken onzer zuiderbroe-
dors, die zoozeer uitmuntten door hun echt
lyrischen geest, hunne practische richting,
hun fijnen humor. Hy wekte de aanwezigen
op, zich met die fijngevoelde werken bekend
te maken.
Na deze rede, welke eveneens veel by val had,
trad Jan Van Rijswyck op, dio mot eene
van geest tintelende causerie over Vlaamsche
toestanden zyn gehoor alleraangenaamst bezig
hield. liy wees er op dat hy was een goed
Belg en gehecht aan zyn vorstenhuis, maar
or is een vaderland boven het vaderland
dit is het grooto Nederland.
Wat deert dat lyntje op de kaart, daar
wy er toch zoo gemakkelyk overheen kunnen
stappen
Hem volgde de heer Jan Joris Mulder,
voorzitter van het Gentsche taalminnend
genootschap „'t Zal wol gaan", die een harto-
ïyken dronk uitbracht op de verbroedering
dor Noord- en Zuid-Nederlandsche studenton
en onder veel belangstelling het gezelschap
vorgastte op het gezang van het Lied van
het Willemsfonds, woorden van Sabbe, muziek
van Anteunis.
De ry der sprekers werd besloten door den
voorzitter der afdeeling, die, eene goede ge
woonte van „'t Zal wol gaan" volgend, een
vers voordroeg uit den „Bybel" van dat ge
nootschap: Vuylsteko's gedichten.
Mot het gezang van het Gentsche studen
tenlied „Valete Studia" werd de byeenkomst
gesloten. Deze is in alle opzichten uitnemend
goslaagd. Er was groote geestdrift, on als
om strijd waren de verschillende sprekers
toegejuicht.
Dat de Nederlandsche volksliedoren her-
haaldelyk uit volle borst werden aangeheven,
spreekt vanzelf. Het kan niet anders of deze
byeenkomst, zoo ryk aan bezielende toespraken,
zal by allen, die haar bijwoonden, in schoone
herinnering blyvon en lang haren heilzamen
invloed doen gevoelen op het nationale be-
wustzyn, de liefde voor het vaderland, de
verbroedering vau Noord en Zuid.
Hoewel over hot algemeen over de be
langstelling in Mann's abonnements-concerten
van dezen winter niet te klagen is geweest,
mag het wellicht niet overbodig heeten bijzon
der de aandacht te vestigen op het laatste
dezer concerten op a. s. Yrydag. Waarborgen
do namen der solisten, de heeren Timmner
en Bosmans, twee der uitstekendste Neder
landsche kunstenaars, met betrekking tot het
solo-gedeelte, een groot genot, ook het orkest-
programma is de aandacht zeer waard.
Deed de heer Mann in de vier eerste con
certen werken van Mendelssohn, Weber, Mozart,
Haydn, Gade, Bende!, Bruch, Saint-Saens,
Godard en Zweers (waarvan de vyf laatste
voor de eerste maal) uitvoeren, thans zullen
behalve Schumann's Manfred-ouverture, twee
werken van den directeur zeiven worden uit
gevoerd, nl. de lste Syraphonie en eene
Ungari8che Fantaisie. Het is bekend dat Mann's
Symphonio, gecomponeerd in '84, overal waar
ze werd uitgevoerd, mot groote ingenomenheid
is ontvangen en dat vele critici er een hoogst
vleiend oordeel over hebben geveld. (Dan. De
Lange o. a. noemde haar het werk van een
meester, die verre boven de tochniek der kunst
zyne plaats heeft ingenomen). Hier ter stede
werd het werk eenmaal (vóór twee jaren)
uitgevoerd en wel op een concert der M. t. b.
v. T. en het is op verlangen van velen, die
de uitvoering toen bijwoonden, dat de heer
Mann het nu op zyn laatste programma
plaatste.
De andere compositie, van minder serieuzen
inhoud, doch vol afwisseling en kleur, is eene
fantaisie (of liever eene Rhapsodie), gecompo
neerd naar aanleiding, en mot gebruikmaking
van een hoogst eigenaardig en bekooriyk Hon-
gaarsch volkslied, dat door het geheel is
geweven en van tyd tot tyd meest als solo
voor viool of violoncel optreedt. De heeren
Bosmans en Timmner zullen deze solopar-
tyen voordragen.
