Donderdag 1«> É^epteaaitoei*.
CONSTANCE CHORLET.
N°. 8458.
A0. 1887.
Feuilleton.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden.1.10,
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommere0.65.
<§t2i (Qoaraat wordt dagelijks, met uitzondering
ran gon- en feestdagen, uitgegeren.
PRUS DER ADVERTENTTBN:
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het inca«-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
16)
Toen Constance haar aanzag, hief moeder Catlin
juist do kleurlooze, maar nog altijd slimme en door
dringende oogen op naar het bleeke gezichtje van
Constance, nadat zjj langen tjjd gerust hadden op
Duke met zijn vogeltje. Nu, zonder een woord te
uiten, strekte zjj een langen, bevonden vinger uit
en wees naar een stoel by het vuur. Constance
tilde haren kleinen broeder op en droeg hem daar
heen en beiden hurkten neder by de behagelyke
warmte.
Van dien oogenblik af was de stelling der kinderen
veranderdzjj sidderden niet langer in de onzeker-
hoid of het hun vergund zou zjjn te blijven, dan
wol of zjj weder zouden worden buiten gezet in
den kouden, donkeren nacht. Moeder Catlins ge
baar had beduid dat zjj ze innam dat zjj aan
sprakelijk voor hen wilde zijn daarom gevoelde
het gezelschap dat het niet langer noodig was hun
eenige aandacht te schenken; en met algemeen
goodvinden ging het drinken, het rooken en weldra
ook het praten even lustig voort als te voren.
Toch gevoelde Constance instinctmatig hoe die
koude, onderzoekende blikken van onder de gele
strooken op haar gevestigd bleven.
„Hebt gij niets te eten noodig, meisje?" zei
Simon, terwijl hü na eene lange teug met zijne
mouw zich den mond afdroogde.
„Als het kind thuis komt zal zij voor hen zor
gen," antwoordde moeder Catlin barsch. Dat een
voudige woord „kind" nu was eene groote gerust
stelling voor de arme Constance, want toen zij daar
zoo alleen zat met die ruwe mannen en die zoo
bijna ongelooflijk leeljjke oude vrouw begon zy half
to gelooven dat zij een schrikkolijken droom had.
Daar werd de deur geopend en weder dichtge
slagen, en angstig keerde Constance den blik naar
de nieuw aangekomene. „Gij zjjt lang weg ge
weest, kind," sprak moeder Catlin gestreng, het
hoofd zoo ver zjj kon omdraaiende. „Gjj weet dat
ik er een hekel aan heb dat gij 's avonds van huis
zjjt! Wat heeft u zoo opgehouden?"
Tot Constance's verwondering volgde er hoege
naamd geen antwoord op dit verwijten het kind van
moeder Catlin hield zich eenigen tjjd op in het duis
tere gedeelte van het vertrek, lei eenige pakjes uit
haar voorschoot en hing hoed en doek aan den
wand. Toch, meende Constance, sprak er uit de
magere gedaante geen vrees of wantrouwen, maar
alleen eene algeheele achteloosheid voor moeder Cat
lins stem. Weldra echter riepen hare bezigheden
haar bjj het vuur en nu eerst zag zij de vreemden
en zagen dezen haar, beschenen door den vollen gloed.
Moeder Catlins kind was lang, mager en hoekig.
Vijftig jaren op zjjn minst waren over haar hoofd
gegaan, en, te oordeelen naar het grijze haar, het
gerimpeld voorhoofd en de scherpe, bittere uitdruk
king van het geheel, had elk jaar haar dubbel zjjne
zorgen en zijn leed gebracht. Z(j droeg een zwart
stoffen kleed, engsluitend en van zeer verouderd
fatsoen. Haar hoofd was smal en welgevormd en
evenzoo elke trek van haar mager, ziekelijk gelaat.
