VADERLANDSLIEFDE.
Leiden, 3 September.
N3. 84*
ÏVJ! a si 11 <rl n ^ej^tenntoer.
A°. 1887.
4K
Vv*
Lr
v >.?;r 4**»v
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leider) per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Komraera0.Q6.
i§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
ran fan- en feestdagen, uitgegeven.
PB.IJ3 DEK ADVEKTENTTEN:
VftD 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17}.
Grootere lettere naar plaatarnimte. Voor het inc%e-
eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
OfUcieelo Kennisgevingen.
Yergadcring van den Gemeenteraad tan Leiden,
op Dinsdag 6 Sept. 1887, des namiddags te twee uren.
Punten ter behandeling:
1°. Beëediging cn installatie van de toegelaten leden van
den Gemeenteraad.
2°. Benoeming van twee Wethouders.
3°. Idem van twee Ambtenaren van den Burgerlijken Stand.
4°. Idem van leden in de vaste commission, als
a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit
dezen van den Voorzitter.
b. twee leden van de Commissie voor de Strafverorde
ningen.
c. drie leden van de Commissie voor de Huishoudelijke
verordeningen en uit dezen van den Voorzitter.
d. twee leden der Commissie van Fabricage.
5°. Idem van een derden leeraar in dc gymnastiek. (169
en 171)
Idem van eeno leerares of een leeraar in de Wiskunde
enz. aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (172)
7®. Verzoek van C. Willobrands om cene stoep te leggen
aan de Heerengracht. (167)
8°. Idem als voren van H. C. Van Woerkom, aan den Nieu
wen Rijn. (167)
9°. Verdecling van den Raad in sectiën.
10°. Rekening van het H.-G. of Arme Wees- en Kinderhuis
over 1886. (170)
11°. Idem van het Nederlandsch-Israëlietisch Armbe
stuur. (177)
12°. Idem van de Stedelijke Werkinrichting. (176)
"Wie nooit voor korteren of langoren tyd den
vaderlandschen bodem verliet, heeft ook nooit het
heerlyk gevoel leeren kennen, onlangs nog in ons blad
door mr. Clovis in het laatste gedeelte van een boeiend
reisverhaal eene „ongekende vreugde, innige geluk
zaligheid" genoemd, dat het hart bestormt, wan
neer men zich opnieuw te midden van landgenooten
bevindt, 't Is eene van de aangenaamste, tevens
van de edelste gewaarwordingen.
Men spreekt weieens van „een nieuw" vaderland.
En zeker, het zou wel jammer wezen voor zeer
velen, indien het onmogelijk bleek te zyn, in den
vreemde banden aan te knoopen van genoegzame
hechtheid, om het gemis van het oude niet al te
smartelijk te doen vallen. Evenzoo ontbreekt het
gelukkig niet aan voorbeelden, dat eene „tweede"
moeder al de volheid harer liefde uitstort over de
kinderen van anderen echt, zoodat zy in de schat
ting van do voorwerpen harer zorg de plaats erlangt,
door de vroeg gestorvene ledig gelaten. Maar toch,
er is iets, dat zij niet vergoeden kan, en dat
eigenlijk niet in woorden is uit te drukken.
Desgelijks achten wij het uiterst moeielijk, eene
zielkundige ontleding te geven van het begrip „vader
landsliefde." Want wat is eigenlijk de ware aard
van dat gemeenschapsgevoel, betwolk de ingezete
nen van een land, de burgers van een staat eene
afzonderlijke groep doet vormen? Is het gelijkheid
van afkomst? Maar meer dan één volk van Europa
bestaat uit eene langs historischen weg ontstane
vereeniging van nationaliteiten, vrij scherp van elkan
der onderscheiden, en die toch wel degelijk den
band voelen, die haar bijeenhoudt! Is het overeen
komst van zeden, gelijkheid van gebruiken? Doch
ook in dit opzicht vertoont ieder volk duidelijk
waarneembare schakeeringen. Is het gemeenschap
van regeering, van wetten, van maatschappelijke
belangen? Evenwel, ook degenen, die ernstige grieven
meenen te hebben tegen den geest der instellingen,
aan hot staatsgebouw ten grondslag liggende, of
bezwaar maken tegen de wjjze, waarop hun be
langen worden behartigd, zijn niettemin vast over
tuigd, dat zulks niet te kort doet aan de liefde,
welke zjj het gezamenlijk vaderland toedragen. Is
wellicht de taal het cement, en is de letterkundige
nalatenschap van het voorgeslacht de schat, in
welks bezit zjj zich gezamenlijk verblijden Maar in
landen, waar meor dan ééne taal wordt gesproken,
ontbreekt die liefde niet; en voor velen, in wier
hart zij toch ook haar warmte verspreidt, is die
letterkunde een gesloten boek!
