n°. 8606. elisda7 Maart. A0. 1888. <§eze (Courant wordt dagelijksmet uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad Feuilleton. Aan den rand des afgronds. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRUS DER ADVBRTENOTBN: Tan 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het m-1 caseeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. KOLONIËN. BATAVIA, 28-31 Januari. (Engelsche mail.) Du vorbinding der Oosterspoorlijn met de lijn naar Priok is thans geheel gereed. Om met de exploitatie aan te vangen, wordt nog slechts gewacht op do goedkeuring van de commissie van onderzoek en van de regeering. In de laatste dagen komen van alle zjjden berichten, welke wjjzen op eene ont zaglijke toeneming van den sluikhandel in opium, ten gevolge waarvan in verscheidene residentiun op Java het geheim verbruik de wettige consumtie verre overtreft en de ver strekkingen van opium uit de landspakhuizen voortdurend vorminderen. Naar aanleiding van hot regeeringsbo- sluit, waarbij een 10-tal Bataksche landschap pen en eenige tot Lagoboti behoorende nego rijen, in overeenstemming met den wensch van hoofden en bevolking, bij ons rechtstreeksch bestuur zijn ingelijfd, wordt gemeld dat hier mede natuurlijk gopaard gaan de afschaffing van slavenhandel, van de wreedo gewoonte van het menscheneten en van de soms bloe dige twisten tusschen de verschillende kam pongs. In de Batak-streken ligt voor de Europoesche tabaks industrie, welke de voorheen woeste en onbebouwde kuststreken in enkele jaren tot het rjjkste deel van den Indischen Archipel gemaakt, heeft, eene toekomst, welke de stoutste verwachtingen zal overtreffen. Eindelijk is dan voorzien geworden in eene dringende behoefte. Op het voetspoor van de beginselen, volgens welke aan de hoogste ambtelijke autoriteiten op de Oost kust van Sumatra eene toelage was toegekend ter tegemoetkoming in de hier heerschendo duurte dor dagoljjksche lovensbenoodigdheden, is thans ook aan de officieren en troepen in dit gewest een nieuwjaarsgeschenk gedaan, bestaande in de navolgende bjjslagon op trak tement en soldijen: aan officieren f 45 per maand; aan adjt.-ond. officieren en gegradueerdon met maandelijksche bezoldiging f 15; aan Eur. ondoroffic. en mansch. 6 cent per dag; aan ïnl. 3 Hoogst aangenaam is het ons hiervan mel ding te mogen maken, terwijl ook de auto riteiten, die deze zaak hebben doorgedreven, zeker veel zelfvoldoening daarover zullen ge voelen. (Deli-Crt.) De officier van gez. 2de kl. J. Godofroy van den geneesk. dienst in de 1ste milit. af- deeling op Java (gam. Onrust) is overgeplaatst bij het hospitaal to Batavia. Do directeur van binnenlandsch bestuur zal, naar aan het „Bat. Nbl." wordt gemeld, binnenkort zijne tweede reis op de Buiten bezittingen aanvangen, ten einde Billiton, Ban- ka en Borneo te bezoekende reis zal om streeks drio maanden duren. Dour den gouvc-rnour-genoraal van Ncd.-Indië zijn dc volgendo beschikkingen genomen Civiel Departement. T o r u gg e steld: Tot opzich ter 3de kl. bij den waterstaat enz. C. H. Willems. Benoemd: Tot secretaris der rosideutio Djokja karta, de controleur 2de kl. hij het binnenl. bestuur op Java en Madura H. V. baron Bentinck; tot ing. 2de kl. bij den waterstaat enz., de amb. op non activiteit G. Oosting. Ontheven: Op verz., eerv., van hare tijdelijke werkzaamstelling als bnlponderwijzeres, A. G. Van der Haas. T ij del ij k werkzaam gesteld; Als hulp- onderwijzeres A. C. A. Grootenboer, en geplaatst: aan de o. lste 1. school te Padang. Overgeplaatst: Van de o. 1. meisjesschool te Probolingo, als lste hulponderwijzereB, naar die te Soerakarta, de onderwijzeres 2de kl. M. Koopal; van de o. 1. meisjesschool te Soerakarta, als hool'donder- wijzeres naar die te Probolingo, do onderwijzeres 2de kl. P. A. M. Lange. Ontslagen: Op verz. eervol, uit zijne bctr., de tijd. opz. 3de kl. W. Kloppert. Benoemd; Tot tweeden commies, N. B. Bonte tot opz. 3de kl. D. H. K. Mentel; tot tijdol. opz. 3de kl. 11. V. E. Houthuysen; tot tijdol. onderopz. lste kl. P. J. Raveschot, H. F. Tielman, 11. Jardes, A. Cocster, A. W. E. Eyekelenboom en C. Van Zeventer; tot tijdel. onderopz. 