Van Leiden naar Noorwegen. Ergens achter de Yukandfoss, 2 Augustus 1887. Alle Leidenaren kennen ongetwijfeld die loods, dat leelijko houten ding aan hot jaagpad, dat zelfs eens met slooping bedreigd is geworden op grond door eon onzer Edolachtbaren aangevoerd dat het slechts tot verregaande onzedelijkheid aanloiding gaf. In zulk een krot nu ben ik op het oogenbhk bezig mijn wedervaren voor u op het papier te brengen, terwijl mijn vriend Jeano, na loting wie het oorst van onze eonige reisdeken gebruik zou mogen maken, naast mij op don grond ligt uit gestrekt. Gezeten op zijn koffertje, het mijnen op de schoot, in mijne gehandschoende linkerhand eene armzalige bougie met een Loidschon tandstickor aangestoken, glijdt mijne rechterhand langs het papier. Gij zult het mij na deze inloiding niet ten kwade duidon dat mijn schrift niet al te duidelijk is. In diepe duisternis hior binnen getreden maakte zich terstond eene verschrikkelijke ontstoltenis van ons meester. Overal, waar onze blikken zich ook wondden, zagen wij vurige oogen op ons gevestigd. Ik greep terstond naar mijne revolver, plaatste mij achter Joane, in wiens herculische krachten ik nog meer vertrouwen steldo dan in mijn schietwapon en wachtte zóó toegerust de dingen af, die komen zouden. Eon vreedzaam blo blê, van verschillende zijden herhaald, deed ons echter allen moed herwin nen en ons illuminatietoestol ontsteken. Wij ontwaarden toen een viortal kooion, tweemaal zooveel geiten en govoelden ook spoedig dat er nog andor gedierte hier aanwezig was, van welker nabjjhoid wjj ons nu en dan met hot bloote oog kondon overtuigen, voldoende echter om met zekor- heid te kunnen beweren dat het geene torren waren, welko wjj nog voortdurend zoeken. Het is derhalve hier meor onzindelijk dan wel onze delijk te noemen. Erg gemakkelijk is tot op heden onze tocht, na het vertrok uit Christiania, nog niet geweestbepaald ï'tjk hebben wjj hot niet gehad; menigmaal heb ik dan ook Jeane b(j enkelo maaltijden, waarvan het eerste gerecht geen soep, het tweede geen vleesch was en hot geheelo diner uit sl9chte visch met afschuwelijke aardappelen bestond, mot zekeron weemoed hooren mompelen. En toch zijn wjj blijmoedig, toch tevreden hemel, daar bijt mij zoo'n miniatuurbeest tusschen de schouderbladen want wat do maag moet derven, dat geniet het oog in allo mogelijke ver- schoidonhoid, in alle mogelijke weelde. Hot voor stellingsvermogen van den mensch moge omvang rijk z(jn, hier kan hot do werkolijkhoid niet nabij komenhet auteurstalent van menigon reiziger moge groot zijn, juist weer te geven, wat h(j hier gezien heeft, is ten eenonmale oene onmogelijkheid. Uwe lezers zullen derhalve en niet ten onrechto rnjj van eene buitengewone verwaandheid beschul digen, nu ik, mot mijne zwakke krachten eene poging aanwend hun oenig idéé te geven van het ontzaggelijk grootsche en grillige, dat de natuur hior aanbiedt, maar Jeane's vingers zijn in eeuwig durende beweging; somtijds mompelt hij een Schwo- rueesch kernalie terug gedachtig aan het Die geeft, Wat hij heeft, Is waart dat h(j leeft, waag ik het te geven wat m(jne pon heeft. Eergisteren kwamen wij na oen prachtigen rit en eone stoomvaart over blauwe fjorden, van allo zijden omringd door hooge bergen, in Hougtund aan. Dit was de eerste stad, waarin wij alle gebouwen, met uitzondering van do kerk, uit hout vervaardigd zagen, allen een weinig van elkander verwijderd, ten oinde zooveel mogelijk de verspreiding van hot vuur, in geval van brand, te voorkomen. Het hout is hier als het ware het eenige element; alios wat men ziet, alles wat men aanpakt is van houtde huizen, de fabrieken, do sieraden, de lepels, de vorken, kortom alles, alles, wat niet tot hot abstracte behoort, zoodat het ons zeer verwon derde op de langs dit plaatsje vloeiende rivier eene stoomboot te ontwaren, waarvan do schoorsteen niet. tot het plantenrijk behoorde. De Noren houden er eene bepaald eigenaardige, maar tevens zeer practische wijze op na tot vervoer der ontzaggelijke houtmassa, waaraan dit land zoo buitengowoon rijk is. Daar hot te kostbaar is om hunne waren door middel van wagens of booten hunne bestemming te doen bereiken, werpen de grooto houthandelaars hun hout, na liet alvorens gemerkt te hebben in een snolvlietendon