[jEIDSCH
DAGBLAD.
N". 8416.
Donderdaa; 28 Juli.
A0. 1887.
Feuilleton.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommere0.05.
I§ize (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran &on- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTEEN
Yan 1—6 rogela 1.05. Iedere regel meer/0.17J.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incaa-
eeeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
2)
„Destyds waren de omstandigheden anders, dat
weet gy zeer goed; gy hebt echter van het begin
af de vryage met den knaap bevorderd en zult my
nog dwingen met geweld een einde aan de zaak
te maken."
„Vaar nu niet direct weer zoo uit, zooals gy zoo
gaarne doetl Eene moeder heeft, als er sprake is
van het levensgeluk van hare eenige dochter, ook
oen woord mee te spreken, en ik laat my in dit
opzicht myn recht niet korten 1 Als gy overigens
zegt, dat by ons huwelyk de omstandigheden anders
waren dan thans, dan moet ik u volkomen gelyk
geven! Gy hadt destijds niets en ik had niet veel
meer dan gy, en niettemin zyn wy getrouwd en
een gelukkig paar geworden. Waarom zal dat alles
thans eensklaps niet by ons kind plaats hebben?
Wij zijn in staat het meisje zooveel mee te geven,
dat de jongelieden zich door het koopen van eene
tuinierdery een onbezorgd bestaan kunnen ver
schaffen."
Nu was het echter juist niet verstandig van de
vrouw, haren man aan eene scheiding van een
deel van zyn hem lief geworden geld te herinneren.
Werner was „zeer spaarzaam" en de toespeling
van zyne vrouw bewerkte by hem juist het tegen
deel van hetgeen zy bewerken wilde.
Opgewonden stond hy op en riep: „Als ik den
knaap niet thans zoo noodzakelyk moest gebruiken,
dan zou hy nog dit uur het huis uit! Gy, vrouwen,
maakt altyd coalitiesMaar daarmede komt gy by
my juist aan het rechte kantoor! Ik zal de paar
thalers geld, die ik met myn werk verdiend heb,
niet aan den eersten den besten geven! En daar
biyft het by! Uit!"
Met een hoogrood gezicht van toorn verliet hy
de kamer.
Dat gaf een somberen namiddag en nu en dan
regenbuien by de vrouwen in huis.
De mannen echter beyverden zich om de voor
de versiering van de trappen in het Dalbergsche
paleis bestemde planten en bloemen uit do broei
kassen naar het paleis te brengen. Meer dan twintig
maal reed de wagen, welken de leerjongens moesten
trekken, van de tuinierdery naar het paleis, en
dat kostte op den heeten namiddag het was
in het midden der maand Juni menigen zweet
druppel. Maar toen de avond kwam was al hot
voor de versiering noodige op zyne plaats, en den
volgenden dag zou met de decoratie zelve begonnen
worden. Des voormiddags van den daarop volgen
den dag zag men de komst van den Franschen
keizer te gemoet.
De avond verliep rustig in het buis van den
tuinier. Anna vermeed zorgvuldig eene ontmoe
ting met den geliefde, ofschoon zy wel wist, dat
hy haar op de bank in den tuin wachten zoude
moeder had haar echter voor den toorn van den
vader gewaarschuwd en zy wilde niet de oorzaak
zyn dat Ignaz onder de misnoegdheid van den
oude te lyden zou hebben.
Don volgenden morgen waren allen reeds vroeg
in het Dalbergsche paleis. Men werkte onafgebroken
voort, zonder zich zelfs de noodige rust voor het
eten te gunnen. En toch was alles eerst klaar, toen
het donker begon te worden.
Meester Werner overzag met een tevreden blik,
wat hy en de zynen verricht hadden. Prachtige
hooge, langbladerige palmen stonden aan beide kanton
aan den voet der marmeren trap en van trede tot
trede steeg de pracht dor levende gewassen, om
geven door schoon groen mos, alleen het breede,
met kostbare tapyten belegde midden vry latend.
Het was een heerlyk schouwspel, dat iedereen
verrukte, die het te zien kroeg.