3de kl. F. J. Fortunati; tot tijdel. bctaalm. E. Roteltot tijdel. toeken, lste kl. A. Marthorus; tot tijdel. teelten. 2do ltl. J. Feher. Departement van Oorlog. Vorleend: Een twee jarig verlof naar Europa, wegens ziekte, aan den leten luit. der genie C. De Vries, wegens vijttien jaren onafgebroken dienst in Ned.-Indië, aan den lsten luit. dc-r inf. A. Schutter. Bevorderd: Bij do militaire administratie: tot kapt.-kwartierxn., de lste luit.-kwartierm. H. Prins; tot lstcn luit.-kwartierm.. do 2de iuit.-kwartierm. G. J. H. Ferguson. Overgeplaatst: Dc 2de luit. der inf. C. W. M. Beugel van het garn. bat, van Celes, Menado en Timor, hij het garn. bat. van Palembang. De '2de luit. der inf. A. P. v. d. Siekamp, van bet garn. bat. van Celebes, Mc-nado en Timor, bij het garn. bat. van S. O. K. De lste luit, der inf. J. P. Weitzel, van liet garn. bat. van S. O. K. bij de troepenmacht in Atjeh. De off. v. gez. lstc kl. dr. J. K. Jacobs, van den geneesk. dienst (hospitaal Batavia), bij het garnizoen te Serang. Do off. van gez. 2de kl. W. T. V. Stork, in garni zoen to Serang, bij den geneesk. dienst van Atjeh en onderhooriglieden. Ingedeeld: do van verlof uit Nederland terug gekeerde off. v. gez. lste ltl. C. Weentruul, bij den geneesk. dienst in het hospitaal te Batavia. Departement van Marine. Overgeplaatst: Van het kustlicht op Poeloe Edam by dat op Noesa Kambangan, de liclitopz. 2de kl. A. Woitman van hot kustlicht op Noosa Kambangan bij dat op Duiveneiland do lichtopz. 2de kl. G. Hoedt; van het kustlicht op Duiveneiland bij dat op Poeloe Edam, de lichtepz. 2de kl. W. L. Landman. INGEZONDEN. Mynheer de Redacteur! Beleefd verzoek ik eenige ruimte in uw blad tot plaatsing van het onderstaande. Door een ingezonden stuk als dat in uw blad van Maandag 5 Maart jl., geteekend X, zouden uwe lezers zich allicht eene scheene voorstelling van zaken gaan maken. Om dit te voorkomen, en dus ter wille van het publiek belang, wonschte ik het volgende onder hunne aandacht te brengen. De wijze, waarop een belang in het alge meen, en het algemeen belang in het bij zonder, kan behartigd worden, kan zeer uit- eenloopen. Ik zal trachten dit te doen door het publiek zoo duidelijk mogelijk in te lichten. Het geldt hier toch eene zeer belangrijke zaak, nl. de volksgezondheid. Deze werd een korten tijd geleden bedreigd door de terecht gevreesde trichinose. Deze vijand moest be streden worden. Maar met welke wapenen? Een zeer good wapen is zeker „goed koken of braden" van het varkensvleesch. Het kan dan ook niet anders dan ten zeerste toegejuicht worden dat de overheid hier ter stede direct den bewoners het wapen in handen gaf om den vjjand te bestrijden, door middel van aanplakbiljetten de ver- eischte behandeling van het varkensvleesch den volke bekend te maken. Men vergete evenwel niet dat mot de wapenen in de hand staan, of er mede vechten, twee verschil lende toestanden zijn, welke zelfs hemels breed verschillen, wanneer het er op aan komt een vijand te bestrijden. Raad op volgen is niet altijd het onmisbaar gevolg van raad geven. Integendeel. Wanneer men aizoo niet geheel zeker is van de overwinning, en er komt zich een bondgenoot aanmelden, die, zonder soldij te bedingen, zijne