H°. 8562. Maandag 16 Januari. A". 1888. <§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. De strijd in 't verschiet. Leiden, 14 Jannari. feuilleton. In eene achterbuurt. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Ledden per S maandenf 1.10. Franco per postU0. Ai'zonderl$io Nommere7'... 0.05. Het vraagstuk van de „bescherming" is in den laatsten tijd wel geene nieuwo phaso in getreden, maar zijne geschiedenis vertoont toch verschijnselen en bijzonderheden, welke het de moeite waard is, ln het oog te vatten. Op dit oogonblik zijn Engeland en Neder land de eonige Staten, waar het beginsel van den vrijhandel wordt gehuldigd. Aan de over zijde dor Noordzee zjjn er wel, die, beducht voor de toenemende concurrentie, door den bultenlandschen invoer veroorzaakt, van bat terij zouden willen veranderen, doch zij durven er niet rondweg voor uitkomen, dat zjj pro toctie verlangende leus, daar aangeheven door grondbezitters en een klein getal indus- triëelen, heet fair trade, billijke handel, en daarmee werpen zij don onnadenkenden zand in de oogen. Doch de Whig-party houdt, on danks de tegenwoordige scheiding, vast aan haar beginsel zelfs Hartington, die de politiek der Tory regeering steunt, verklaarde dozer dagen openlijk dat hij volstrekt niet geneigd is, op verandering der vrijhandelsbeginselen aan te dringon of daartoo mede te werken. Bij de conservatieven is die wenseh verre van algemeen. Dat is volkomen in overeen stemming met het fiere woord, in 1783 uit gesproken door den minister Shelburn„Het eenige, wat we behooren te winnen, is vrije handel en open markten," een woord, dat evenwel nog eene halve eeuw op verwezen lijking moest wachten. De Regeering schijnt echter hare positie te willen versterken, door don protoctionisten uitzicht op verwezenlijking hunner denkbeel- don te geven! De premier, lord Salisbury, achtto het deze week, in eene talrijke ver gadering te Liverpool, noodig, eene soort van critiek te leveren op hetgeen hy „do leer stellingen" der vrijhandelaars noemde. In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika is het stelsel van hooge invoerrechten tot bescherming van de nationale productie in volle kracht gebleven. Dat is wel opmerkelijk in oen land, dat de grondlegging zyner onaf- hankelykheid voor een groot deel verschuldigd is aan denzelfden Franklin, die in 1784 tot toe lichting van zpne vryhandelsbegrippen het volgende opstelletje schreef „Stel een land X, met drie soorten van fabrieksnijverheid, bijvoorbeeld laken, zyde en y z e r't welk afzet heeft naar drie andere landen, A, B en C; maar, begeorlg om don verkoop te vermeerderen en den prys te ver- hoogon van het laken, ten gunste van de eigen fabrikanten, verbiedt het den invoer van lakens, welke uit A komen, td. i. bezwaart die met invoerrecht). Uit weerwraak verbiedt A de zydewaren uit X. Daaruit volgt dat de zydefabrikanten zich beklagen over vermindering van den handel. Om hun genoegen te geven verbiedt X de zydewaren uit B. Wederkeerig verbiedt B den invoer van yzer- waren, welke in X zyn vervaardigd. Daaruit volgt dat de eigenaars van smede- ryen klagen over vermindering van den handel. Dan verbiedt X de yzerwaren, welke uit O komen. Als wederkeerigen maatregel verbiedt C de lakens uit X. Wat is nu het gevolg geworden van al die verbodswetten? Antwoord: Elk der vier landen heeft vermindering ondergaan in de gomoenscbappo- ïyke massa genietingen en gemakken des levens. Franklin was geen groot geleerde, maar een man met een buitengewoon helder verstand; en het komt ons voor dat hy in die woinige regelen de uitwerking van een tarievonstryd zeer plastisch heeft voorgesteld. Ook in Amerika is dezer dagen beweging ontstaan op dat gebied. De overvloed van geld in de schatkist, - men behoeft zich daar de weelde niet te veroorloven van eene milli- oenenstorke legermacht, noopte den presi dent Cleveland in zjjne jongste Boodschap toezegging te doen van verlaging van oemge invoerrechten, en men kan het er voor houden dat hy zulks niet zou gedaan hebben, als hy niet op den steun van de democratische party kon rekenen. De republikeinen daarentegen houden vast aan de protectie, en waarschynljjk zal dus, by de eerstvolgende presidentsver kiezingen, het vraagstuk der tarieven de strgdlous Worden. Duitscbland heeft onlangs weer do graan rechten verhoogd. In dat land, waar de Ryks- kanselier, men weet om welke redenen van militairen aard in 1879 de vaan van het protectionisme het eerst opstak, heeft de er varing hare vruchten nog niet opgeleverd. De welvaart, welke