Haar zilvergrijs haar, hoewel achter op het hoofd in
stjjven wrong ineengedraaid, behield toch nog eene
golving, welke zeker in hare jeugd, toen dat haar
glanzig was en een ongerimpeld voorhoofd omgaf, recht
schoon moest geweest zijn, onder de wisseling van
schaduw en licht, welke zjj daarstelde. Ook hare don
kere, rustelooze oogen waren niet zonder vuur,
en over het geheel, wat ook de tijd en een of
ander knagend verdriet gedaan hadden en die
invloed was voorwaar niet gering geweest toch
lag er nog altjjd op dat gelaat eene natuurlijke be
valligheid, welke het onmogelijk maakte haar aan te
zien, zonder terug te denken aan de vervlogen jaren,
en zich voor te stellen hoe vriendelijk een licht toen
deze schaduw moest geweest zjjn.
De arme Constance, die zich een meisje van
omtrent haar eigen leeftijd had gedacht, liet het
hoofd mismoedig zakken.
„Wie zjjn zjj vroeg „het kind" met scherpe
stem, na een vluchtigen, onverschilligen blik op de
kinderen.
„Dat weet niemand", antwoordde moeder Catlin,
terwijl zjj Constance doordringend aanzag. „Simon
Drusley vond hen op de vlakte."
„In elk geval zien zjj er hongerig uit," zei het
kind en zoo sprekend nam z(j al de ledige kannen
van de tafeleenige daarvan werden op luiden
toon teruggeêischt, en zjj vulde ze en reikte ze
over op geene zeer innemende wjjze en met een
ongeduldigen blik op de klok.
Moeder Catlin volgde nauwkeurig elke beweging
harer dochter. De schuddende strook keerde zich
waarheen zjj ging; en als, nu en dan, een der
ruwe gasten toevallig eens wat vriendelijker dan
gewoonlijk zei: „dank n, juffrouw Rebecca", of
„uwe gezondheid, juffrouw Rebecca", dan nam het
bleeke gelaat eene schrikwekkende uitdrukking
van gestrengheid aan on somtijds verhief zich een
dreigende vinger tegen den beleediger. De trek van
bitterheid en verachting, welke de smalle lippen
van Rebecca deed krullen, zoo vaak hare moe
der van haar sprak of haar behandelde als een
kind, toonde ten volle vrat droeve spotternij haar
dit scheen.
Onder de gewone bezoekers van „Krygsmans
welvaren", al waren velen ongevoelig en onbe
schaafd, waren er weinigen, zeer weinigen, die
deze treurige dwaling van moeder Catlin niet eer
biedigden en nooit dwong haar een ruw gelach
of grove scherts tot het erkennen der waarheid,
welke hare oogen weigerden te zien, en hare ooren
te hooren namelijk dat hare eenmaal bloeiende
dochter, de trots van haar hart, de schoonheid van
het dorp, nu eene oude, grjjze vrouw was als zjj
zelve. Dit was de eenige zaak, welke haar verstand
niet kon bevattenen, mocht het al somtijds haar
voorkomen dat Rebecca veranderd was, dat menig
jaar sedert hare geboorte was voorbijgegaan, toch
kon zjj nooit zien op dat gelaat wat anderen er in
zagen, want de herinnering kleurde immer de inge
vallen wangen met den blos van weleer, gaf zacht
heid aan de smalle, saamgeknepen lippen en spreidde
over het grjjze haar den ouden glans, die schoone
mengeling van schaduw en licht. En zoo waakte
z(j steeds over hare bloem met nauwkeurige zorg
en niemand herinnerde haar dat de kleur was
verwelkt en al het schoon vervlogen.
Terwijl Rebecca voor de kinderen twee kommen
thee en een grooten schotel met bruin brood en
boter had neergezet, begon het goede gezelschap
van „Krjjgsmans welvaren" toebereidselen tot ver
trekken te maken en vóórdat Duke en Constance
hun maal hadden geëindigd, sloeg Rebecca de deur
achter den laatsten talmer dicht. (Wordt vervolgd
Gemengd JJieu w s.
Een kastelein te Rotterdam heeft het
volgende vers laten drukken en daarvan duizenden
afdrukken doen verspreiden
„Stoeda zag ik Holland's vlag met liefde en vreugde wappren
Zjj waa mij hot 6ymbool van helden en van dappren.
Zij was me een gloriezon, een parel aan de kroon
Van 't blonde stoer geslacht den Batavierenzoon.