Eene enkele maal ontmoet men personen, die er
zich op verheffen dat zjj het bekrompen denkbeeld van
vaderlandsliefde ontwassen zjjn. Of zy geven hoog
op van hetgeen naar hun meening op den voorgrond
moet staan, het cosmopolitisme, het -wereldburger
schap, dat geone staatkundige grenzen en natio
nale indeelingen erkent; öf wel, zjj zyn tot de
ervaring gekomen dat het égoïsme de wereld re
geert en beweren dat zjj liefst by dat volk zich
zouden aansluiten, dat voor de bevordering van hun
bolangen de beste kansen aanbiedt.
Niet onmogelijk is het, dat die lieden beter zyn
dan hun woorden zouden doen vermoeden. Zy, voor
zich, hebben volgens hun zeggen uit de staatkun
dige gemeenschap, waarin het toeval hunner geboorte
hen plaatste, weinig voordeel getrokken en zouden
zich dus niet verplicht rekenen, offers tot hare in
standhouding te brengen. Maar laat eens werkelyk
een beroep gedaan worden op hun nationaal gevoel,
by voorbeeld by algemeens rampen, tot welker leni
ging hunne handreiking wordt gevraagd We zou
den weieens zulk een groepje cosmopolieten of
„niet-vaderlanders" willen zien, als zij, eenige jaren
buiten aanraking met landgenooten zyn geweest,
plotseling in den vreemde de tonen van het „Wien
Noerlandsch bloed" of de klanken der lieve moeder
taal lioorende, of verrast door do onverwachte
aanschouwing van Hollands driekleur, wapperende
van den masttop van een pas aangekomen vaar
tuig 1 En bovenal, indien eens het vaderland door
vreemde overheersching werd bedreigd, —"het zou
ons niet verwonderen of ook zy zouden, misschien wel
onder de eersten, zich aanmelden om 's lands onaf-
hankelykheid met de wapenen in de vuist te ver
dedigen.
Wy Nederlanders zyn, enkele uitzonderingen
daargelaten, van eene kalme natuur, en aan
kunstmatige opwinding doen wy zelden mede.
Voorts zyn we over het algemeen eerlyk genoeg,
om ook in den vreemdeling voortreffelyke hoeda
nigheden te waardeeren, en wel in zooverre kin
deren van de negentiende eeuw, dat eene vriend-
schappelyke betrekking met naburige natiën ons
veel waard is. Toch geldt het vaderlandsch belang
boven allestoch willen we dat belang, elk in zyn
eigen kring en naar de mate waartoe zyne levens
omstandigheden hem in staat stellen, bevorderen.
Elke lofspraak, in den vreemde op Nederlanders
uitgebracht, doet ons goed als maakte men ons
persoonlyk een complimenten wanneer wy ont
dekken dat het een en ander is verzuimd om de
eer van Nederland, op welk gebied ook, flink te
handhaven, dan trekken we ons dat aan als
eene individueels tekortkoming.
Eén ding is er dat ons van onze landgenooten
spyt, en dat, oppervlakkig gezien, niet pleit
voor de levendigheid hunner vaderlandsliefde. We
haasten ons echter er by te voegen dat we eene
andere oorzaak meenen te moeten aannemen voor
het bestaan der fout.
Meer dan vyftig jaren was Nederland in vrede,
liet thans levend geslacht gelooft niet meer aan oor
log. Deze verblinding doet het zeer natuurlijk schynen
dat aan do eischen der landsverdediging alleen ge
dacht wordt door hen, die officiëel en volgens de
wet voor de weerbaarheid hebben te zorgen,
maar dat al de overigen zich met de zaak niet
bemoeien.
