Feuilleton.
N°. 8371.
Maandag Juni.
A°. 1887.
Qtze fiourant wordt dagelijks, met uitzondertng
ran <gpn- en feestdagen, uitgegeven.
0p welke twee wijzen men naar de
Oostindiën komt.
E ENE SCHETS
LBIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 m&Anden1.19.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera0.05.
PRIJS DER ADVERTENTrEN
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoaa-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Slot.)
VAN
F. .T. ANDRIESSEN.
Zeven jaren waren verloopen sedert het tijdstip,
dat ik u mededeelde, en gij zult mij wel willen
vergunnen, nog eens met u een blik te slaan op
onze beide jongelieden, wier levenservaringen even
veel verschilden, als eenmaal hunne opvoeding 't ge
daan had.
Onze Koenraad dan was drie weken later op het
kantoor gekomen van eene andere firma. „Nu, dat
kantoor was ook veol pleizieriger dan dat van de
heeren Trap en Co.", zei mama. Wél verdiende
hy er geen geld en moest hij 'teerste jaar door
weer en wind, door dik en dun (en 't meest door
dik) langs 's heeren straten loopen, maar dat was
't gewone geval met jongste bedienden, en daar
moest Koen zich in zien te schikken. Doch, terwyl
't kantoor bij die akelige hoeren Trap en Co. soms
tot elf uren duurde, en hy daar onophoudelijk ach
ter den lessenaar had moeten suffen, 't geen zijne
gezondheid nog wel kon benadeeld hebben, genoot
hij nu de volle buitenlucht (d. i. altijd de Amster-
damsche met de smerige straten op den koop toe)
en had hij om zeven uren gedaan. Wat drommel
Koen was jong, en als men jong is, heeft men
graag wat aan zyn leven! En als hy ééns in de
week naar de variétés ging, dat mocht hij toch
ook wel hebben. Wel had vader Robbehaar meer
malen gebromd, dat de jongen te veel ledigen tijd
had en wilde hy hem volgaarne meesters geven
om 't verzuimde in te halen. (Ook had hjj hem
die gegeven, maar do vlieger was niet opgegaan.
Koen werkte niet en de goede man moest er dus
van armoe mee uitscheiden.) Maar vader vergat,
dat hjj zelf jong was geweest en wist niet meer,
wat een jong mensch toekwam. En dan had hy
langzamerhand op 't kantoor zulke lieve vrienden
gekregen, menschen naar de wereld, welke mevrouw
altijd heel hartelijk ontving: want zij had twee
volwassen dochters, en men kon niet weten.
En dan 't zakgeld, dat papa gaf: een gulden per
weekwel, de jongen kon er geen fatsoenlijke
sigaar van rooken. Golukkig, dat zy er nog was
en wist, wat een jongmensch toekwam. Haarman
zou net goed zijn om den jongen door en door
slecht te maken. Want wat in 't vleesch wordt
gevoed, komt in de beenderen uit, zegt een Engelsch
spreekwooid, en zij zou ten minste zorgen, dat haar
Koen geen vorkeerde dingen deed, doordien hy
gebrek aan geld had.
Bij zulk eene moeder-lyke bezorgdheid, welke Koon
ten volle wist te waardeeren, zooals een zilversmid
een oud stuk zilver doet, maakte Koen groote pro-
grossen in 't biljarten, fijne sigaartjes rooken,
meisjes van dubbelzinnige reputatie naloopen, bit
tertjes en half en halfjes drinken in alles, behalve
in de kantoorzaken, en werd hy een perfecte dandy,
dien men geregeld met een stuk glas in zyn oog
(hoewel hy kortzichtig noch verziende was) in 't
een of andere koffiehuis in de Kalverstraat kon
zien zitten; waar hij even geregeld (ten einde zijne
politieke en handelskennis uit te breiden) 't week-
nummer van Asmodée las en zyne vaste partytjes
biljart maakte, zoodra zijne koffiehuisvrienden of
andere liefhebbers verschenen. En zóó trad Koen
lijs negentiende jaar in.
Papa echter, die te voel vorstand had om dat
leven'je goed te keuren, besloot den knaap, al was
't maar voor een jaar, uit de omgeving te rukken,
waarin hij reddeloos moest verloren gaan. Hy zocht
dus voor hem in Rotterdam een kantoor en slaagde
er in, hem daar onder streng opzicht te plaatsen.
Indien dat plan tot uitvoering was geraakt wel
licht ware Koen nog terecht gekomen. Ongelukkig
echter ontnam, weinige dagen vóór Koen naar
Rotterdam vertrekken zou, een hevige typhus den
zorgzamen man en vader op 't onverwachts aan
de zynon, en mevrouw de weduwe Robbehaar was
veel te bedroefd, om haar lieveling, den eenigen
man, dien zjj nu in huis had, te missen kortom
zij schreef de zaak in Rotterdam af en Koen, die
reeds van zyn kantoor af was, kroeg met moeite
een ander.
Nu papa dood was, begreep Koen, dat het hek
van den dam was en dat hjj kon doen, wat hem
lustte. Met hetgeen hy op zijn kantoor verdiende en
wat moeder hem toestopte, kon hy niet toe hij
maakte dus schulden, die mama moest betalen, als
zy niet wilde, dat zoonlief in de kast zou worden
gestopt, 't Ware misscgien niet kwaad voor hem
geweest, dat zy hem eons eonigo weken in de
gyzeling had laten brommen. Maar hoe had zy dat
van haar hart kunnen verkrijgen?
