DAGBLAD. TEKOOP: tfi Keukenmeid, Zeventien Augustus. N°. 8433. Woensdag 17 Augustus. A0. 1887. Van Leiden naar Noorwegen. Vervolg der Advertentiën. Christelijk Onderwijs, LEIDSCH PRIJB DEZER COURANT: T««r Leiden per 8 maanden.Y. 1.10. Fnnoe per poet1.40. AAonderljjke Nommers0.05. feze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering van tZon- en feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Tan 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het lnoaa- seeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend. Odde, 6 Augustus. Voortgezet te Bergen, 8 Augustus. Ik hoop dat het Leidsch Dagblad myne brieven heeft ontvangensedert hedenmiddag is hieromtrent by my een niet geringe twyfel ontstaan. Eén mij ner nieuwe reiscompagnons namelijk verzond zijn schrijven naar België; dit adres was den Noorschen postmeester niet voldoende; hij richtte daarom ter stond de vraag aan den verzender, waar deze plaats gelegen was en toen deze, verwonderd over de weinige geographische kennis van den brievenman, antwoordde dat België geen plaats, maar daaren tegen een geheel land was, mocht hjj zijn nationali teitsgevoel ten tweedemale aangerand zien door de nieuwe vraag in welk gedeelte van Duitschland dat land dan wel gelegen was. Ziedaar dan de reden van mijn twijfel omtrent de goede ontvangst mijner letteren. Hopende dat dit echter wèl het geval zal zijn, dat Holland een weinig meer bekendheid ge niet dan het naburige rijk, waag ik het uwen lezers een verder verslag van ons wedervaren te geven. Te negen uren des morgens verlieten wij den volgenden morgen den stal, welken wij den vorigen avond hadden betrokken, na ons eerst voorzien te hebben van een gids, door Baedeker sterk aan bevolen. Het was een afwisselende dag, nu eens in diepe valleien, dan weder op hooge bergenbenedon dikwijls gedwongen de jassen uit te trekken ten gevolge der verschrikkelijke hitte, boven gewikkeld in onze plaids, daartoe genoodzaakt door de sner pende koude; hier een liefelijk oord met talrijke boomen en weelderig gras, waaruit menigmaal de korhoenders, door onze nabijheid verschrikt, plotse ling voor onze voeten opvlogen, daar boven slechts kale rotsen met uitgestrekte sneeuwvelden bedekt, zonder plant, zonder eenig levend wezen, beneden alles bekoorlijk, boven alles woest. 't Was prachtig; het maakte menigmaal onze bewondering gaande, maar - het was vermoeiend, afmattend. Wjj hebben dien dag geloopen van 's morgens 9 uren tot des avonds halftwaalf, met slechts een oponthoud van l1/, uur op Holvits, waar wij aan een zeer mager middagmaal onze krachten trachtten te herwinnenwjj hadden gehoopt hier paarden te kunnen huren voor onzen verderen tocht tot Rauland. Dit mislukte echterde paarden waren ver verwijderd, verzekerde men ons, en er bestond geene gelegenheid deze te halen. Er bleef ons dus weinig anders over dan het verdere gedeelte ook te voet af te leggen; en dat hoe? Nu eens springende over puntige steenen, dan weer tot onze enkels door moerasgronden wadende, hier door de sneeuw, daar door het water, eene enkele maal niet zonder gevaar eene steile rots beklimmende, een anderen keer alle mogelijke moeite aanwendende om ons evenwicht te houden op een boom, die als brug over eene snelvlietende beek moest dienst doen. Onwillekeurig traden my op dat oogenblik de talrijke werken van Gustave Aimard voor den geest. Als jongen heb ik mij zoo menigmaal als hoogste ideaal voorgesteld zelf de wonderlijke tochten van dien beroemden schrijver te mogen medemaken en thans, als volwassen man, verklaar ik gaarne liever met Jules Yerne de reis naar de maan te ondernemen dan eene wandeling aan de zjjde van den Hertendooder of van den Scalpeerder of welke Indiaan of Canadees van Aimard het ook zjjn moge. Onze gids, de negentienjarige Ola Petersen, ver klaarde ons dat deze reis slechts zeer zelden door vreemdelingen te voet wordt afgelegd en wjj ge loofden het volgaarne. Doodmoede kwamen wjj in het logement te Rauland aan, nauwelijks meer met genoeg krachten begaafd om ons uit te kleeden en te bed te werpen. Eerst den volgenden morgen bemerkten wij dat onze legerstede slechts uit een aantal bossen stroo bestond, waarover een niet al te zindelijk bedde- laken gespreid lag. Ons leed werd echter ruimschoots vergoed door eene aangename verrassing; by ons ontwaken na melijk kwamen wjj tot de ontdekking dat nog een drietal andere reizigers in onze kamer in diepen rust gedompeld lag. In deze positie was het ons onmogelijk met eenige zekerheid te verklaren tot welke nationali teit onze vreemde contubernalen behoorden. En toch, bjj eenig nader onderzoek, viel ons hot geluk te beurt niet alleen hun landaard, maar zelfs hunne persoonlijkheid te