!M!a.siiidlag 33 .^TigTisstiTS. CONSTANCE CHORLEY. N°. 8437. A0. 1887. Feuilleton. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per postHO. Alaonderlijke Nommere0.ö6. Zij kan eeno rilling niet onderdrukken als zy let op de geweldige uitbarstingen van vlam en rook, en als zy ziet hoe stuk voor stuk de smeulende planken van den vloer op de minste aanraking naar beneden vallen en de opening telkens grooler wordt. Maar zy brengt nu in praktijk, wat zy den avond te voren in dat boek gelezen had, 'twelk haar vader voor oon gansch andor doel had geraadpleegd. Terwijl hij hot scherm haalt, bevochtigt zij haastig de wollen dekens, welke zy vroeger van de bedden had genomen. Twee er van legt zy op den vloer. In eene andere de kleinste, wikkelt zy zich zelve; ééne legt zy voor haar vader ter zijde; en ledigt daarop de emmers over de vloerkleeden, welke tot hiertoe dit deel van het portaal hebben beschermd. „Doe die wollen deken om, vader!" riep zy, toen hy terugkeerde, waggelende onder de zwaarte van het groote scherm. Dat boek zegt dat gij zóó vlam vatten kunt. Help mij nu deze vloerkleeden om het scherm wikkelen. En nu, vader, houd gy dien kant vast en help my het voortduwen, zoover als gy gaan durft." Maar de oude man durft nu heel wat wagen. Langs den vloer (waar zy ontdokken dat zy vrijer ademhalen) op handen en voeten kruipende, duwen zy het scherm voor zich uit; en zy komen nadel en nader, hoewel de damp verstikkend, de hitte onverdraaglijk is. Het scherm nadert den afgrond het is voort geduwd tot over den rand, en zy zien dat zij duim voor duim de vlam afsluiten; en nog steeds met afgewend gelaat en hijgende borst duwen zy voort, tot het er byna geheel over is; maar nu is het hun langer onmogelijk; zy kunnen het niet langer uithouden, neen, zelfs niet al weten zy niet zeker, of het vooreind aan den overkant vast zal blijven zitten, als zy het loslaten. Maar het heeft den dwarsbalk niet boroikt, waarop het veilig kan rus ten; de dunne rand van den vloer, op welken hot neerkomt, brokkelt weg aan duizend gloeiende stukken, terwijl het vooreind van het scherm af glijdt en begint te zinken. De oude man wringt in wanhoop zyne handen, en de jongen, die aan den anderen kant van do dour op zyne knieën ligt, om des te beter naar de voorbereidselen tot zyne verlossing te luisteren, hoort het gesis van het druipende eind wolion deken, nu liet over het hellende scherm valt. Maar ineen oogenblik is Constance terug van het venster en knielt noder om haren arm uit te strekken, zoover als zy kan, en steekt zonder aarzelen hare hand door het verrotte doek van het scherm en regelrecht in do vlam; en de marteling en pijn niet achtende, grijpt zy hot houtwerk vast en houdt de broze brug tegen in haren val. Nog eens is het opgetild, maar zy heeft geene genoegzame kracht om het op den balk vorder te schuiven. „Vader! vader!" gilt zy heesch. Hy komt terug van het venster, en terwijl zy het scherm optilt, schuift hy het veilig voort op den dwarsbalk. O, hoe dankbaar barst haar kinderlijk hart los, terwjj) zy eindelijk driftig van blijdschap uitroept: „Duke! Duke! Kom gy zijt veilig!" Maar er komt geen antwoord. Zy springt over liet scherm, duwt de deur open, maar kan niets zien. Nu echter voelt zy met haren voet iets op haren weg. De jongen is flauw gevallen, maar ter stond neemt zij hem op in hare armen, gaat naar het venster, 't welk een weinig openstaat, en hij herleeft en poogt te lachen, zoodra hij ziet, wie hem aanziet. O, dat gelaat! O, die oogen, overstroomd van i&eze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering ras gen- en