il\ 8587.
SJL Jamiari.
A0. 1888.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en fêeestdagun, uitgegeven.
Leiden, 20 Januari.
Feuilleton.
HET GEMASKERD BAL.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
;Pranco per post1*40.
Aizonderiyke Nommera0.06.
PRUè DER ADVERT ENTTEN
Van 1—6 regel» 1.06. Iedere regel meor 0.17J.1
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in*',
buiten de stad wordt 0.10 berekend, i
caeeeeren
Heden is aan de universiteit alhier de heer
F. W. Van der Plas, geb. te Meester Cornelia
(Batavia), bevorderd tot doctor in do rechts
wetenschap, met academisch proofschrift, get.
„De schuldeischers by het geding tot scheiding
van goederen."
Aan dezelfde universiteit is met goed ge
volg afgelegd het candidaats-examen in de
rechtswetenschap door den heer F. F. H.
Van Aefferden het doctoraal examen in de
geneeskunde door do hoeren W. Druif, J. Ph.
Nannings, J. Van der Hoeven en A. Prins
De Baat; dat in de rechtswetenschap door den
heer A. Tak; hot theor. geneeskundig
examen door de heeron F. Schrouder, H. B.
Van Buuren on G. O. Snijdershet twoede
natuurkundig examen door den heer T. Van
den Hoorn.
Volgens de voorloopig vastgestelde kie-
zersiysten dezer gemeente, bedraagt het getal
kiezers voor leden dor Twoede Kamer van de
Staten-Generaal 2354, der Provincialo Staten
2352 en van don Gemeenteraad 2351, waar-,
onder 150 kamer-bewoners, zoogenaamde
„lodgers".
Het verschil in de cijfers spruit voort uit
de bepalingen der additioneele artikelen, dat
men, om kiozer voor den Gemeenteraad te
zyn, een jaar moet wonen binnen de gemeente
waar men als kiezer wordt ingeschreven, voor
de Provinciale Staten een jaar binnen de pro
vincie, voor de Tweede Kamer achttien maan
den binnen hot Ryk of zyne koloniën.
Tevens had hier de afkondiging plaats van
de aanplakking en het ter gemeente-secre
tarie ter visio leggen der kiezorsiyst, betreffende
deze gemeente. Hiermede ging de termyn van
veertien dagen in, binnen welken by den Ge
meenteraad bezwaren tegen bedoelde lyst kun
nen worden ingebracht.
Ook bobben niet op de schattingslyst ge
brachte „lodgers" beroep op de reohterlyke
macht.
Vroeger telde men hier 1887 kiezers voor
den Gemeenteraad, 1308 voor de Twoede Kamer
en 1300 voor de Prov. Staten.
Van onzen stadgenoot den hoogleeraar
dr. E. Fruin geeft oen zich noemende S. in
de „N. R. C." van heden een portret, waarin
hy o. a. het volgende zegt
Als hy den drempel zijnor collegekamer
overschrijdt in do richting van den katheder,
is prof. R. Fruin een betrekkelijk nog jonge
man. Langzaam, maar met vasten tred komt
hij binneniets langzamer wellicht dan hy
deed vóór 27 jaar, toen hy voor het eerst
van den historischen leerstoel, door hem tot
een stoel der historische waarhoid geworden,
het woord richtte tot de eerste leerlingen der
nïouworo school; iots langzamor, maar ook
iets zekorder nog dan reeds in die dagen
treedt hy naar voren.
Laat het bovonlyf van prof. R. Fruin reeds
eenigszins gebogen zyn door do machtige
invloeden van haast vyf en zestig levensjaren,
het hoofd doolt nog lange niet in dezo daling;
mochten ook de fijne trokken van het gelaat
een weinig in het onzekere schuilgaan van
oeno kalme geiykmoodigkeid by veertigjarigen
onafgebroken arbeid; aan het jeugdige van
zyn haargroei is het te zien, dat deze ge
leorde door de studie en onder dien aanhou
denden arbeid volgons de eeuwige wetten van
het zyn nu ja verslyten moet, maar zeker
niet gesloopt zal worden. Zyne in het midden
iets naar beneden getrokken bovenlip teokent
rustige toestemming in het beloop der wereld-
sohe dingen; de oogen, half bezweken inden
stryd met do bovenleden, welke zich steeds
echynen to willen sluiten, maar voor hot hel
dere licht der even opwaarts gerichte schit-
terstippon gewillig leerden omhoog te gaan,
die oogen tintelen van niet to verzwakken
heldorheid dos geestos.