stroom, welke het afvoert tot Drammen, waar hot verzameld en verder naar hot buitenland verzonden wordt. Dit vertelde ons een Noor in het Duitsch, aan wien wjj de reden vroegen van het kolossale aan tal boomstammen, welko wfl in de rivier zagen drijvon, om het vervolgens als getrouwe tolken wederom in het Engolsch aan een vlasbaardigen, naast ons zittenden bewoner van Britanniö te verhalen. De dooreenmengeling van Engelscli en Duitsch deed mijn vriend, die overigens beide talen volkomen machtig is, een weinig later te Kongsberg aange komen, den kellner van ons houten hotel in allen ernst vragen: You speak Deutsch'? Kon hij het mjj ten kwade duiden dat ik luid keels begon te lachen? Van Kongsberg moesten wjj den volgenden mor gen per wagen naar Tinoset, een rit van ongeveer tien uren. Ons rijtuig voerde ons door ontzaggelijke wouden, waar eene doodsche kalmte, eene ongekende stilte hoerschte, die slechts nu en dan werd ver broken door het ruischon van oen snelvlietend beekje, door het geklater van een waterval, door het ge schreeuw van een ekster of door de bel, evenals in Zwitserland, hangende aan den hals van eene koe. Dan eens voerde ons voertuig ons met eene ont zettende vaart langs steile bergen naar beneden, dan eens moesten wjj uitstijgen om den paarden het beklimmen van hooge bergen mogelijk te maken somtijds aan de eene zjjdo onmetelijke, kale rotsen, aan de andere zjjde diepe afgronden hebbende. En daar beneden, heel in de diepte schenen ons do houten boerenwoningen, starbors genaamd, toe als huisjes uit eene speelgoeddoos, door kleine kin deren in onregelmatige orde daar geplaatst. Zoo bereikten wij eindelijk Balkesji, een bjj do Noren zeer bekend gezondheidsoord. Een aantal hoeren en dames waren daar veree- nigd, die met belangstelling vroegen naar onze reis, naar onze herkomst en naar onze nationaliteit. Als Hollanders werden wjj eonigszins als phenomenon beschouwd; exemplaren van dien landaard haddon do meesten hunner nog nooit ontmoet. Hoe lief, hoe beleefd en voorkomend ook hier de leden van het Noorsche schoone geslacht tegenover ons waren, toch kon ik niet nalaten mjjn wrevel te kennen te geven toon eone hunner met een harmonieus stemmetje ons vroeg of wij Duitsch of Fransch bij ons te lande spraken. Toen ik hiertegen protesteerde, toen wjj mot fierheid, met hoogmoed verzekerden dat wjj onze eigene rijke taal bezaten, moesten wjj absoluut hiervan het bowijs leverenwij moesten eens Hol- landsch spreken. Ik reciteerde toen, met allo kracht, mot allen gloed die in mjj was, het „Wien Neerlands bloed", mjj verzekerd houdende dat het hunne goedkeuring zou wegdragen. Ook hierin werd ik echter teleur gesteld zjj vonden het zóó hard, met zóóveel keel klanken, enz. enz. Toen Jeane ochter met zijne lieve, sympathieke tenor stem het lied aanhief, veranderden deze denkbeelden, toon mocht het den bijval van allen wegdragen, toen werd hem van alle zijden verzocht nog meer Hollandsche liederen ten beste te geven. Gaarne had h(j aan deze gebeden gehoor go- geven, zoo onze koetsier niet geroepon had dat zjjne paarden genoog rust hadden genoten en hij gereed stond do reis naar Tinoset voort te zetten. Ook thans weer de prachtigste Vèrgezichten, de meest grillige natuur-tafereelennaast ons de den- netakken, verzengd door den heeten zonnegloed, en daarboven, op de toppen der bergen vóór ons, het eeuwige ijs, de heldere, blanke sneeuw. Eene allerliefste ontmoeting viel ons te Tinoset zelve te beurt. Wij hadden daar het geluk een tweetal jeugdige meisjes aan te treffen, die weder luide de waarheid verkondigden van Baedekor's beweren omtrent de voorkomendheid der Noren. Heurikkallaegh Schmidt en Laura Schmidt, beiden uit Laurvik, eon Noorsch stadje, boden zioh ter stond aan om voor ons als tolkjes dienst te doen. Wjj drukten onze gedachten uit in het Duitsch, welke taal bijna elke ontwikkelde Noor machtig is en zjj brachten het over in het Noorschzjj ge leidden ons verder langs de schoone paden, wezen ons de meest verrukkende uitzichten aanzjj deden ons de merkwaardige kleeding der boerinnen aan schouwen en zetten den volgenden dag met ons de reis voort om do Yukandfoss (rookendo waterval) te bezichtigen. Langs steile rotsen, waaruit een aantal beekjes als zilveren stralen van af eene