Indien werkelyk do grenzen bedreigd werden,
zou ieder, oud en jong, te wapen willen vliegen
't spreekt vanzelf; wie zon kunnen dulden dat de
onaf hankelykheid verloren ging? Ta, maar met
vliegen komen wy er niet; men moet ook iets,
en niet weinig, kunnen doen. Welnu, waarom
eischen we niet dat het gouvernement eiken
Nederlander laat oefenen in den wapenhandel, elk
in staat stelt, in het uur des gevaars zyn man
te staan? Van hoogerhand moet dit niet komen,
de begeerte behoort uit den boezem des volks luide
te spreken! Onze liefde voor het vaderland moest
lang reeds zich geopenbaard hebben op zóó krachtige
wyze, dat geene regeering het meer zal aandurven,
het meest ontwikkelde deel van het jonge Neder
land in een vernederenden staat van weerloosheid
te laten.
Mej. F. J. Eldering alhier staat als eenige
candidate op de aanbeveling voor leerares in de
wis- en natuurkunde aan de hoogere burgerschool
voor meisjes te Rotterdam.
De heer Jan Brevée, eigenaar der bekende
magazynen van yzerwaren voor huishoudolyk ge
bruik op het Rapenburg en op den Vliet, zond ons
heden eene pryscourant, welke duidelyk en net is
uitgevoerd ter drukkery van den heer L. Van
Nifterik Hz. alhier.
Deze prijscourant, 112 bladzyden druks bevat
tende, benevens een 200-tal duidelyke afbeeldingen
van de voornaamste artikelen, in de magazynen
voorhanden, en waarby practische beschryvingen
en voor iedereen hoogst nuttige inlichtingen zyn
gevoegd, is blykens oeno in dit nommer voor
komende advertentie voor den geringen prys van
50 cents by den heer Brevée te bekomen, terwyl
dat geld gerestitueerd wordt by inkoopen van f 5
en daarboven. Aan zyne klanten in het geheele
land wordt de catalogus gratis en franco verstrekt.
De heer Brevée, die zich reeds een zeer gun-
stigen naam in den handel heeft verworven wendt
dus nog steeds pogingen aan om dien mot eere
te handhaven.
De kiesvereeniging „Het Algemeen Belang"
en de „Vereeniging tot Stemopwekking" zullen
Maandag avond vergaderen ter bespreking der her
stemming.
Men schryft ons uit Noordwyk, dd. 2 Sept.:
Het nieuwe Raadhuis in deze gemeente, waarvan
de stichting voor eenige maanden in uw blad werd
vermeld, is heden in zooverre voltooid dat de eerste
raadszitting en plechtige opening heden om één
uur hebben plaats gehad.
De burgemeester opende de vergadering en na het
nieuw gekozen lid den heer Jac. De Groot Jacz. te
hebben geïnstalleerd, heette de voorzitter de leden
welkom in het nieuwe gebouw, en dankte voor het
vertrouwen in hem gesteld by de totstandkoming
en voltooiing van dit nieuwe Raadhuis.
Tot de onderwerpen, welke het eerst in behan
deling zouden komen, noemde spreker de wyzigin-
gen te brongen in de gemeenteverordening in over
eenstemming met de nieuwe Strafwet; de verbete
ringen, welke gewenscht werden in de straatver
lichting, de rioleering en het vaarwater. Spreker
verzocht den steun der raadsleden by al deze werk
zaamheden en verzocht belanghebbenden onder de
burgery hunne wenschen niet al te hoog te stellen,
opdat het evenwicht met de finantiëele draagkracht
dor gemeente niet worde verbroken.
Eindelyk spoorde de voorzitter alle Raadsleden
aan den eed, dien zy zooeven van het nieuwe Raads
lid gehoord hadden, by zichzelven te hernieuwen
om zoodoende gezameniyk met nieuwe krachten
voor het heil der gemeente Noordwyk werkzaam
te ayn.
Do h'eer P. De Groot, oudste wothoudor, nam
daarop het woord om het tweejarig burgemeester
schap, van den heer mr. H. graaf Vaar Limburg