De tuinier zond den knecht met de leerjongens
naar huis. Hy zou nakomen en wilde eerst een
glas bier drinken in het Beiersche hotel, zeide by.
Zoo gingen dan de anderen naar huis, terwyi
de oude zich naar de straat richtte, waarin het
Beiersche hotel lag. Maar wie kent de arglist van
een toornigen vader? In plaats van zynen weg
naar het Beiersche hotel voort te zetten, sloeg de
oude een zyweg in, die hem, evenwel met eenig
tydverlies, by de achterdeur van zyn tuin bracht.
Voor het huis waren intusschen zyne knechts
aangekomen, en daar Anna op de bank voor de
deur zat, maakte Ignaz van de gunstige gelegenheid
gebruik om eenige minuten met de geliefde te spreken.
„Waar is vader gebleven?" vroeg zy angstig,
toen Ignaz naast haar ging zitten; „hy zal ons
toch niet verrassen?"
„Hy zit in het Beiersche hotel," antwoordde
Ignaz, „ik heb zelf gezien, dat by de straat insloeg.
Voor een half uur hebben wy hem zeker niet te
verwachten."
„Dan wil ik u in alle haast zeggen, Ignaz, dat
de bemiddeling van moeder voor ons niet het
allerminste gebaat heeft. Vader is zeer toornig op
ons beiden en heeft moeder gezworen, dat gy ons
huis moet verlaten, zoodra hy ons weder by elkaar
vindt."
„En dat zal hy tot waarheid maken," riep de
toornige vader, terwyl hy uit het huis trad. „Oogon-
blikkelyk naar binnen! En gy, Ignaz, pak op 't
oogenblik uw goed inbinnen een kwartier moet
gy uit myn huis zyn, gy vlegel, gy meisjesverlei
der, of gy zult mot myn stok kennis maken! Ver
staat gy my? Er uit, zeg ik!"
„Ik ga reeds, voordat gy verder 3cheldt," zeide
Ignaz bedaard. „Myn goed is reeds sedert gisteren
ingepakt; ik kon my wel voorstellen, hoe ver gy
het dry ven zoudtl Ik ga het halen en heb nog
alleen te vragen, wat er van myno ananassen zal
worden?"
„Binnen drie dagen moet gy ze weghalen, an
ders werp ik ze op den mesthoop; begrepen?"
Zoo scheidden de twee in hevigen toom van
elkander. (Wordt vervolgd.)
Gemoogd Nieuws.
Een inbreker van 14 jaren. Onwil-
lekeurig gevoelde men medelyden met hot have
loos gekleede kereltje, dat gisteren op nauwelyks
14 jarigen leeftyd, de bank der beklaagden bezette
ter terechtzitting van do arrondissements rechtbank
te 's-Hage.
Hy was de held van de reeds'vroeger medege
deelde inbraak ten huize van den generaal majoor,
inspecteur der genie K., in de Paleisstraat daar ter
stede, in welk tydelyk onbewoond perceel deze
jeugdige avonturier door overklimming in den tuin
en het uitbreken van twee raampjes gekomen was
en duchtig huisgehouden had.
Den 27sten Juni toch trof de dienstbode van
den generaal de kamers van het huis in geheel
ontredderden staat aan. Kasten waren opengebroken
door bylslagen en sabelhouwen, de cylinderbureau
van den generaal was eveneens geforceerd, terwyl
de inhoud op den grond lag uitgespreid; niets
stond byna op zyne plaats, en de toiletartikelen
van mevrouw waren geducht aangesproken. Later
bleek dat gouden noch zilveren voorwerpen ont
vreemd waren, doch men miste verschillende onder-
kleedingstukken, zakdoeken, schoenen enz., welke
voorwerpen gedeeltelyk in het bezit van den jongen
gevondon werden toen hy op straat door een hoofd
agent van politie op goed geluk was aangehouden,
aangezien de politie, door eenige kenteekenen,
vermoedde dat de inbraak door een jongen moest
zyn gepleegd.