Wy hopen dat niet alleen de leden, die
zeker wel niet tehuis zullen biyven, doch ook
vele niet-leden zich opgewekt zullen gevoelen
dit concert by te wonen.
De kapitein der genie hier te lande P.
Kleynhens is door de Fransche regeering
benoemd tot „officier d'Académie."
Beroepen is by de doleerendo kerk te
Zaandam ds. J. Osinga, te Aarlanderveen c. a.
Te Nymegen is overleden, in den ouder
dom van 74 jaren, de heer K. T. baron
Van Lynden, kamerheer des Konings.
Een vyftal fraaie kransen dekte de lyk-
kist, waarin het stoffelyk overschot van den
gep. generaal Dryfhout Van Hooff heden to
's-Hage grafwaarts werd geleid. Op de begraaf
plaats Elk-en-Duinen bevonden zich eenige
officieren van verschillende wapens en de gep.
geaeraal-majoor jhr. Govers Beynoot om den
overleden wapenbroeder do laatste eer te be
wijzen.
Aan de groeve werd niet gesproken.
Het stoffelyk overschot van don schilder
J. J. Destrée werd ook hedenochtend met den
uitersten eenvoud op hetkerkhof Eik-on-Duinen
te 's Hago ter aarde besteld. Een groot aantal
kunstbroeders was op het kerkhof byeen,
zoomede verscheidene leden van de K. M. Zang-
vereeniging „Cecilia," tot wier oudste leden
de overledene behoorde, en van „Pulchri Studio".
Aan de groove sprak de heer Artz, namen»
„Pulchri", een laatst vaarwel aan den gewaar-
deerden kunstbroeders, die den uitdrukkeiyken
wensch had uitgesproken zoo eenvoudig mo-
geiyk te worden begraven. Even bescheiden
als zyn leven, moest zyne begrafenis zyn. De
vice-president van „Cecilia," de heer Stroebei,
voegde er eenige woorden by om den rouw
uit te spreken, die dat gezelschap gevoelde over
den dood van dat medelid.
Een drietal kransen en eenige bloemruikors
bedekten de lykkist.
Z. M. hoeft A. J. Montens, te Zeven
borgen, met ingang van 1 April a. s., benoemd
tot districts-veoarts, met toekenning van
eervol ontslag als plaatsvervangend districts-
veoarts; aan Victor Stahell, geboren te
St-Gal!en, vergunning verleend de genees
kunst uit te oofenen op Nederlandsche zeesche
pen, met uitzondering van oorlogsvaartuigen,
onder voorwaarde dat hy de wettelyke be
palingen omtrent de uitoefening der genees
kunst in Nederland stiptelyk nakome; den
luit.-kol. der cavalerie G. J. IJssel De Schepper,
thans op non-activiteit, op zyne aanvrage, op
pensioen gestold en het bedrag van het pen
sioen bepaald op ƒ1800 'sjaars; benoemd
by het personeel van den geneeskundigen
dienst der landmacht tot officier van gez. 2de
kl., den student in de geneeskunde (arts) J.
G. Fyan; benoemd tot commissarissen van
afmonstering van uit de koloniën terugge
keerde militairen, te Rotterdam, den gepens.
kapitein der inf. van het leger in Nod.-India
G. Lamers, en te Amsterdam den gepens.
lsten luit. der inf. van gemeld leger G. P.
58) DOOR
B. HOOPJIM8 VAK B«EEE»EK.
Wat behoeft zoo'n freule nu juist ook vandaag
to gaan paardryden! Wat keek de goede
man verschrikt, toen ik dat van Matliilde zei.
Zou wellicht dat meisje, dat liem zoo bedrogen
heeft, ook Mathilde heeten Daar moet ik eens
achter zien te komen."
IV.
Alexander Welphorst, dien wy op het
Promotie-bal ontmoetten, was nu niet zulk
een klein ventje meer. Hy telde nu zestien
jaren en was goed uit de kluiten gewassen.