herkennen; één hunner namelijk was de Belgische ingenieur Masui, met wien wy zulke aangename oogenblikken op onzen tocht van Amsterdam naar Cliristiania hadden ge sleten. De kennismaking was spoedig hernieuwd en ge zamenlijk zetten wjj thans met ons vyven de reis voort. Ik zal niet trachten onze wederwaardigheden in het uitgebreide mede te deelen; deze, natuurlijk zeer belangwekkend voor ons zeiven, zjjn echter nietin staat datzelfde belang uwen lezers in te boezemen. Alleen nog deze merkwaardigheid: den vierden Augustus des middags te twee uren zochten wij, ter beveiliging der verschrikkelijke hitte, een scha duwrijk plekje in de vallei van Haukeleseter, ten einde daar ons middagmaal te verorberen en enkele uren daarna leverden wy elkander op een steilen berg een formeel gevecht met sneeuwballen, ter wijl wjj de wolken ver beneden ons zagen heen- drijven. Nog enkele dagen reizens en wij waren te Bergen. Wij hebben gedurende dezen tocht veel gezien en veel bewonderd; het oog heeft genoten op alle mogelijke wyzen, maar de maag daarentegen heeft veel moeten derven. Na ons vertrek uit Christiania hebben wy slechts eene enkele maal op de Krokaw by doYukandfoss een betamelyk middagmaal gehad. De andere dagen hebben wij ons moeten voeden hoofdzakelyk met rendiervleosch. Als schooljongen heeft men my by de vele nut tige eigenschappen van dit dier „smakelijk vleesch" leeren onthouden. Het spyt my werkelyk dat ik dit laatste niet vergeten hebware dit het geval geweest dan had ik eene onwaarheid minder in myn geheugen geprent en zou het my niet de moeite gekost hebben om deze thans weder daaruit te verbannen. Naarder, ellendiger en walgelyker smaak dan dit gehoornd beest er op na houdt is niet alleen niet te vinden, maar zelfs ondenkbaar. In vergelijking van dit voedsel heeft de levertraan het volste recht om met den titel van nectar en ambrdkyn vereerd te worden. Voegt hierbij altyd denkbeeldig rood-zwarte aardappelen en eene soort brood, die zoowel in vorm als smaak buitengewoon veel overeenkomst heeft met perkamentkaas, waarover ik u reeds vroeger geschreven heb, en onze geheele maaltyd, ontbyt en avondeten, is u bekend gelukkig ook slechts denkbeeldig. Hier in Bergen heeft ons materiëel lijden een einde genomen, hier hebben wjj plaats genomen aan een welvoorzienen disch en hier trachten wy onze krachten te herwinnen, die wy gedurende de laatste dagen ongetwijfeld hebben verloren. Wjj hebben Bergen aanschouwd in al zyne groot heid, in al zijne heerlijkheidhet regende namelijk bjj onze aankomst, het regende hedennacht, heden morgen en hedenmiddag, op het oogenblik dat ik bezig ben deze letteren het papier toe te ver trouwen regent het harder dan ooit. En dit. vormt juist Bergen's schoonheid; als het hier niet regende dan was het hier Bergen niet. In Bergen moet het regenen, wil deze stad getrouw zijn aan den Franschen bjjnaam, dien zy draagt „le pot de chambro de la Norvège." Eigenaardige anekdoten zyn hier in omloop omtrent Bergen's regenbuien. Eene dezer is de volgende Een kapitein van eene stoomboot, die eene ge regelde vaart naar deze veste onderhield, zag op zekeren dag deze stad verlicht door een prachtigen zonnegloed. Onmiddellijk gaf hij den stuurman bevel om terug te keeren, want beweerde hy de stad, welke by thans ontwaarde, kon onmogelyk Bergen zyn. Te verwondoren is het derhalve dan ook niet dat de inwoners van Bergen steeds gewapend zyn met parapluien, waaronder geheele families kunnen schuilen en dat de jonge dames trouwens geene byzondore schoonheden regenmantels dragen, geolied en bepekt, beter dan de ruwste jassen van onze Katwyksche visschers. Mr. Clovis. Woensdag-avond te 8 uren, in de Ilooglandsche Kerk. Plaatsen vrij, behoudens enkele uitzondering. Voorgangers: Ds. J. B. B. BROUWER en Bs. P. BIESTERVEEB, van Gorkum. De Collecte langs de huizen zal plaats hebben WOENSDAG-MORGEN 17 AUGUSTUS ten behoeve van de scholen met den Bybel te Leiden. Mevrouw BE STURLER, Oude Singel 248, zoekt tegen November eene bekwame die tevens netjes werken kan. Spreekuur 's avonds na 7 uren. een voor weinige jaren geleden en aan den Stationsweg gelegen nieuw gebouwd I-Ieerenhuis met afzonderlijk Bo venhuis, benevens een bijbehoorend Burgerhuisj e. Het Heerenhuis bevat: 7 Kamers, Keuken, Provisie-, Dienst boden- en Badkamer; Kelder, Bergplaats en Zolder, verder Tuin en Serre. Het Bovenhuis bevat: 4 Kamers, Keuken, Dienstbodenkamer, Zolder enz. Het Burgerhuisje bevat: 3 Kamers, Tuin, Keuken en Zolder. Alles is van de noodige gemakken en van Duinwater voorzien; het HEEREN- met BOVENHUIS ook van Gasleiding. Inlichtingen geeft de Architect WKOK, Pieterskerkgracht 16.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5