Bekl. bekende ter terechtzitting volmondig het
hem ten laste gelegde. Op de vraag hoe hij tot
de daad gekomen was, antwoordde de knaap dat
hy slechts in den tuin eenige rozen had willen
plukken en, door nieuwsgierigheid gedreven, het
huis door oen der bewuste raampjes was binnen
geklommen. Op eene waschtafel vond hy eene flesch
staan, welker inhoud hy leegdronk, ten gevolge
waarvan hy zóó raar in het hoofd werd dat hy
vorder niet meer wist wat hy deed. Geen wonder
de jongen had niets meer of minder opgedronken
dan.eene halve flesch brandewyn met Spaan-
sche zeep. In dien opgewonden toestand vernielde
hy alles wat onder zyn bereik kwam, speelde piano
en begaf zich eindeiyk te bed. Ook ontdeed hy zich
van zyn vuil lyfgoed en trok ander linnengoed,
waaronder dames-kleedingstukkon, in plaats van
de zyne aan. Hy bleek zich ook te hebben inge
smeerd met een wondzalfje, dat hy voor pommado
aanzag en hetwelk hevige hoofdpyn veroorzaakte.
Van den knaap werd getuigd dat hy bekend
stond als een enverbeterlyk straatslyper en zynen
ouders, die goed voor hem waren, veel verdriet
deed. Zooals later zal blyken, kwam echter omtrent
de moeder van bekl. (eene stiefmoeder) juist aan
hot licht dat de gezindheid jegens haar stiefkind
niet van de beste was.
Do officier van justitie, mr. E. Z. L. Van der
Kemp, meende dat, waar de feiten wettig en over
tuigend bewezen waren, de eenige vraag hier was
of bekl. heeft gehandeld met oordeel des onder
scheids. Die vraag meende de officier moest
bevestigend beantwoord worden, daar de inbraak
en diefstal met overleg zyn gepleegd; de slimme
antwoorden, die bekl. gaf aan den hoofdagent, die
hem in het bezit der ontvreemde voorwerpen aan
hield, de wyze waarop hy zich van het verder
gestolene had weten te ontdoen, o. a. door eenige
voorwerpen onder een valschen naam naar de
bank van leening te brengen, dit alles wettigde
naar spr.'s oordeel de overtuiging dat de knaap
wist wat hy deed. In het belang van de maat-
schappy, maar meer nog in dat van den jongen
zelf, achtte het Openb. Min. 't noodig om hem voor
geruimen tyd aan de samenleving te onttrekken,
tot welk einde hy tegen bekl. 4 jaren gevangenis
straf vorderde.
Mr. J. Hanekuyk, die bekl. ambtshalve verdedigde,
bestreed ten sterkste dat dit 14-jarig kind gehan
deld had met oordeel des onderscheids; zyn cliënt
was tot de overklimming in den tuin gekomen
nadat eene dienstbode aan de Laan Copes-van Cat-
tenburgh, aan wie hy, door honger gedreven, een
stuk brood had gevraagd, hem eone boterham be
loofd had als hy haar eonigo rozen bezorgde. Be-
geerig dit loon te verdienen, ging hy op rozenroof
uit en bezocht, eenmaal in den tuin zynde, uit
nieuwsgierigheid het huis.
PI. vroeg of het ruwe geweld, waarvan de kamers
in het huis getuigden, de gewone omstandigheden
zyn waaronder een dief van beroep te werk gaat.
Op eene tot bekl. gerichte vraag of hy wel wist
dat hy eene slechte daad had verricht, had de jon
gen kinderiyk geantwoord „dat de pastoor hem
eens gezegd had dat hy, wanneer hy stal, in de
hel kwam". PI. ontkende dat de knaap, toen hy
zich in het huis verschoonde en eenige voorwerpen
medenam, wist dat hy eene strafbare daad verrichtte.
Volgens ingewonnen informatiën werd de knaap
voortdurend door zyne stiefmoeder mishandeld, aan
welke bejegening bekl. zich door straatsiypery,
meestal des nachts, tracht te onttrekken. Pleiter
concludeerde dat de rechtbank den knaap geen straf
zou opleggen en refereerde zich overigons geheel
aan haar oordeel. Uitspraak a. s. Vrydag.