Tenger was hij. en dat hij niet van do sterkste
wa3, kon men hem aanzien, maar hy was
toch in den regel goed gezond, en kon dus
geregeld zyne voorbereidende studiën op het
gymnasium te Meervoort voortzetten. By ge
legenheid der Kerstvacantio is hy by oom
Loods te Hagenoort komen logeeren, wat
ezenwel niet geschied zou zyn, indien niet
moeder daar juist vertoefd had. Om hem was
de tocht naar Helmbroek ondernomen, of nog
juister: Alexander had den wensch uitge
sproken, dat uitstapje eens te maken, en daar
moeder liever niet had, dat hy zulke groote
tochten anders dan in good gezelschap deed,
had zij zelve verklaard, gaarne eens mee te
willen rijden, en was, zooals wy zagen, meester
en zyne vrouw gaan uitnoodigen, mede van de
partij te zyn.
Stuurs was een flinke ryder, en Aafje ver
diende ten voile den haar door manlief toe-
gezwaaiden lof; zy zou zeker reeds menigen
prys gewonnen hebben, indien zy ooit aan
een wedstryd had deelgenomen, wat zy echter
volstandig geweigerd had immor te doen, om
dat zy ziclizelve daarvoor te goed, te fatsoeniyk
vond. Dat zei ze niet met zoovele woorden,
maar toch dat was de reden. En eene geldige
naar onze meening. Gaat toch de bevalligheid
der bewegingen ook by mannen grootendeels
te loor, zoodra zy om 't hardst rijdenvrouwen
moeten by zulk een wedstryd niet alleen
haar schoonheidsgevoel, maar ook dat van
kieschheid en ingetogenheid eenigszins geweld
aandoen. Wat de kleederen betreft, wordt dan
toch door de deelneemsters aan de hardrijdery
eene poging aangewend, om Diana na te boot
sen, die, ter jacht gaande, haar opperkleed
placht op te schorten. Mevrouw Welphorst, ook
eene geboren Friezin, was wel geer e v rtuose
op het ijs, maar kon toch, evenals ook Alexan
der, goed meekomen, vooral wanneer zy,
zooals nu, zulk een paar uitmuntende voor-
ryders hadden. Immers, nu zy niet gingen
baantje-rijden, maar een tochtje zouden doen,
nu moest men natuurlyk opleggenmeester
reed voorop en hield mevrouw Welphorst
vast, dan volgde Aafje, en Alexander sloot
den trein.
„Nu niet te hard, meester!" verzocht me
vrouw Welphorst, toen men gereed was, en
van wal stak.
„Integendeel, mevrouw!" zei Stuurs, „wy
zyn voor ons pleizier uit, en 't is geen aam
genomen werk; we nemen 't dus op ons
gemak op."
Verder werd er onderweg niet veel gepraat.
Men maakte nu en dan eene opmerking over
de mooie baan, het heeriyke weder en het
dolprettige van zoo'n ritje, maar geregelde
conversatie hield men niet. Wël mocht men
iets van dat ryke genot zeggen, dat men nu
smaakte, want zeker zyn er weinig uitspan
ningen, welke een mensch zoo goeddoen, beide
naar het lichaam en den geest, als het schaat
senrijden, in goed gezelschap, op eene flinke
baan en by gunstig weder. Die vlugge bewo
ging, dat snel en zonder grooto inspanning
vooruitkomen, 't is zoo heerlyk, en dan die
frissche winterlucht, waarvan men de scherpte
spoedig niet meer gevoelt, men ademt ze zoo
met volle teugon en met graagte in. Het
landschap is ja, eenzaam, maar het schitterend
witte wlnterkleed, dat de velden dekt, is
prachtig, de rook klimt zoo statig naar den
lichtblauwen hemel omhoog, en, mogen akkers
en weilanden verlaten zyn, op de vaart is
hot levendig en gezellig, daar rijders en ry-
deressen, van allerlei stand en loeftyd, elkander
voorby- en tegemoet zwieren.
Binnen het uur had ons gezelschap het
dorpje Helmbroek bereikt. Daar werden voor
eene wijle de schaatsen afgebonden, en ging
men zich verkwikken in do herberg de Drie
Roemers. Verkwikkeiyk was het echter daar
niet, want het zat er stikvol menschen. Of
't mannen of vrouwen waren, kon men van
wege den tabaksdamp niet onderscheiden,
maar dat die groote wolken van ongeurige
baai door mannenlippen waren uitgeblazen,
lag voor de hand.
Wordt vervolgd.)