Des professors voordracht is voor hom, die
voor hot eerst haar komt aankooren, eenigs
zins het tegengestelde van aantrekkeiyk. Zyne
stem hooft namelijk iets, dat van verre aan
den klank van gebarsten metaal herinnert.
Zyne volzinnen worden in eon toon gesproken,
die voor eene mannenstem te boog is, on gaan
aan het eind over in een klein faucetacbtig
gilletje. Doch hoe kort duurt bet, en deze
sprekor verovert uwe ooren door middel van
uw vorstand en uw hart. Reeds als gy hem
voor den eersten koor gehoord hebt, neemt
gij de bewondering on den eerbied voor dezen
op uw verdoren lovensweg mede. Prof. R. Fruin
is een spreker van den grootsten eenvoud
holder als een watorsprank in de duinen is
zijne taal; en in elkaar passend, aan elkaar
sluitend om tot eon logisch goheol te worden,
zyn zyne volzinnen. Zyne voordrachten zyn,
wat don inhoud betreft, vol en rjjk, uitge
lezen; hy improviseert „Gids"-artike!on. Maar
men kan denken hoe de bewondering zich
van den hoorder meester maakt, die, met
telkens aangroeiendon lust om toch geen
woord te missen, do volzinnen van des pro
fessors lippen op het papior over heeft ge
bracht en nu aan hot slot der lezing een
afgerond en afgewerkt goheel in gezondver.
atandstaal over eenig historisch onderworp
ryker gewordon is. Ik wilde zeggen, dat de
dictaten van prof. R. Fruin tot het beste bo-
hooren, wat er in Leiden gegeven wordt. Niet
slechts zyne vorbazondo wotenachap licht de
hoorders voor, en doet hon eerbiedig vragend
opzien, of dan werkeiyk „al wat in boeken
steekt in dat hoofd gevaren is," maar ook
en vooral zyne wijzo van geschiedbeschouwing
treft hen en richt hunne studio ten goede.
Die wetenschap is bywylen haast verbys-
terend en zeker voor een beginnaar tot ernstig
nadenken over eigen geringheid in deze stem
mend. Maar ook wordt zy ten pnkkel voor
den jongen man van begaafdheid en werk
kracht, die hier op de collegebanken plaats
neemt, een spoorslag tot dagelykschen ijver
en volharding, waarvan hy in den meester
het verheffende voorbeeld aanschouwt. Voor
prof. K. Fruin heeft de geschiedenis der Ne-
derlandscho gewesten en die der landen,
waarmede deze ooit in betrekking kwamen,
geen hoekje onbekend. Familiën en huisge
zinnen zelfs hebben hem hunne geheimen niet
verborgen kunnen houden, als de openbaring
noodig werd om do waarheid te dienen.
Da Costa heeft in zyn „Slag by Nieuwpoort"
het dicliteriyko der „kroniek van d' ouden
dag" geprezen, maar de hoogleeraar R. Fruin
scbynt het dichterlijke zelfs te vindon in do
oude keuren en stedelyko rekeningen. Het
eigenaardige van den Leidschen historiokenner
i3 zeker wel, dat hy steeds boeit in voordracht
en styl, zonder aanwending der gebruikolyke
effecten en versiersels. Eerder arm dan rijk
is zyn styl aan beelden en sierlyko wendin
gen. Soberheid, juistheid, afgepastheid, maar
het geheel zijner voorgedragen on geschreven
opstellen dit is, zei ik reeds, hotzelfdo
zóó tot oon beeld bewerkt, zóó tot één dooi,
één indruk verwerkt, dat het hooiende en dus
immers ook hot schoono zyner historische
schotsen u, al voortlezende, moer treft en
aangenamer aandoet. Prof. R. Fruin beleeft
den tijd, dien hy behandelt. Het historisch
praesons bezigt prof. Fruin nooit, maar toch
is het alsof wy tegenwoordig zyn bij do ge
beurtenissen, welke hy verhaalt.
