N°. 8450. XMxi@clag <3 September. A0. 1887. Feuilleton. CONSTANCE CHÖRLEY. PHIJ3 DEZEB, COTTRANT: Voor Leiden per 3 maandenl.lö. Franco per po&ta 1.40. Afzonderlijk6 Nommers0.05. 13) Anno vogel! Haast had Constance hem vergeten hg al de angsten van dien dag. Zg nam nu den zakdoek weg, welken zy zoo zorgvuldig over het mandje had gebonden om hem te beveiligen tegen den wind en tegen het gezicht van zoovele vreemde menschen en zaken. De vogel scheen[haar niet mot zjjne gewone levendigheid te begroeten; hij koek haar alleen aan en trilde. Zjj hield hom een klontje jiker voor, maar hij wilde er niet van eten. Zg wierp hem een paar kruimels beschuit toe en hij begon die op te pikken, maar al spoedig hield hy op, als ware lijj niet hongerig. Toch schenen hare stem, de zon en do frisscho lucht hem goed te doen en zy droeg het mandje naar een warm hoekje tusschen de struiken. Daar kwam Marma- duke aanloopen met den uitroep: „Hier zijn ze!" en hy wierp zjjne zustor een handvol sleutelbloemen en viooltjes in den schoot. Maar nauwelijks had hg dit gedaan of hg riep vol schrik uit, terwijl hg naar den vogel keek: „Con stance, Constance, wat is dat?" Het meisje wendde zich om en zag hoe do vogel een paar malen heftig rondvloog in zjjne kooi, en daarna bewegingloos neerviel. Zjj schoot toe, zag nog juist hoe een donkerkleurig, slangvormig voor werp heengleed onder de struiken en greep het korfje schichtig op, uitroepende: „Ach hemel, het is eone adder!" Toen zij zich nederzette met het korfje op hare knieën lag de vogel doodstil daarin. Zg nam hom op, terwijl Duke in sprakeloozen angst haar met zyne groote oogen vragend aanstaardozjj trachtte het diertje te verwarmen tusschen hare zachte handen, maar tevergeefs; en groote tranen vufden hare oogen, toen zij sprak „O, Duke, hg is al dood!" £>cze fioarant werd: dagelijks, ziet uitzondering can tgoz- en feestdagen, uitgegeven. VIII. De avond breidde zy'ne schaduwen uit. Onze arme reizigers strompelden voort aan elkaar vast geklemd, buiten staat langer to praten, boven alle beschrijving vermoeid naar lichaam en geest, niet meer denkende aan vader of moeder, aan verloden of toekomst, maar alleen aan al het tegenwoordige lijden en verdriet. Wanneer zal deze lange dagreis volbracht zyn? Wanneer zullen zij die koude niet meer voelen, wanneer rusten kunnen en slapen? Maar, schoon zwijgend, is toch Constance niet ho peloos; gedurig spreekt zy den kleine moed in, al is zjj ook zelve op het punt te bezwijken onder die vreeselijke vermoeidheid. Telkens luistert zij naar elk voorbijgaand geluid, scherpt het oog voor elk voorwerp, dat nadert, en meet stap voor stap den waarscbijnlijken afstand, dien zg nog vóór zich hebben. Eens staat zg verschrikt stil; zg ziet binnen eene kleine omheinde verhevenheid, ter zjjde van den weg, voorwerpen, die schijnen vooruit te komen, één voor één, juist zooals zij gehoord had dat de moordzieke Indianen doen op hunne nachtelijke tochten. Zij stonden stil als zjj stilstond; maar na een oogenblik stilgestaan en scherp toegezien te hebben, ontdekte zjj dat het in bossen gebonden staken waren, met kleine tusschenruimton schuin tegen elkaar gezet. Hopstaken waren haar tot hiertoe onbekend. Toen weder, terwjjl zg langs een heuvel trokken door eene soort van laan met bla- derlooze boomen, werd zg opgeschrikt door het ge luid van tallooze ritselende voetstappen, welke de hoogte opsnelden om haar daarna langs het pad te volgen; maar spoedig bemerkte zjj dat dit ge- druisch veroorzaakt werd door de hier en ginds