onmetelijke hoogte naar benoden wierpon, (een botooverend effect), be reikten wy, na ongeveer eon half uur dezen prach tigen weg vervolgd te hebben, altjjd slechts klau- torende en klimmende, onze vriendelijke geleidsters aan onze stokken voorttrekkende, het punt, dat elke toerist in Noorwegen met een bezoek vereert. Een oorverdoovend, steeds voortgezet geraas ver kondigde ons de nabijheid van de Yukandfoss. Nog eon boschje door on wij staan op den rand van den afgrond, waarvan wjj de diepte niet kunnen aanschouwen en waarin de rivier de Maan, met eene ontzaggelijke kracht van eene duizelingwekkende hoogte nederstort. Het heldere witte schuim van die buitengewoon omvangrijke watermassa, vormt eene krachtige tegenstelling met die donkere, zwarte, kale rotsen, waarlangs het met eene ongekende woede, met eone onbedwingbare vaart tot aan den rand van die bodemlooze diepte stroomt, waarin het zich met een enkelen sprong van duizend voeten hoog ter neder stort. En eeuwigdurend herhaalt het water dien sprong elke minuut, elke seconde scheen het ons toe of het eeno meer zich mot woedend geweld op het andere stortte alsof er een wreede, verwoede strijd werd gestredon tusschen twee oppermachtige zeegoden, tusschen de Odins van het Noorden. De steile, loodrechte wanden, welke zich dreigend omhoog verheffon, worden door de millioenen en milliarden schuimende spatten en kleurenrijke drup pels, welke na den verschrikkelijken val zich weder verheffen en als rook opstijgen, overtogen met een net van het fijnste kantwerk. Ik zou bjj geen mogelijkheid kunnen weergeven wat ik gevoelde, toen ik dit wonder der natuur voor mjjne oogen zag. "Was het vreeze voor hot element, dat ik thans aanschouwde in al zijne kracht, in al zjjne macht en verschrikking, was het bewondering voor dat grootsche, majestueuze en tevens geheimzinnigo, waarvan mjjn geest zich nooit eenig denkbeeld had kunnen vormen? Ik woet het niet; ik zou hot niot kunnen verklaren. Zoooven nog had ik geschertst; ik had gelachen on gezongen, een duo mot jungfrau Heurikka en thans, het was of de keel mjj dichtgeschroefd was; ik voelde het harte sneller kloppen; ik kon niot sproken, zelfs niet eens tegen de beide dames; ik durfde bjjkans geen adem halen. En Jeane en al die anderen, die op dit oogen- blik hier aanwezig waren, ook zij zeiden niets, ook zij stonden daar in stomme verbazing, als standbeelden geljjk, de oogen steeds (pricht naar die afgrijselijke diepte, naar den bruisenden, dwarre lenden, woedenden waterval. Ja, eindelijk toch werd die stilte verbroken, eindelijk hoorden wjj eene menscheljjke stemme„Gott, was bist du gross", hoorden wjj plotseling een klein, niotig manneke uitroepen mot sterk geprononceerd Israë- lietisch typewjj zagen don man aan, dio op zulk eene wijze zjjn gemoed, zjjn gevoelen kenbaar maakte, maar er was geen atheïst aanwezig, die ternauwer nood een glimlach kon onderdrukken; er was geen spottor, die medelijdend do schouders ophaalde. Ik houd rnjj overtuigd dat op dit oogenblik allen geloofden, dat allen de waarheid doorgrondden dier enkele woorden, dat niemand eenigen wrok koesterde tegen dat kind van Israël. Lang bleven wij op die plaats gekluisterd en altijd in stille, stomme verbazing; slechts noode namen wij afscheid van dit grootsche, tooverachtige tafereel om hot avondmaal te nuttigen in de nabij gelegen Iirokow, een der weinig goede hotels, welke wjj sedert ons vertrek uit Christiania hebben ontmoet. "Was het wonder dat wij hier eene flesch champagne bestelden om, gedachtig aan het feest, dat in Holland gevierd werd, als trouwe, oprechte Nederlanders het eerste glas te wijden aan or*e dierbare Koningin, waaraan ook de beide dames Schmidt deelnamen en als dankbare vreemdelingen het tweede te ledigen op de gezondheid van onze lieftallige ciceronen? Met dit glas namen wjj tevens afscheid, over tuigd dat zjj eene enkele maal zich nog de beide vrooljjke Hollanders zullen herinneren, evenals wij ons nog menigmaal die blonde meisjes voor den geest roepen. Zij koerden torug naar hunne woonplaats, wjj daarentegen trokken verder in het binnenland van Noorwegen. Overvallen door een hevigen regen hebben wij echter thans eene schuilplaats moeten zoeken in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 10