Geiyk prof. Voth in do eenzaamheid van
het studeervertrek ieder hoekje van den Indi-
schen Archipel zich voor de verbeelding roept,
ofschoon hy met lichamolyk oog Insulinde
nooit aanschouwde, zoo komt voor hot ziolsoog
van den hoogleeraar Fruin ons Noderlandsche
leven met al zyne daden en woorden, neigin
gen en begeerten, uit het verleden opdoemen.
Hy hoort do stemmen, ziet do kleedijbo-
grypt heel hot uiterlyk en innerlyk zijn dier
afgestorven wereld. Zoo geschiedt het dat
zyne hoorders en lezers onder den indruk
komen, als zouden de verhaalde feiten wel
in een voor hon verleden tyd zyn voorgevallen,
maar toch in eeno door don professor mede
beleefde periode."
De schets eindigt mot het tot den hoog
leeraar gerichte verzoek dat hy zyne „ver
spreide historische opstellen tot één geheel
mogo veroenigon." Als die wensch in ver
vulling komt, zal hy er vreugdo van beloven.
Zyne voreerders zullen de weldaad dankbaar
aanvaardendo ouderen genieten van hetgeen
reeds vroeger hen boeide; de jongeren hun
voordeel doen met zyne loer en zyn voorbeeld
do liofde tot hot vaderland er door bevorderd
worden. Daarom, professor Fruin, roept S. ten
slotte uit, geef ons uwe „Historische Opstellen
De heoren S. W. Tromp, gewozen adsis-
tent resident van Koetei, to 's Gravonhage, en
W. D. J. Brouwer, te Zwolle, hebben aan
's Ryks Etlinographisch Museum te Leiden
oonige voorwerpen aangoboden, waarvan de
beschryving voorkomt in de Staatscourant van
20 Jan. Den schenkers is do dank dor Regee
ring betuigd.
Aan Z. M. den Koning is het navolgend
adres gericht:
Geven mot den meesten eerbied te kennen
do ondergeteokonden, allen ledon var. plaatso-
lyke commissiën van toezicht op het lager
onderwys in de provincie Zuid Holland,
Dat door do intrekking van het provinciaal
reglement voor de bewaar- of kleinkinder-
scholen in de provincie Zuid-Holland, dd. 17
November 1854, afgekondigd den 29sten
Augustus 1855, het bewaarschool wezen ook
in deze provincio goheel vry en door geeno
wettelijke regeling hoegenaamd moor gebon
den is, zoodat thans de meest onbevoegde en
meest onbekwame personen zich aan het hoofd
eener bewaarschool kunnen stellen.
Plet zal geen betoog behoeven dat liet op
de bowaarschool gogevon voorboroidend onder
wys van hoilzamen invloed is op het later te
ontvangen onderwys, wanneer dat voorberei
dend onderwys in goed ingerichte lokalen
door daartoe geschikte onderwyzors en onder-
wyzeressen gegeven wordt, maar oven zoker
is het, dat waar iedereen zich aan het hoofd
eenor bewaarschool kan stellen, en kunde en
geschiktheid geen voreischte meer zijn, die
invloed meer kans heeft scbadelyk dan heil
zaam op het volgend lager onderwys te werken.
De ondergeteokenden meonon dan ook dat
het voor dat volgend onderwys van het
Slot.)
Juist waren zy eene sofa genaderd, welke half
verscholen stond achter het groen en zoo recht
uitnoodigde tot een vertrouwelijk praatje,
waarom de oude heor don beiden dames dan
ook voorstelde om een oogenblik plaats te
nemen; „zy waren dan ook boter in de gele
genheid om naar haren geleider uit to zien."
Nauwelyks hadden zy zich echter nodergo-
zet of daar naderde een clown, met een rood
lint in de hand, dat b(j dor oude tante ap.nbood,
zonder eon woord to spreken, doch mot de
noodige strykages en plichtplegingen.
V orbluft nam movrouw Van Hagen het aan
er> kon niet nalaten Kato too te fluisteren:
„Willem heeft ons reeds horkond." En tegelyk
stond zy van de sofa op en keek met zoe
kende blikken rond, want nu moest Willem,
naar zy oordeelde, toch wel in hare nabij
heid zyn.
Do oudo heer aan have zydo had blykbaar
schik in de onrust der beide dames, doch hield
zich tegenover haar alsof hy niets bemerkte.
