N°. 8412.
Zaterdas: S3 Juli.
A". 1887.
Feuilleton.
DE SOUFFLEUR.
J
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Y**t Leiden per 8 maanden1.10.
France per peet1.40.
AfeonderLgLe Nommers0.05.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
ran fpn- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Tan 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoM-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Wy hebben gedurende de winteravonden menig
maal onze aandacht gewyd aan de hier gegeven
tooneelvoorstellingenwy hebben lof toegezwaaid
of afkeuring te kennen gegevenwy hebben stukken
beoordeeld, onze meening geuit over het spel der
verschillende acteurs en actrices, maar nooit of
nimmer gewag gemaakt van den man, tot wien de
in ons land eenmaal zoo beroemde komiek, J. H.
Albregt, by gelegenheid van een in de rol van Thomas-
vaer uitgesproken nieuwjaarswensch zeide
Weet jy, wat jy bent? Niet? Onthoud het dan
vryJy benteene onderaardsch-fluisterende-in-
oen - koekoek zittende memorie-helpende-acteurs-red-
dende-kuiten-bekykende souffleur-maatscbappy
van den souffleur namelyk.
En werkelijk ook deze heeft recht op eene onzer
kolommen, ook deze kan aanspraak doen gelden
op eene nadere beschouwing.
Men denke toch niet dat de souffleur eene onbe
duidende rol speelt, dat hy geen bepaalde plaats
onder Thalia's priesters inneemt, dat hy slechts een
ondergeschikte factor der tooneelwereld is.
Ieder, dio met die gedachte bezield is, is ten
eenenmale onbekend met de geheimen der coulissen.
Integendeel de souffleur is ongetwijfeld een
of liever de hoofdpersoon.
Eene uitvoering zonder souffleur is eene soep
zonder zout, een huwelijk zonder vrouw, eene
liazepeper in eene restauratie zonder kat.
En toch, niettegenstaande dit alles, is de souffleur
niet vergood, niet bemind, ja, zelfs niet eens ge-
eerd door de helden der planken; bestaat er tus-
schen dezen ook al niet immer eene warme sym
pathie, zijn ook dezen niet altijd door hechte
vriendschapsbanden vereenigd, in verbolgenheid,
in haat tegenover den souffleur, reiken zjj elkander
getrouw de broeder- en zusterhand.
In alles is de souffleur de officieuze en ook de
officieele zondenbok. De oorzaak van deze minachting,
de oorsprong dezer verbolgenheid ligt eenvoudig
in zyne gewone menschelyke hoedanigheden, in
do onmogelijkheid ieders wil te kunnen volgen,
aan ieders verlangen gehoor te kunnen geven.
De eene tooneelspeler wensclit dat de souffleur
den geheelen tekst opdreune evenals een Brahma-
priester zyn gebedeen andere verlangt uitdrukking
en een bepaalden klemtoon. Deze wil een duidelijk
hoorbaar fluisteren, genen maakt dat zenuwachtig.
Bjj de repetitie geeft de held den onderaardsch-
sprekenden man den uitdrukkeljjken last om bjj de
uitvoering zelve slechts de eerste woorden der
zinnen te prevelen en dos avonds, wanneer hy
zich zjjner rol niet meer herinnert, niet verdor voort
kan gaan, te midden van een zin tevergeefs
zyn geheugen ter hulpo roept, beschimpt hij den
gehoorzamen geest, omdat deze zyn 's morgens
kenbaar gemaakten wil gohoor heeft gegeven,
omdat hy werkelyk slechts de eerste woorden heeft
gepreveld.
De naïeve, lieftallige soubrette lispelt den souffleur
vóór het ophalen van het gordijn nog toe: Och,
Piet mon noemt hem algemeen bij zyn voor
naam houdt my goed by, laat my in 's Hemelsnaam
niet in den steekik heb reeds zoovele boeten en
ik voel my niet bepaald zeker. De goedhartige
fluisterbaard doet al het mogelijke om de vriende
lijke verzoekster ter zijde te slaan, om haar van
verdere boeten te vrijwaren en krijgt dan tot dank
de woorden door de geredde engel tot don directeur
gesprokendie nare kerel heeft my bjjna over
schreeuwd; hy had toch moeten merken, dat ik
my'ner rol volkomen meester was.
Vereert eene enkele maal een beroemd kunstenaar
uit den vreemde zyn tooneel met eenige gastvoor-
stellingen, dan is do taak van den souffleur al bij
uitstek moeielyk.