trouwe diensten aanbiedt, zou men zulk een bondgenoot dan botweg terugwijzen met de woorden: „Neen, als gij den vijand niet alleen aan kunt, dan wil ik van u niet gediend zijn, dan wilt gjj mij voor den gek houden, zoo niet erger!" Voorzeker niet. En zulk een bondgenoot hebben wjj in het microscoop. Of het nu aan Zeer- en Hooggeleerde heeren ontzettend veel moeite heeft gekost om trichi nen in vleesch aan te toonen, kan ik niet be- oordeelen. Wèl weet ik dat het soms moeite kost, eene goede methode van onderzoek te vinden, nl. wanneer het geldt trichinen op te sporen in hard en droog vleesch. Ik heb oven- wel het voorrecht gehad met eene methode van onderzoek bekend te worden, die alle be zwaren volkomen oplost, en die is mij aan de hand gedaan door een Zeer- en Hooggeleerd heer, wiens bevoegdheid op dit gebied wel door niemand zal gewraakt worden. Dit heb ik niet „van ter zijdegehoord",maar met eigen oogen gezien. Het onderzoe kon van versch vleesch levert ge ene groote moeilijkheden op. Met een paar woorden z(j de methode van onderzoek uiteengezet en toe gelicht. De trichinen z\jn kleine wormpjes, die zich in zekere periode van hun leven ophouden in het spiervleesch. Het is nu eene bekende eigenaardigheid van deze diertjes, zich bjj voorkeur op bepaalde plaatsen in het vleesch op te houden. Van die meest bezochte plaatsen worden nu een aantal proefjes genomen, en onder het microscoop nauwkeurig onderzocht. Worden nu die proefjes trichinenvrjj bevonden, dan is er verkregen eene aan zekerheid gren zende waarschijnlijkheid, dat het geheole varken vrij van trichinen is. Op dezelfde manier geschiedt het trichinen- onderzoek ook in Duitschland en hier te lande in de abattoirs. Mag men nu al die moeite en kosten ge lijkstellen met „een wassen neus?" Zouden dan alle Duitsche onderdanen, en alle lieden, die vleesch eten, dat in de abattoirs gekeurd is, door de overheid voor den gek gehou den worden, zoo niet erger? En als de rede neering in bedoeld ingezonden stuk opging, zou dan alle vleeschkeuring niet overbodig zijn, want door goed koken en braden worden alle smetstoffen onschadelijk, terwijl toch het vleesch van aan besmettelijke ziekten of bloed vergiftiging lijdende dieren niet in consumptie mag gebracht worden. In Duitschland laat de overheid het vleesch van varkens, waarin de trichine microscopisch is aangetoond, van de consumptie uitsluiten, terwijl ze toch evengoed als de Leidsche over heid weet dat het door goed koken en braden onschadelijk wordt. Is dat alles nu fopperij? Neen, zeg ik, en nogmaals neen, en daarom heb ik ook geen oogenblik geaarzeld, het voorstel van den heer C. J. Leyh, om in het belang en ter geruststelling van zijne cliënteele, het vleesch zijner varkens microscopisch te onderzoeken, alvorens het in consumptie ging, aan te nemen. Onder dankzegging, M. d. R., voor de rnjj verleende plaatsruimte, heb ik de eer te zijn Hoogachtend, UEd. dw. Dr. A. Van Leeuwen, Leiden, 5 3 '88. Rijks-veearts. 40) door R. KOOPMANS VAN ROEKEREN. Nu, zulke couverten, al zijn ze wat duur, kan iedereen zich aanschaffen, maar niet iedereen schrijft met de hand van Van Arkel, en nie mand, behalve de leden van zjjno familie, drukt zulk een wapen af in het zegellak, 't Adres, dat door niemand anders dan door Hector Van Arkel kan geschreven zijn, luidde „Mademoiselle Antonia Doorne- veld; en mains." „Mjjn hemel! doktor! wat zegt geriep de heer Van Velzen, met smartelijke aandoening. „Tot nu toe, vervolgde hij, „heb ik nog altijd gemeend en gehoopt dat die kunst- kooper een van die loopende geruchten had opgedischt, waarop de burgers, die 's avonds in een hotel hun koffiehuis houden, de aan- wezende