Terwyl zy nog zoo stondon rond te kijken,
trad or op Kato eon masker toe in het kostuum
van een kleinen jongen, met een matrozen
pakje aan en eeno muts, waarop met gouden
letters „Kon. Ned. Marine", op het hoofd.
Aarzelend naderde hy haar en vroeg„Meisje,
ga je wat moe spelen?" waarop hy haar by
de hand vatte en haastig met zich trok, als
ware hy verlegen ovor zyne eigen vrijpostig
heid. Het meisje ging gedwee mede en al
spoedig wandelden beiden arm in arm door
de zaal.
Intusschen zaten de oudjes nog steeds op
do sofa te keuvelen, hoewel mevrouw Van
Hagen wel eenigszins verlegen word met hare
houding tegenover den ouden hoer, die maar
niet van haar scheen te kunnen scheiden, ter
wyl zy toch zoo gaarne eens wilde rond
wandelen om haar Willem te zo6ken. En wat
zou doze er wol van denkon, wanneer hij
haar van verre zoo vertrouwolyk en gedurende
zoo langen tyd met een vreemde zag zitten
praten
Eindelijk duurde het haar toch te lang; zy
stond driftig op en zeide kortaf: „Masker, ik
heb genoeg van je gezelschap; laat my thans
met rust, opdat lk myn man kan gaan op
zoeken."
„Nu zult ge my toch wel toestemmen, dat
ik de weddenschap gewonnen heb, nietwaar?"
riep de oude heer lachende uit-, terwyl hij
„tante", die zich juist haastig uit de voeten
wilde maken, by haar kleed terughield.
Ten hoogste verbaasd hield mevrouw Van
Hagen hare schreden in, nam den ouden
heor van het hoofd tot de voeten op en
stamelde
„Welke weddenschap? Gy zyt toch niet...."
„Jo WillemJuist, die ben iken daarby
sloeg hy zyn arm vertrouwelyk om haar
middol.
„Maar die gryzo baard dan?' vroeg zjj,
terwijl zij nog wantrouwend zyn arm trachtte
te verwydoren.
„Wel, dat is ook een valsclie! Die diende
juist om je om den tuin te leiden. Ja, ja,
ik zit er warmpjes in: een valsche pruik,
een dito grijze baard en daarenboven oen
geheel masker met nog eon zwarten baard."
„Maar hoe kwam die clown.
„Aan dat lint, wil je zeggen? Wel, ik was
reeds hier, toen gy te zamen binnenkwaamt.
Ik herkende u beiden dadeiyk, doch daar ik
er eerst noch wat pleizier van wilde hobbon,
verzocht ik den clown, een van Frits' ken
nissen, u het lint niet eerder aan to bieden,
dan wanneer hy ons te zamen tusschen het
groen zag zitten."
„Ja, nu herken ik jo stem wel", riep het
gefopte vrouwtje, in een schaterlach uitbar
stende, uit. „Dat ik die niet oorder herkend
heb! Maar die gryzo baard draagt van alles de
schuld. Iloo kwaamt go op zulk eon dol idéé?"
„Ik begreep dat zulk oon list beter was dan
olke and6re vermomming."
„Maar waar is Kato toch? Laat ons oens
gaan zien waar zy blyftw(j moeten zorg
dragen voor het kind, dat aan onze hoede
is toevertrouwd."
„Ja, maak u daar maarniet ongerust over;
zij is wat gaan spelen met oen kleinen
jongen en zal zoo aanstonds wel weer by-
ons komen."
„Nu, als het dan maar by kinderspel blyft,
kan het geen kwaad."
Dit zeggende begaven zij zich weder tus
schen het bont gowoel en zagen na eenig
zoeken do beide „kinderen" in recht vertrou
welijk gesprek door de zaal wandelen.
Daar zy het téte-a-tète niet wilden sloren,
deden do boide oudjes aleof zij Iron niet zagen,
on dansten on wandelden geruimen tijd nu
eens met don één, dan eens met den ander.
Toen ten laatste by bot slaan van twaalven
door een der leden van het bestuur het
„démasqué" word afgeroepen, naderden de
beido „reuzenkinderen", van wie het meisje
met een thans zichtbaren blos op het gelaat,
den heer en mevrouw Van Hagen.