By de repetitie prevelL de vergoode tooneelspeler
slechts de woorden om zyne prachtige, kostbare
stem te sparen, zooJat het onmogelijk is na te
gaan op welke wijze de fonkelende starre zich gaarne
uit het kastje zag toegesproken.
Des avonds speelt hy de door hem gekozen rol
geheel anders als zoo menigmaal door den souf
fleur is gezien. Do gast is een genie en heeft
dientengevolge het voorrecht oorspronkelijk te
mogen zyn, te kunnen creöeren, d. w. z. te kun
nen handelen, spreken en gebaren te maken, geheel
verschillend van elk gewoon sterveling.
Heeft de beroemdheid met ernstig gezicht, met
gefronste wenkbrauwen en gerimpeld voorhoofd, de
vraag tot zichzelf gericht: „zal ik hem dooden?"
en fluistert de souffleur hem oogenblikkelyk daarna
toe, „ja, ik zal hem dooden", dan wordt deze
vereerd met oen tusschen de tanden gemompeld
epiteton-ornans als „stommeling." Het oogenblik toch
dat dit antwoord gegeven had moeten worden, was
in lange nog niet aangebroken, zooals ieder, die
eene hersenkas er op nahoudt, had moeten gevoelen.
Do beroemdheid toch is gewoon eerst eenige malen
verschrikkelijk mot zyne oogen te rollen, den linker
voet vooruit te zetten en vervolgens met gebalde
vuist het tooneel over en weêr te loopen om dan
eindelijk met een hartstochtolyken kreet te schreeu
wen of te gillon„Ja, ik zal hem doodennnül"
Is de voorstelling ton oinde en vraagt de over
de recette opgetogen directour of de groote kun
stenaar ook met zyne omgeving tevreden is, dan
krygt hy gewoonlijk tot antwoord„dat schikt nog
al, 't kon minder, maar uw souffleur - neen, maar
die kerel, dat is een uilskuiken van het echtste
soort; die vent begrijpt niets, gevoelt niets, dat is
eenvoudig eene ratelende machine." Dit beweren is
eene bepaald valsche aantijging, eene afschuwelijke
lastertaal; een souffleur heeft wel degelijk harts
tochten, bezit zonder eenige tegenspraak gevoel,
maar, helaas echter, ook al weer niet in zyn belang.
Laat hy zich eene enkele maal medesleepen door
de kracht, den gloed van het schoone, verheven go-
dicht, brengt eene enkele maal het vuur der bezieling
hem in verrukking, speelt en gesticuleert hy voor
een oogenblik mede en overschrijdt bjj die gelegen
heid zyn wijsvinger de grenzen van het kastje, dan
bezweren, by al wat heilig is, de eerbiedwaardige
matrone, de soubrette, kortom alle vrouwelijke
dienaren van Thalia, dat zy niet kunnen spelen
met een souffleur, die aan den vitusdans lijdende
isdat maakt hen gejaagd, zenuwachtig, dat is in
staat hen flauw te doen vallen. De gewono stem
van den kuitenbekijker heeft ten gevolge van het
eeuwigdurend fluisterend spreken hare natuurlijk
heid verloren; ook by hem is de gewoonte eene
tweede natuur geworden; hij spreekt niet meer uit
volle borstde klank zijner stem is niet meer krachtig,
niet meer helder, maar daarentegen ietwat scherp,
ietwat krjjschend geworden, hetgeen hem dikwijls
met don bijnaam van „de kraai" bestempeld doet
worden.
Ziedaar dan de hoofdpersoon van het geheelo
tooneelwezenziedaar de hefboom van het geheugen
der anderen, van hen, die door zyne hulp, door z(jn
bijstand, geheel en al door zyne medewerking
dikwijU talrijke bijvalsbetuigingen en lauweren
mogen inoogsten.
Voorwaar een treurig beroep, eene beklagens
waardige betrekking, een ellendig bedrijf en bui
tendien ook nog zeer slecht betaald.
Ziet do man vóór het voetlicht zijne talenten
met duizenden beloond, zyn helper worden nau
welijks zooveel honderden toegeworpen, te weinig
om zyne vrouw en zyn talrijk kroost het noodige
voedsel en onderhoud te verstrekken.