vorspreide doode bladeren der hazelaars. Zwaarder en zwaarder werd het gewicht van den knaap, die, hoewel schynbaar loopende, grootendeels opgehou den werd door Constance's om hom heen goslagen arm. Hjj scheen moer dood dan levend van koude, uitputting en slaap, en sprak alleen als een of andere schrik hem plotseling tot bewustzijn F RUB DER AD VERTDMTTEN Yoa l6 i-ögele l.GB. Iedere regel meer 0.17$, Qrootere lettere naar plaatsruimte. Voor het inoa-a- eeerea buiten ile etad wordt 0.10 berekend. scheen te brengen, zooals toen zij, den heuvel achter zich latende, rechts en links hooge muren kregen, welke zich in zonderlinge krommingen uitstrekten, en waarover boomen zich heenbogen, wier schaduwen den weg nog donkerder en doodscher maakten. Juist toon hoorde Marmaduke in de nabijheid het gebas van groote wachthonden; en kg deinsde achteruit, halfdood van schrik, vast overtuigd dat zjj daar nu kwamen om hen te dooden. Maar Constance, bemerkende dat het geluid niet nader kwam, deed hem inzien, dat het even govaar- ljjk voor hen zyn zou om te keeren of voort te gaan, en hy gaf toe; en woldra lette zjj op dat het pad hen verwijderde van de plaats, waar de honden zoo heftig blaften. Dan, andermaal deed een nieuw bezwaar hen stilstaan; de knaap ver klaarde, als versuft, dat hg niet verder gaan kon, maar rusten moest en slapen. Constance herinnerde zich nu wat zij eenmaal gelezen had in reisbe schrijvingen uit Noordelijke streken, hoe gevaarlijk het was aan den slaap toe te geven; en hoewel zjj de omstandigheden wel niet zoo geheel dezelfde achtte, toch boezemde de herinnering haar nieuwe vrees in voor den kleinen broeder en wapende haar met oen nieuw besluit om zjjn verlangen te be strijden. Zjj zeide „O, dat verbeeldt gy u maar! Kom, ik zal u een eindje dragen, dan zult gij weer eens loopen, en dan zal ik u woer dragen. Dat zal veel hebben van een spelletje." En de kleine, moedige gedaante torste hem en droeg hem voort, al was het dan ook onder aan houdend liggen. Toen zjj hem neerzette, voelde zij iets vreemds in het hoofd, en, een oogenblik later, voelde zjj geene vermoeidheid meer of leed, geen hoop of wanhoopbewusteloos was zjj neergezon ken. De arme jongen was radeloos. Hjj schudde haar kuste haar riep haar toe by de toene mende verschrikkingen van den nacht maar zjj. bleof doof voor de stem, die tot hiertoe immer weer klank gevonden had tot in het diepst harer ziel. (Wordt vervolgd.) Gemengd Nieu w s. Bjj het uitstappen van den trein, welke to 1 uur Zaterdag namiddag uit Rotterdam te 's-Gravenhage aankwam, is eene vrouw, die hare dochter, nabij do Aschstaal aldaar woonachtig, wilde bezoeken, door een misstap gevallen en heeft zich zóó ernstig bezeerd, dat zjj per rijtuig naar de woning harer dochter moest worden vervoerd. De „Times" bevat het volgende schrij ven van een Engelschman uit Scheveningen „Er is hier geen versche visch in de laatste 14 dagen te krjjgen en ik geloof niet dat er eene enkele tarbot in 's-Gravenhage is. En toch brengen de visscherlui uit Ramsgate hun vangst naar Ostende, waar die zoo onwelkom is, en zij denken niot om ons, die zoo dankbaar zouden zijn. Bezitten ze geene kaart van de Noordzee?" In de Noordstraat te Scheveningen werd Zaterdag-namiddag een jongen van vjjf jaren in beschonken toestand gevondenhjj en twee an dere knapen van denzelfden leeftijd hadden een llescbje met jenever gevonden en daarvan gedronken. Toen dr. De Niet bjj den jongen kwara, was er weinig of geen polsslag meer; door de genees kundige behandeling, welke