algemeon werd ver wacht van hot weren der buitenlandscho concurrentie, is uitgebleven; en zy, die noch land, noch mynen, noch fabrieken bezitten, beginnen te begrijpen dat zij eigenlijk het kind van do rekening zyn, doordien zy van al hunne benoodigdheden schatting aan den fiscus moeten betalen. Doch dewyl men van de quaestie eene politieke heeft gemaakt, in plaata van haar te houden op het terrein van de économio, waar zy uitsluitend thuis behoort, kan het nog wel eenigen tyd duren, voor en aleer die overtuiging doordringt tot de Regeering8kringon. Inmiddels doen de Duitschers, nu zy toch voor hunne over productie geene afnemers in de nabyheid vin den, wat ook door het vrye, onbeschermde Nederland meer gedaan moest worden; zy brengen hunne goederen naar do afgelegenste hoekjes der wereld, en weten daar koopers te krygen. Hetzolfde konden zy met gelyken uitslag doen, al ware er by hen nooit sprake van hooge toltarieven geweest. In Nederland wordt sinds eenigen tijd eene beweging gaande gehouden om Duitschlands handelspolitiek te volgen. Vergoeiykend noemt men dit: „bescherming van den nationalen arbeid", een mooio naam om het bedenkelyko van de zaak te verbergen. Do stoot schynt gegeven te zyn door de graanbouwende dis tricten van ons land, en wol bet eerst door de grondbezitters, die hunne persoonlyke be langen met die der geheele natie vereenzel vigen; eenige industriëelen, wien het ont breekt aan energie om ook onder minder gunstige omstandigheden den bestaanden moei- ïykheden het hoofd te bieden, hobben zich daarby aangesloten, en zoo is het vraagstuk ook by ons op het tapyt gekomen. De verwachting bestond, dat alle landbou wers gretig de hand zouden uitsteken naar der/voorgespiogelden steun. Doch daarin schynt men zich vergist to hebbenHollands Noor derkwartier wil van bescherming niets weten, en in eene onlangs gehouden vergadering van de Geldersch-Overyselsche Maatschappy van Landbouw werd een voorstel tot aansluiting by de protectionistische beweging beslist van de hand gewezen. Nu kan men wsl zeggen dat die en soort- gelyko vereenigingen geenszins den geheelen Noderlandschon landbouw vertegenwoordigen het komt ons echter voor, dat zy, die zich by de Maatschappyen aansluiten, niet tot de minst ontwikkelden zijn te rekenen; dat zy hart hebben voor de belangen van hun vak en dat de beteekenis van hun advies niet laag mag worden geschat. We zullen dus den kamp, welke ook hier voor de deur staat, en wellicht by de aanstaande Kamerverkiezingen zyn invloed zal doen go- voelen, want het dreigt denzelfden weg op PRUS DER ADVERTENTIEN: Yan 1C regels f 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Grootere letters neer plaatsruimte. Yoor hut in- caeeecren buiten de stad wordt 0.10 berekend. te gaan als elders, namelyk het verhaspelen van een staathuishoudkundig tot een staat kundig vraagstuk, rustig afwachten, maar niet met de handen over elkander en de oogen gesloten. Laat ons van do beide boomen, welke men wenscht te vergelyken, de vruchten nauwkeurig bezien. Niet slechts op bloot théo- retische gronden geve men zich rekenschap van zyn voorkour voor vryen handel of protec tionisme, doch men trachte zorgvuldig na te gaan, of zoowel de beschermde industrieën in het buitenland als do algemeene welvaart reden hebben zich te verblijden in hetgeen geschied is. Doet men dit onbevooroordeeld, mot ruimen blik, dan geloovon we, dat do vryhandelaars op do zogepraal kunnen hopen dan vertrouwen we de overtuiging te zien bovendryven, dat Nederland verstandig zal doen door kloek vast te houden aan het tot dusver gehuldigd beginsel. Men herinnert zich dat de verleende con cessie voor den aanlog van eene telefoon te dezer stede nog niot aanvaard kon worden, omdat eene goede plaats voor het centraal- bureel nog niet was gevonden. Zyn onze inlichtingen juist, dan wordt thans tusschen do firma Ribblnk, Van Bork Co. en het Dageiyksch Bestuur over eene gemeente loca- liteit voor dat doel onderhandeld. Is dit werkelyk zoo, dan doet het ons ge noegen dat de gemeente toont hierin den. concessionarissen behulpzaam te willen zyn, te meer daar wy het van belang achten het centraalbureel zoo na mogelyk by het politie- bureel te plaatsen. Het nut hiervan springt dade'.yk in hot oog, wanneer men bedenkt dat de concessio narissen verplicht zyn eene verbinding te maken, waardoor elke geabonneerde godurende den nacht eene alarmbel in het politiebureel in beweging kan brengen. Hoe dichter nu het centraalbureel by het politiebureel is, des te spoediger zal niet