CONSTANCE CHORLEY.
N°. 8497.
Maandag SI October.
A0. 1887.
Feuilleton.
35)
„Hoe dat, juffrouw? Daar loopt me vry en frank
langs 's Heeren straten een schobbejak van een
boekwurm, die al herhaalde malen zoo goed als
met ronde woorden heeft uitgebazuind, dat een
brand, die, ik geloof verleden jaar, of 't is mis
schien al langer, zijn boeltje naar de maan geholpen
heeft, door zyn eigen dochtertje zou aangestoken
zjjn, en dat hi) daarom het ding de deur uitgeschopt
had. Als dat nu de waarheid is, dan noem ik hem
honderdmaal een schoft, om zoo iets van zjjn eigen
vleesch en bloed te vertellen, en ik noem hem
nog eens honderdmaal een ontaarden vader, om
zoo iets, al is het waar, een arm schaap de deur
te wijzen. Maar duizendmaal noem ik hem een
schoft, als 't waar is wat de menschen niet onder
stoelen of banken steken als er maar geen ambte
naar van de politie bjj is, dat hij hot zelf heeft
gedaan en de schuld op het arme kind werpt, en
dat zij daarom uit wanhoop de wijde wereld is
ingegaan. God betere 'tl Zóó iemand moest op het
-schavot komen, veel. eer dan een armo duivel,
die ik zeg daarom niet, dat het goed is een
reiziger van een paar schellingen ontlast."
De paardenkooper scheen door zijn verhaal zelf
in woede te geraken. Hij stampte mot zijne zweep
op den grond en sloeg met de vuist zóó hard op
de tafel, dat de glazen er van rinkinkten.
„Nog een glas sterk en heet!" riep hijHinchley
toe, die het gevraagde aanstonds bracht.
Inmiddels was een der andere paardenkoopers
opgestaan en had den mond dicht bij zijn oor ge
bracht. Na de omgebogen hand om het oor van
zijn metgezel te hebben gelegd, fluisterde hy
dezon iets in, waarop de ander een vluchtigen
■blik op Kris wierp en half binnensmonds prevelde:
„nu, ja, het is mogelijk, maar ik zie er dien jongen
niet voor aanvoor zulke dingen nemen ze zulke
vlasbaarden niet; maar enfijn, ik kan ook even
goed voorzichtig zyn. Laat het met dat al zyn wat
het wil het moet er uit, maar zoo, dat do lange
armen van de justitie my niet voor laster by den
kraag kunnen krügen."
Terwyl hy zich omkeerde, stiet hy met zyn
arm het voor hem gereed gezette glas punch om
ver; het glas rolde op den grond en wol in dui
zend stukken.
„"Wat doe je dat daar ook te zetten?" vroeg hy
'barsch aan Hinchley; „maar gy kondt ook niet
weten, knaap, dat ik met myn arm zoo zou zwaaien.
Fluks, een andere bowl, en onder de hand zal ik
de heeren eens een historietjo vertollen, 't Is het
zelfde wat wy praten, en voor de waarheid sta ik
u in, want ik heb het uit don eigen mond.
„Van wien?" viol Drusley hom in de rede.
„Ja, man, of mynheer, daar zit het hem juist;
men kan vertellen wat men wil, als men maar
geene namen noemt. Nu dan, een zekor iemand
let wel, mijns heeren, ik zeg niet dat het die, je
woet wel, van den brand was. Maar hot was toch'
ook van brandstichting; een geheel ander man, dien
ik niet noem; ik zeg niet dat hy to Lympton woont,
en hoe hy heet, dat doet er niet toe.'
„Moeder Catlin," zeide een der gewone bezoekers
van de herberg, „ik zou eerst nog maar een ketel
water voor de punch te vuur zetten, want als die
vertelling zoolang wordt als het schynt, hebben
wy geen van allen aan ons glas genoeg."
„Men kan niet te voorzichtig zyn," zeide de
paardenkooper met een bedonkeiyk gezicht, ter-
wjjl hy zich den baard voolde, alsof hy wilde vra-
gpnzou i-k geschoren moeten worden of niet
Die zeker iemand dan, heel ver hier vandaan,
had ook den rooden haan in zyn huis te kraaien
gezet, en toen er geruchten begonnen te loopen,
ook te kennen gegeven, dat het zyne deern van
eene dochter gedaan had. Verstaat my wel, royne
heeren, ik zeg niet dat het te Lympton was, en
ook niet dat hy Sorlings heette."