later ten huize van den dokter is voortgezet, keerde het leven weer lang zaam terug. Door een met ruime hand verspreid strooibiljet was algemeen bekend geworden, dat de heer F. Domola Niouwenhuis gisteren te 10.20 por Ejjiispoor uit 's-Gravenhage te Amsterdam zou aankomen, om in het Volkspark feestelijk te worden verwelkomd. Zelfs was op het biljet de weg aan gewezen, welke daarheen zou worden afgelegd. Er waren dus vele nieuwsgierigen bjj en om het station; ook partijgonooten van den ontslagene, die juichkreten aanhieven en hem bloemen aanbo- don bij zjjne aankomst en waarvan eenigen met- hem in open rijtuigen naar het Volkspark trokken, zonder dat onderweg iets meldenswaardigs voorviel. Daar wachtte hem eene groote menigte op, die hem mot gejuich, zang en muziek in de versierde zaal begroette. Toespraken volgden, o. a. van een paar afge vaardigden van de Gentsche socialisten, dio eerst van plan waren geweest in grooten getale hierheen te komen, doch in dit voornemen waren verhinderd. De redevoeringen werden afgewisseld door het zingen van liederen en het aanbieden van eene menigte bloemkransen, o. a. ook een van de Vro u- wenschermvereeniging. Een deel van dien bloemenschat werd door den aanvoerder bescheiden toegekend aan do voornaamste partygenooten. De heer Nieuwenhuis sprak hierna de menigte toe, nagenoeg op dezelfde wijze als in „Walhalla" te 's Gravonhage, waarschuwende tegen menschon- vergoding, als zjjnde schadelijk voor de party. Togen halfdrie trok de menigte langzaam en orde lijk af, een halfuur later gevolgd door don stoet van rijtuigen, waarin de leiders zich naar de Van- Swinden-straat begaven. De menigte langs den weg hield zich zeer kalm. Geen kreet van toejuiching of afkeuring werd gehoord. Alleen in de voorstad bjj de Muiderpoort werd hot wat woeliger. Hier hief de straatjeugd de deunen van de Aprilfeesten aan, welke, gelijk men weet, geene groote ingenomenheid met de socialisten ademen. Op den hoek der Dap perstraat had, waarschijnlijk als tegendemonstratie, een bewoner eene groote nationale vlag buitenge hangen met het opschrift: „'sKoningskroon". In de Van-Swinden-straat stapte de heer Domela Nieuwen huis bij een zijner bekenden af, onder toejuiching van enkele personen. Dat was echter het sein voor verscheidene honderden andere personen om met luider stem te zingen„Oranje bovenLeve Wil lem Drie!" en toen vertoonde zich ook eene nationale vlag, waarmee onder het gezang werd gezwaaid. Tegen 9 uren begaf de heer N. zich naar hot Centraalstation, om naar Den Haag terug te koeren. (H>bl.) In de gemeente Zundert heeft zich bij een hond, welke ongeveer 5 weken geleden door een onbekenden hond werd gebeten, honds dolheid geopenbaard. De dolle hond heeft een kind aan den duim verwond. De hond is afgemaakt. Van Terschelling wordt in dato 2 Sept. gemeldIn den storm, welke hier gisteren woedde, bracht de loodsafhalor, schipper Bruin, een schip naar zee. Do wind wakkerde daarna zóó sterk aan, dat het. vaartuig het in het N. Oostgat niet kon klaren en do schipper het geraden oordeelde vóór den wind op Ameland aan te houden, waar lijj in hot nieuwe betonde zoogat behouden aankwam. Gisteravond was hier reeds per telefoon bericht ontvangen van de ge lukkige aankomst. Aan den stoomhoutzaagmolen van don heer R. W. Roggenkamp, zoo leest men in de „Pr. Gr. Crt.", te Delfzijl, had Donderdag-namiddag een ongeluk plaats. Terwjjl de machinist Schut zich in de machinekamer bevond, sprong do ketel der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5