Hy moet derhalve ook nog tot andere middelen
zyne toevlucht nemen; hy moet nog op andere
wijzen het aardsche slyk zien meester te worden,
nog op andore wijzen geld verdienen, en dit tracht
hy meestal te verkrijgen door to schrijven; niet-
oorspronkelyke drama's of blijspelen, zelfs niet eens
door stukken van vreemde acteurs te vertalen,
maar eenvoudig door ovorschry vende souffleur
is ook bijna immer copiïsthy schryft tegen eene
karige belooning vooreerst het geheele stuk en
vervolgens elke rol der verschillende acteurs en
actrices ook nog afzonderlijk.
Vermoeidheid, afmatting, verlamming der hand-
spieren, dat alles mag hem ten eenenmale niet
bekend zyn; de souffleur moet óf souffleeren, óf
schrijven, en duidelijk, goed leesbaar schrijven,
wil hy niet ook thans met schimpwoorden over
laden worden.
Wat is do wereld toch onbillijkDo toonoelheld,
die slechts enkel zinnen uitgalmt, slechts enkele
malen de planken heen en weer schrijdt, de marqué,
die eenige leelyke gezichten trekt, somwyien een
grijnslach ten boste goeft, de joune amoureux,
die dikwijls, zoo dikwijls als hem zulks mogelijk
is, een aantal vurige, hartstochtelijke kussen drukt
op de geschminkte wangen der soubrette, zij
allen zien hunne kunst, hunne talenten op vorste
lijke wjjze betaald, zjj zien zich toegejuicht, geëerd
en gevierd, terwijl de man, die alles schryft, alles
zegt, hot geheele stuk van den aanvang tot het
einde toe prevelt, onbekend, onbemind, als eene
slak in zjjn huisje verborgen, ter nauwornood het
leven kon behouden.
Vrjj naar het Duitsch. Mr. L. H.
Aangekomen Badgasten te Katwijk aan Zee.
Villa's Van Leeuwen: De hr. en mevr. C. W.
Overeem, 6 kind. en 2 dienstb.mevr. wed. dr. J.
Van Vloten Van Gennep met fam.3 pers. en
dienstb.; de hr. G. Van Vloten; mevr. Augs. Dar-
bach en 5 kind.
Hotel du Rhin: Dr. O. Ammann.
Groot Badhotel: de hr. en mevr. F. G. Cramer;
do hr. en mevr. dr. F. C. Andreasde hr. J. Bonke.
Hotel de Zwaan: do hr. II. Rühl.
Hotel Levedag: do hr. en mevr. mr. S. Ver
hagen met 2 kind. en dienstb.; mevr. DeJongh
Van Maaren; E. en J. Lips.
By particulieren. Wyk A No. 24 de hr. en mevr,
G. ICirchner, 3 kind. en dienstb.
Wijk A No. 132: de dame3 B. en M. Goedhart.
Wij k B No. 8 2: de hr. en mevr. dr. E. T. Van
Dissel, met fam. en 2 dienstb., 9 pers.
Wyk B No. 2 08: de hr. M. J. De Jongh.
W (j k C N o. 1 4de jonged. J. M. en A. E. Tieleman.
Wjjk C No. 99de hr. J. Posthumus Meyes,
5 pers.
Oiliciëele Kennlsgevlugen,
FATEXTBLADEIV.
De Burgemeester, Hoofd van het bestuur der gemeente
Leiden, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de
patentbladen van kof flehtiishouders, slijters en tappers,
dienst 1887/88, voor de wijken 1 tot en met 9 en van do
gewone beroepen voor do wijken 1, 2 en 8, bij het Col
lege van Zetters, in een der vertrekken van het Raadhuis
dezer gemeente, op vertoon van het aanslagbiljet, waarop,
wat eerstgenoemde bedrijven aangaat, ingevolge art. 25
(5do lidj der Wet van 21 Mei 1819 (Staatsblad No. 34) moot
blijken dat de helft van den aanslag over hot dienstjaar
is voldaan, verkrijgbaar zjjn op Woensdag 20, Donder
dag 21, Vrijdag 22 en Zaterdag 23 Juli e. k., telkens
des namiddags van één tot drie uren, terwijl na het ver
strijken van dien termjjn do onafgehaalde patentbladen ter
uitreiking moeten worden afgegeven aan do deurwaarders
der directe belasting alhier, die voor hunne moeite mogen
eiscben tion cents, zonder meer.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
19 Juli 1887. DE KANTER,