„O, gjj wilt zeggen Chorley, want zoo heet hy,
Daniël Chorley," merkte Hinchley aan.
„Zwyg, gij zyt hier de knecht, en als men u
niets bestelt,, behoeft gy niets te zeggenbeet hem
de paardenkooper toe.
„Ik noem niemand, myne heeren; men kan niet
te voorzichtig zyn. In het eerst, wilde ik dan zeg
gen, maar' men moet mjj niet in de rede vallen,
liepen de geruchten dat hy het zelf, de man, dien
ik niet noem, gedaan zou hebben. Maar anderen
verwierpen die aantyging als blykbaren laster. Men
had hem zoo yverig zien blusschen, nooit zoo ge
zien, en dergelyke. En hy had er twee kinderen
in ook, een jongen en een meisje. Om het meisje
zou hy nu zooveel niet gegeven hebben, maar de
jongen lag hem na aan het hart. Of hoe moet ik
het zeggen? want een hart heeft de kerel niet,
zooals gy zult hooren. Dat de brand in huis was
aangekomen, ontkonde hy niet; maar ja, hy liet
zich verluidon, dat het meisje het gedaan had,
weetje, zyn dochtertje, eigenlyk opdat het jongetje
zou omkomen, want dan moest zooveel als eene
erfenis voor haar zyn."
„En dat zou eon kind boreke.
„Ik verzoek nog eens dat gy my niet in de
rede valt. Hy zeide het ook, maar niemand ge
loofde hem. Om kort to gaan, het meisje werd go-
red, het jongetje ook, hoe, dat doet er nu met toe.
De vader dan verklaarde met ronde woorden dat
het jonge ding de boel had aangestoken, en dat
liy haar daarom op straat had gezet. En wat den
jongen betreft daar komt nu eigenlyk het won
derbaarlijke van de geschiedenis aan. De jongon
was zijn zusje gevolgd en had van don oude niets
meer willen weten, waarom weet ik niet, schoon
hy zeide dat het ondeugende nest haar broertjes
kop op hol had gemaakt. Het meisje moet zich
mot den knaap ergens hebben weten in te dringen,
waar men do kinderen of een kind is zy juist
niet meer heeft opgenomen. Om nu den jongen
terug te krygen volgde de vader hun spoor. Nacht
noch dag liet hy na op de loer te liggen, en einde-
lyk golukte het hem den jongen 's nachts van
zyn bedje te lichten en mede naar huis te nemen."
„Wat zegt gy daar?" riep Kris in de uiterste
spanning uit.
„Myn waarde heer," antwoordde de onthutste,
paardenkooper, „ik heb geene namen genoemd en
men kan er my nipte voor maken,
•flliat is hier <jü Vraag niet,1' riep kris uit, „hef
is alleen dg vraag of het waar is dat de vader zyn
zoontje 's nachts heeft weggehaald."
„Wzar en waar is twee," liet zich de wat voor
zichtiger geworden verteller hooren. „Ik heb het
hem zelf hooron zeggen, en ik moet er bij zeggen,
dat hy gelyk heeft ook. Want, naar zyn zeggen,
loerde de kleine heks maad op eene gelegenheid
om zich van haar broertje te ontdoen, en was het
knaapje Zóó bevreesd voor haar.
„Dat is gelogen, vierkant en duizendmaal gelo-
gon," riop Kris met drift uit.
„Wie gy zyt, jongeheer, weet ik niet, maar, daar
ik geene namen genoemd heb, kan niemand mij
iets maken, en van u noch van 'emand wacht ik
af dat men my oen leugenaar r/oemt."
„Dat zeg ik niet, maar dit zng ik, dat het eene
alleïJichandoiykste onwaarheid is, Stance te beschul
digen van iets verkeerds om treat Duke. Zy hangen
aan elkander zooals miss'chien nooit broeder en
zuster. Maar de vader, dUe zóó iets durft zeggen,
is een verworpeling, die als een roover 's nachts irv
eene woning sluipt als er toovallig niemand bij de
hand is en de deur oon oogenblik openstaat. Nu
is my een licht opgegaan."
„Gy schynt van die geschiedenis meer te weten,
heerschap," zeide een der andere paardenkoopers.