Zij was bij 't feestgetij de rijkste kleur der kleuren
Thana doet zij 't Hollandsch hart in diepe droefheid treuren
Zij hangt daar niet tot eer tot roem van 't Vaderlaüdj
Neen, in haar rijk gcplooi - verbergt zich smaad en achand'!
Zij heeft door ruw geweld een schaamteblos gekregen
Do roode oproervlag lacht haar als zuster tegen.
Heel Holland is in rouw om het brutaal geweld.
Dat 't schoon „Je Maintiendrai" naast „Revolutie" stelt."
Als uittreksel uitde „Temps"van
13 September deelen wjj nog het .volgende over de
zaak-Pranzini mede:
„Spoedig zal de verkoop plaats hebben van de
meubelen en kunstvoorwerpen van Marie Regnault.
Het is te hopen dat wjj de zoo sterk af te keuren
tooneelen, welke wel meer de gevolgen geweest
zijn van soortgelijke verkoopen, niet opnieuw zullen
te voorschijn zien treden en dat de beide commis
sarissen, belast met de zorg over de te houden
veiling, het met bloed bevlekte tapjjt niet onder
al de goederen zullen laten bezichtigen, evenals
dat gebeurd is met de bezitting van Marie Aguétan.
Dank zjj de publiciteit, welke aan den verkoop
der goede.'en van laatstgenoemde gegeven was,
kwam daar tóen eene menigte volks toestroomen,
die het verkoopeD telkens bemoeilijkte door haar
gelach en geschreeuw.
Daar had zelfs een incident plaats, dat ons
telkens wederom in den geest terugkeert. IVij
waren tegenwoordig bij het uitzoeken van de goe
deren van dat slachtoffer uit de rue Caumartin.
De hitte Werd ondraaglijk en wij trokken ons
terug in het voorst» magazijn.
Wy merkten toen tV®e heeren 0p, die zich onder
scheidden dper hun luidruchtig gelach en eenige
dagen later bdWflden wij ,°ns in e6ne ander9 zaal'
toen één dier JnMrén naar ons toekwam en ons
mededeelde makelaari in schiu derÜen te zÜn'
vroeg ons zelf inlichtingen omtrdnt eene der aan"
wezige schilderyen en ve.'loren hen.' daarna uit het
gezicht. Wy zagen hem l>ter terug' °P de bank
der beschuldigden. Het was i^ranzini!"
De teraardebestelling der slacht-
ofTers van den schouwburgbrand te Exeter stbÜnt
aanleiding gegeven te hebben tot h 90gst onbetaMO'
ïyke tooneelen. Niet alleen was do Ik luding van e6n
deel van het publiek niet in overeensi met
de plaats, waar het zich bevond, maarde g6<f
teiyke, die belast was met den lijkdienst, beeft 1
zoo wordt althans geschreven, zeer onbetamelyk
gedragen.
Hy was genoodzaakt in allerijl te vluchten, ten
einde de verontwaardiging der menigte te ontgaan.
Een ander geestelyke moest den dienst op zich
nemen, terwpl de eerste in een rytuig ternauwer
nood ontsnapte aan den steenenregen van het pu
bliek, dat uitriep„Laat ons hem vermoorden 1"
Deze geestelyke stond overigens te goeder naam
bekend en men kan nauwelyks datgene aannemen,
wat van hem wordt verhaald. Hy werd door eon
steen aan het hoofd gewond en de zaak wordt
onderzocht. Wat de geestelyke zelf aanvoert- komt
hierop neer dat hy zegt niet door drank beneveld
te zyn geweest, doch dat integendeel het publiek
te veel had gebruikt.
Alle slachtoffers van de ramp te Exeter zyn
thans begraven.
Reeds meer dan 2000 pond is byeen voor de huis
gezinnen der slachtoffers. De koningin heeft getee-
kend voor 100 pond sterling.
Men is te Exeter genoodzaakt de puinhoopen
van den verbranden schouwburg nauwlettend te
bewaken, want er zyn menschen geweest, die daar
beenderen gingen zoeken, om ze in de stad te ver
koopen! Voor een been werd ƒ1.20 betaald en voor
een schedel met eenige haren ƒ6.
Eenige personen, die dezen afschuweiyken handel
dreven, zjjn in hechtenis genomen,