reizigers vergasten, maar die enve loppe, dat adres, dat cachet, die dingen bren gen mij wezenlijk in de war." „Ja, mijnheer!" hernam de dokter met be denkelijk hoofdschudden, „en behalve deze documenten liet de koopman mij ook nog zien een fragment van den poëtischen minne brief, welke in dat couvert was gesloten ge weest. Dat fragment zag er allesbehalve netjes uit, maar dat doet er niet toe; de regels waren geschreven door Van Arkel; dit kon niet betwijfeld worden, en zij waren van verliefden inhoud." „Maar mijn waarde dokter! ik begrijp van de historie hoelemaal niots, dan alleen dit: dat ze allervreeseljjkst klinkt. Ik bid u: hoe komt die koopman in het bezit van dat cou vert en dat fragment?" „O, die zaak heeft zich nogal natuurlijk toegedragen. Ik zal u meedeelen, wat Gerkes rnjj daaromtrent verhaalde. „Wanneer ik mij te Deventer ophoud", zoo vertelde mij de koopman, en ik zal hem maar weer spre kende invoeren, „dan logeer ik altijd by Van Donk, een net, fatsoenlijk hotel. Dikwijls breng ik daar, vooral wanneer het eens zoo treft dat er weinig of geheel geene logés zjjn, den avond in den familiekring door. Zoo was ik daar ook de laatste maal in de huishoudkamer genoodigd. Er was iemand jarig, en zoo vond ik er een paar jongelui, die daar te gast waren en niet weinig vroo- ljjkheid aanbrachten. Daar brengt tegen tien uren in den avond eene der dienstmeiden, die uit geweest was, een brief binnen, welken zy op de Brink gevonden had. Zij overhan digde dien aan de oudste dochter des huizes, en vroeg wat zij daarmee aanmoest. De eer lijke vindster kon, zooals rnjj later bleek, niet lezen, maar Rosina Van Donk, die nu den brief in handen had, verstond die kunst des te beter. Nauwelijks had zjj het adres gezien, of zjj slaakte een kreet van verras sing, gevolgd door uitroepingen als: neen maar, die is curieusdie vind ik prach tig! Een heel fraai briefje aan mooi Toontje I Kom, zeggen de anderen, je spot! Nu had ik den brief, toen hjj binnengebracht werd, niet nauwkeurig bezien, maar ik geloof toch, al beweren ook de jongelui hot tegendeel, dat hij op dat oogenblik nog goed en wel dicht zat. Maar, zooals ik gezegd hob, de jongelui waren nogal rumoerig. Men trok elkander den brief uit de handen, om zich met eigen oogen te overtuigen dat hij wezen lijk aan Toontje Doorneveld was geadres seerd, en bjj dat rukken en grijpen is zeker het zegel losgeraakt wij zullen maar zeggen: bij ongeluk. Toen moest natuurlijk ook kennis genomen worden van den inhoud van het nu geopende couvert. Die dichterlijke minnebrief werd daarop voorgelezen onder eindeloos gejoel en geschater, en die brief onderging een gelijk lot als het couvertmen scheurde hem al stoeiend elkaar uit de handen en zoodoende eindelijk in stukken. Een van die fragmenten viel m(j in handen, en waarom weet ik zelf niet, maar ik heb dat stukje bewaard, te gelijk met de enveloppe, welke later ook onder den voet raakte en door mij opgeraapt is." „Het is eene allerafschuwelijkste historie," zei de heer Van Velzen, terwijl hij opstond van zijn stoel, en met gebogen hoofd de kamer begon op en neer te loopon. „Voor het oogenblik althans heb ik den moed niet, mijner lieve Mathilde de vreeselijke tijding mee te deelen, want aan alios bemerk ik dat zjj Van Arkel liefheeft met heel haar hart, ja, met eene liefde, die zóó innig is saamgeweven met heel haar inwendig leven, dat zij diep ongelukkig zal zijn, en voorloopig althans on troostbaar. O neen, ik kan aan het arme kind nog niets zeggen, want nu in den laatsten tijd is zij zoo recht gelukkig, daar het tijd stip zoo nabij is, dat hare verloving tot stand komt." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 5