„Wat is er van de zaak?"
„Niets," beet hom Kris toe. Haastig betaalde
deze zyne vertering en verliet de gelagkamer, door
den smid gevolgd, die hem niet van zich wilde
laten gaan, maar hem eindelyk wel moest loslaten.
Daar stond Kris in de hevigste ontroering. Als
werktuigelyk richtte hy zyne schreden naar het
huis zyner ouders, met het voornemen om hun en
vooral Constance mede te deelen dat in het oogen
blik toen Mary naar de kar had uitgezien, Chorley,
om welke reden dan ook, in huis was geslopen en
den slapenden knaap had weggehaald.
Doch hy bezon zich. Hy bedacht dat dezo op
heldering voor de arme Constance nog pynlyker
moest zyn dan de onzekerheid, waarin zy tot dus
ver had verkeerd ten aanzien van Duke. Hy ge
voelde dat het hart van het ongelukkige meisje
met duizend pylon doorwond zou worden als zy
wist hoe diep gezonken haar vader was.
Maar haar dan toch te zeggen dat Duke leefde.
Hoe kon hy het, zonder don samenhang te ver
halen? Wat zou hy antwoorden als de armo Con
stance sidderend vóór hem stond en hem bezwoer te
zeggen waar haar broeder was, indien hy dan toch
wist wat er van hem geworden was? Daartoe
voelde Kris zich tegenover Constance niet sterk
genoeg, en hy besloot, nu toch eenmaal in de open
lucht zyndo, zyn tocht den nacht door te voet
voort te zetten. Ily sliep dien nacht niet.
Rebecca was niet op weg, maar op hare leger
stede deed zy insgeiyks geen oog toe.
XXIV.
Ofschoon ten gevolgo der steeds duidelyker ge
worden uitlatingen van Daniël Chorley te Lympton
en in den geheelen omtrok met eiken dag het ge
rucht algemeener werd, waarby Constance als de
brandstichtster werd aangeduid, zou dit echter geene
verdere gevolgen gehad hebben en misschien wel
geheel zyn doodgebloed, indien er geen hevige twist
ware ontstaan tusschon don ouden Daniël en den
heer Rowbotham. Hot kwam eigenlyk aan over
eene weddingschap by gelegenheid eener harddra-
very; maar door de drift der beide partyen en de
scheldwoorden, welke zy elkander in het byzyn van
i derden toeduwden, klom by Rowbotham de wrok
I zóó hoog, dat hy Chorley, het kostte wat hot wilde,
den onderganen hoon betaald wilde zetten.
Mep zal zich herinneren dat het de heer Row-
{■othaiü was, die, als agont dor brandwaarborg maat-
schappy de schade by Chorley opgenomen en goed
gekeurd had. Deze man nu loverde by de maatschappy
eene vormelyke klacht in, houdende aanvraag om
onderzoek aangaande do waarheid der loopendo ge
ruchten, dat de brand zou zyn aangestoken geweest,
in welk geval men aan Chorley een proces kon.,
aandoen tot teruggave van de ontvangen schad^.
vergoeding. Hy wist deze persoonlyke wraakr,emjng
zoozeer te plaatsen in het licht vaa ver voor de
belangen der maatschappy, dab do directeuren er
toe overgingen om de justitier.iet de zaak te bemoeien.
Deze echter boschouwtbe haar uit een gansch
ander oogpunt. Wèl was «y njet vreemd gebleven
aan de loopende geruchten, maar, niets geloovende
van de gegrondheid 'üer op y0 arme Constance kle
vende verdenking 6n buitendien inziende dat
onmogoiyk geacht moest worden nu nog
kingen to üoen aangaande iets dat lang geleden ea
lang hersteld was, had zy gemeend or ziylj yafi
te moeten onthouden. Maar nu $8 Wfftrborgmaat-
PRUB DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per poat
Afzonderlijke Nomroere-
1.10.
1.40.
0.55.
<§izs {paraat wordt dagelijks, mtt attzoaiertag
kb &0b- ea gastdagen, aitgegirsa.
PRIJS DER AD VERTENTTEN
Tan 1—6 regtla 1.05. Iedere rogol meer 0.11 i
GrCroU>iè ieilUB oaar piaatorunnu». Voor Lei mcea-
■»}ron buiten de «tad wordt 0,10 berekend.