feestdagen, uitgegeven. tranenZij schitteren gelijk vloeibaar vuur zij branden en branden hunne schoonheid in de ziel van den jongen, totdat liy zich nieuwsgierig afvraagt of God Constance reeds tot zich genomon, en baai- bekleed had met engelenglorie. De broze brug moest weder worden overgetrok ken en Constance woet te goed, dat het scherm hen beiden niet op eenmaal zal dragen. „Gauw, lieveling, loop in het midden!" riep zy hem toe. „Daar hy komt, vader!" „Myn jongen 1" is byna op de bevende lippen van den ouden man. Maar de zwarte rook en de wal gelijke reuk van de dekens waarschuwen hem, en hy roept uit: „Myn God! de vlam zal er in een oogenblik door zijn!" Hjj had ze gest-uic door het bedekken der opening, welke Constance had gemaakt, maar nu dreigde het geheele samenstel te vallen. Hy zag het en riep „GauwGeef hem my aan, ConstanceKomt gy nog niet. Schuif hem zoo ver voort als gij kunt, en ik zal hem grijpen." 't Is volbracht! De jongen is veilig veilig in zjjns vaders armen maar het scherm barst open. Oogenblikkelyk is Constance teruggedreven in de slaapkamer van den jongen de dour is gesloten en zij blijft daar achter, gescheiden van vader, van broeder, misschien wel van het leven zelf, door eon beletsel, 't welk, hoewel voor een kleinen tyd be dwongen, nu opspringt met onweerstaanbare woede, en haar vervolgt met spottend gelach. Maar wat is dat voor hem don vader die buiten op de straat is buiten in den zuiveren, versterkenden wind bevende van vreugde over zyn schat, gelijk een dief over zyn onwettigen rijkdom „Constance waar is Constance?" zyn de eerste woorden op de lippen van den jongen, nu hij tot zichzelven komt. Do vader schrikt niet op de gedachtewat zal nu haar lot zyn neen, ofschoon hij dat zou be treuren, indien hü meer tyd had, maar die naam heeft in zyne ziel eono herinnering opgewekt van vrij wat meer belang voor hem. Hij zot den jongen neer, zeggende: „Ja, roep de buren. Laat eene ladder voor haar aan het venster zetten maar draag zorg, myn jongen, om Gods wil, draag zorg voor u zeiven, draag groote zorg. Denk er om dat ik u stellig verbied in huis te komen." Terwjjl de kleine jongen wegliep, sprak zijn vader met eene holle stem tot zich zeiven: „Daniël Chorley, red nu u zeiven, of gij zyt voor altijd te gronde gericht! Indien gij den brand niet kunt blusschen, moet gij toch, 't koste wat het kost, de sporen van uw eigen werk vernietigen En nooit braveerde een man met meer moed vermoeienis, pijn of gevaar, dan hy nu deed, terwijl hy bezig was, do talrijke en schrandere maatregelen, welke hy had genomen om het welgelukken van den brand te verzekeren, uit den weg te ruimen. Met gezengd hoofdhaar ééns zoo wit en schitterend als zilver het gezicht zwart van den rook handen vol brandblaren - droge, brandende lippen - roode, pijnlijke oogen - ge kneusde en bloedende ledematen vervolgt hy zijn weg van punt tot punt, en zoo ten laatste in den winkel, welke naar zyne berekening het eerst vuur zou gevat hebben, omdat hy zoo dicht by de rommelkamer, en het beschot zoo dun was. Maar tegen alle berekening was de winkel zoo even eerst aangetast door de vlammen, welke heendrongen door de spleten en de scheuren van het houtwerk. Hij rukto de gordijnen en de opge hangen papieren naar boneden eerstgenoemden juist toen zij in vlam geraakt waren en trapte het vuur onbevreesd met zyn voet uit; vervolgens schoot hem de goede uitslag van straks te binnen, en hy liep om een vochtig kleed, 't welk hy poogde te hangen tegen de scheuren, welke de brand deed PRIJS DER ADVERTHNTTEN: Van 10 regeln 1.05. Ieders regel meer f 0.1C). Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inca-a- seoren buiten de etad wordt 0.10 berekend. ontstaan, maar 't gelukte hom niet; er was niets om het kleed op te hangen, en hij was te zenuw achtig om op dat oogenblik iets te bedenken. Do rook en het vuur dreven hem dus weder torug en overmeesterden hemmaar hy rukte de boeken van de aangrenzende planken, en by smeet, razend van onrust, alles van de toonbank, wat licht vlam vatten kon, en vervolgens, als hy eene nieuwe vlam in de hoogte zag schieten, waar hy een smeulend papier had achtergelaten, 't welk de tocht in brand had gewaaid, vloog by er ijlings op toe en stampte er op met krankzinnige drift. Zóó was hy bezig, toen hy, tot zyne onuitspreke lijke verlichting, stemmen hoorde, welke vroolijk tot hem riepen: „Alles in orde, buurman hier is hulpLaat het nu aan ons over! Kom buiten kom!" „God zy gedankt! God zy gedankt!" stamelde vroom de innig dankbare man. „O, buren, redt toch de goederen! Redt de boeken! Ik heb myn uiterste bost gedaan. Water! Ik kom om van dorst Geef mij wat water!" En terwijl vriendelijke handen hem een glas water haalden op dat oogenblik voor hem do heerlijkste nectar, welke ooit over de lippen van een sterveling was gekomen had hy een duister bewustzijn van de tegenwoordigheid van eene groote menigte menschen en er drongen kreten in zijne ooren, en ook het geraas der wielen van de naderende brandspuiten. Duister en onbepaald scheen het hem toe dat hij met groote belang stelling en sympathie voortgeleid werd, en ge bracht in het huis van een buurman, en dat iemand tot hem zei: „Ik bid u, wees gerust, Chorley; er is werkelijk geen gevaar. Wjj zullen weldra don brand blusschengij hebt hem byna zelf bedwon gen!" En bovenal hoorde hy de uitroepingen en opmerkingen: „Die moedige oude heer!" „Zaagt gij wel hoe hy worstelde met den brand?" „Ja, ja!" „En toch was hy verzekerd." Van dit alles was hy zich bewust, als in een droom, en hy was gelukkig; want (en dit was do eenige gedachte, waarbij hy zyne aandacht nu kon bepalen) hy was voilig! Zijn karakter veilig! Zijne misdaad niet vermoed! Wie weet'? Misschien kon hy zelfs nog voordeel hebben by de ramp! Dio gedachte deed wonderen voor zyno herstelling. Terwijl zyne eigene toekomst zoo op het spel stond, had hij geene enkele maal gedacht aan Con stance het moedige, heldhaftige kind, wier ziels kracht hem de hoop en de kracht ingeblazen had om den jongen en zyn eigen goeden naam te red den. Maar nu schoot haar beeld hem te binnen, "en hy sprong met ongeveinsde onrust op „Het meisje! Constance! Waar is zy?" Twee of drie gezichten waren dicht by hem. De een zag den ander aan, en eindelijk antwoordde er een op eeno troostende wjjzo, 't welk, hadden zy van Duke gesproken, den vader van schrik buiten zichzelven had doen geraken, maar, dewijl het Constance slechts goldt, vatte hy de woorden op zoo als zy gemeend waren vriendelijk vertroostend „Verontrust u niet, ChorleyZy zijn met do ladder naar boven geklommen, maar de bout van het raam was vastgeklemd, alsof het in groote haast door het arme ding opengestooten, en op die wijze vast is gaan zittenzy hebben echter nu het raam weg gebroken. Zy zelve kon hen van binnen niet helpen maar ik durf u verzekeren, dat zij slechts flauw is gevallen. Noem nog een glas wijn, buurmanwees niet bang; zy zullen er wel voor zorgen. Die dap pere jongen van u is veilig bij hen en wil niet weggaan, voordat zyne zuster gered is." Daniël Chorley wendde z(jn hoofd af en dronk den wijn, en gevoelde zooveel trots, alsof de lof van zyn „dapperen jongen" hem persoonlijk betrof. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 9