alleen de dienstdoende ambtenaar met den alarmee- renden geabonneerde kunnen spreken, maar ook in gevallen van brand als anderszins onmiddeliyk van uit het centraalbureel debe trokken autoriteiten tolofonisch op de hoogte kunnen stellen. Op deze wyze ingericht wordt het telefoon net eene uitgebreide brandweertolegraaf, waar van zelfs de leek zich kan bedienen en welke voor de gemeente van grooto waarde is. Naar wij vernemen, is do yverige voor zitter van de Nederlandschc Vcreeniging tol 3) DOOK V-B. r „Onderlaast had ik van eene mevrouw van een werkhuis van me, want ik ben eigenlijk schoonmaakster weet uwe? vijfdhalf el zwart merrenos gekregen, om er voorden Zondag knappies uit to zien, on wat denk je dat de smeerlap doet, meheir? lij] haalt me 's Dachts stiekempies 't merrenos uit 't meubel en brengt het 's morreges na de lommerd. Vyfdhalf el meheirI zadder genogt voor een knappe rok, haas voor twee! „En zoo gaat 't maar z'n koersie as d'r geen geld meer is, dan maakt ie 'tl" Hierop vroeg ik„En als hy thuis komt, maakt hy dan goen leven tegen jou en je kind?" „Ja meheir, van belangvooral tegen myn tegen do kinders niet zoo bar!" „Heb je dan nog meer kinderen als Koosje?" vroeg ik. „Ja, meheir, nog één of eigenlyk nog drie." „Waar zyn die dan?" „De één, d'as "r één van drie jaar, die is in de kres, meheir." „Zoo," zeide ik, „in de Crèche; dat is maar een goed ding voor jelui hé?" „Da zou 'k zoo net denken, meheir. Eten en drinken volop en warm, hoor! als je d'r binnenkomt voel je de warmte tegen je anslaan. Niowaar meheir, een arm mensch dat altyd in do kou zit, dat spreekt 1 Je wordt er altyd heel fesoenelyk geholpen, alles van de dames, hoor, van belang!" „En die andere twee", vroeg ik, „waar zyn die dan?" „Eén d'r van is dood, meheir. Da's nou zeven verljaars geleden. Een wolk van een kind meheir! 't Was maar zes weekies toen 't dood gong." „Zoo!" zeide ik; „en is het erg ziek ge weest?" „Ziek en niet ziek meheir. Eens op een avond kwam Dirk weer met een „bram" thuis. Lawaai, vloeken en scheldenen op 't laast gong ie me slaan en schoppen as dat 'k van mezelf viel. Toen weet ik nie meer wat er met me gebeurde, en den volgenden dag wier 'k wakker met myn kindje in mjjn armen. „Het schaap zag er petent uit meheir! maar de „heer", die over me gong, (een beste heer net als u, ook van 't ziekenhuis) zei al dade lijk dat het wel sjègreinigheid er mee zou geven, 'k Wou 't zelf niet gelooven, want mens, 't was een wolk van een kind en 't groeido as ïoolMaar na een poosio begon 't te sukkelen en zoo gong 't door tot na een paar weken zyn asem in een stuipie bleef! „De eigenste avond, dat 't wurm 't had afgeleid, kwam Dirk weer sikker thuis en toen ik hem op 't schaap wees, raai 'res wat ie zei, de zuiplap? ('tis zonde dat 'k 't woord zeg I)„Nou heb 'k die z'n mond ook niot meer open te houwe!" „Toen kon 'k verachtig m'n gal niet meer houden meheir, en toen ben 'k slecht geweest 1" „Slecht! Hoe dat zoo?" vroeg ik. Daarop zy weder: „Toen heb 'k hom ook uitgescholden meheir en z'n hemmetje 'res schoongewasschondat was niet slecht, maar toen ie me geon geld wou geven, toen ben 'k 's nachts opgestaan, en in z'n broekzakken gevoeld en er 't geld uitgenomen. Dat was slecht meheir! maar 't arme kind mos toch een waaihebben „Toen heb ik stilletjes drie verl wit katoen, dubbelde breedte gekocht en heb m'n stakkerd gewaaid, heel netjes ook meheir! met schuin- Waai waad, lijkwaad. sche plooitjes op z'n borsio. Zoo ging ie ten minste knap naar onzon liovon Heertje, die hier dat schandaal van zijn vader had motte wegnemen, in plaats van dat wurm! „Maar Hy weet 't ommers beter?" zeide het vrouwtje berustend. Weder brak zy af en ik liet haar even aan haarzelve over, om haar niet in te over spannen toestand te brongon. Met de hoop, dat het nu volgende verhaal korter en opwekkonder zou zyn om haar dan in dien opgowokten toestand te verlaten, vroeg ik haar „En waar is nummer drie nu?" „Die is ntet by Onzen lieven Heer, mehoirl' maar waar of zo is dat weet ik niot. De meid is nu verschenen week met schando een- en-twlntig jaar geworden." „Met schande?" vroeg ik, teleurgesteld in myn verlangen haar opgewokter te zien. „Ja, meheir! met schando. Ze heb d'r eigen verdaan aan eon kaffelderist. Toen ze op sprong sting zeventien jaar te worden, komt zo op een koer thuis en vertelt me as dat een jong na d'r vree en om vorkeoring had gevraagd, en dat ze nou 'res kwam vragen, hoe vader en moeder d'r over dochten. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1888 | | pagina 1