Kortom de knaap, die eens brutaal had mogen
zijn tegen zijne onderwijzers, word hoe langer hoe
brutaler en onbeschofter tegen zijne moeder, en
deze, die nu zelf hare verkeerdheid begon in te zien
en wel begreep, dat zjj, als zij zóó voortging, zich
zelf en hare beide dochters doodarm zou maken,
had geen geestkracht genoeg, om met behulp van
don toezienden voogd van haar recht als voogdes
gebruik te maken; zy was bang voor haar
z o o n1
Toen Frits eene week op 't kantoor van de heeren
Trap en Co. was geweest, had hy tot zichzelf ge
zegd: „ziezoo, jongen! nu weet je, wat er alzoote
koop is: als je nu vooruit wilt komen, dan is 't
jouw zaak, dat je er voor zorgt." En met dat edelo
bewustzijn van eigen kracht en eigen wil, met dat
vaste voornomen om zelf zich een weg te banen,
bakende hy zich een spoor af. Dat had hij te danken
aan de opvoeding, hem door zyn® moeder gegeven.
De goede vrouw had nooit van Niemeyer ofPesta-
lozzi gehoord; alleen de behoefte en haar gezond
■verstand hadden haar systeem van opvoeding ge
regeld. Drie lessen had zij haren Frits altijd door
eigen voorbeeld ingeprent. De eerste was: laat geen
oogenblik verloren gaan, dat je tot uw nut kunt
aanwendon met andere woorden: tyd is geld.
De tweede: wacht niet op de hulp van anderen,
maar help u zelf, en God zal je verder helpen;
de derde: wees onderdanig aan die boven je gesteld
zyn en eerbiedig uwe meerderen. En Frits had
altyd gevoeld, dat die lessen van zyne brave moeder
goed waren; ook nu bracht hy ze in praktijk. Hy
voelde 't, dat er kans voor hem was, om in de
wereld vooruit to komenmaar ook, dat er dan
gewerkt en geploeterd moest worden. Wat hem
ontbrak, was de kennis der vreemde talen. Die
moesten worden aangeleerd. Hij zonderde een ge
deelte van zyn salaris af en nam by een goeden
meester les, eerst in 't Fransch, toen in 't Engelsch,
daarna in 't Duitsch. En daar hy een vlug begrip
en een uitmuntend geheugen had, daar de gronden
voor de taal op de armenschool degelijk gelegd
waren en hij bovendien er zich met de borst op
toelegde, was hij die talen spoedig machtig. De
eerste boekhouder van 't kantoor, die den vlytigen
en bescheiden jongeling gaarne lyden mocht, onder
wees hem in 't Italiaansch boekhouden. En zoo gaf
de jongen van de openbare armenscholen zichzelf
eene opvoeding, welke hem door noeste en onafge
broken arbeid tot eene hoogte bracht, die des te
meer verzekerd was, omdat zij op hechte grond
slagen rustte on do vrucht was van eigen inspan
ning. En wat hjj daarbij won? Zeker kon hij niet
zoo fijn biljarten als Koen en was hy een vreem
deling in de koffiehuizen. Maar hy kreeg door dat
alles oene beschaving, die hy noch op de armen
school, noch in 't huis zijner moeder had kunnen
opdoen, en bezat daarbij eene deugd, zeer bijzonder
in een jongeling, die zich uit zyn stand in de hoogte
had gewerkthjj was in 't geheel niet verwaand.
Zeven jaren lang was hjj op 't kantoor der firma
Trap en Co. geweest. Hjj had alle rangen door-
loopen en was sedert een half jaar tweede boek
houder; toen hjj op zekeren dag in de kamer van
zijne patroons word ontboden en hem een voorstel
werd gedaan, zoo eervol en voordeelig als er een
wezen kon.
't Huis Trap en Co. had een kantoor te Batavia,
onder 't bestuur van den derden compagnon. Nu
had men met de mail tijding ontvangen van 't
overlijden van dien compagnon en was van andere
zjjden gewaarschuwd dat de zaken daar tamelijk
in de war waren. Zoozeer bezat Frits het ver
trouwen zjjner superieuren, zoozeer had hjj zich
in hunne zaken en hunne belangen weten in te
werken, dat zjj den drie-en-twintigjarigen jonge
ling het voorstel deden, om als hun gevolmach
tigde met de „eerstvolgende" mail te vertrekken
en de zaken daar in orde te brengen of te liqui-
deeron, al naar hjj ze bevond.
Frits hoorde het voorstel met verbazing aan.
Zooveel vertrouwen dat was te veel. Hjj sloeg
het voorstel echter niet af, maar verzooht, zich tot
den volgenden dag te mogen bedenken en er moeder
eens over te spreken, 't welk natuurlijk werd
goedgevonden.
Moeder Ronzel zette groote oogen op, toen haar
zoon 't haar mededeelde. "Wel zou 't haar veel
kosten, haar jongen zóó lang te moeten missen,
maar zij begreep zeer goed dat het tot zjjn volgend
welzjjn was en daarom zei zo, al was 't dan ook
met tranen in de oogen
„Je moet gaan, Frits. Dat is de weg, welken de
Voorzienigheid je aanwjjst. En als God het wil, dan
hopen we elkander nog eens woer te zien."
Maar Clara zeide niets, en Frits vond haar zoo
geheel anders dan gewoonlijk. Want, ofschoon ze
vrooljjk poogde te zjjn als altijd, 't was net alsof
die vroolykhoid gedwongen was, en als ze haar
gewone deuntje zong, had het er veel van, of haar
keel verroest was. Ja, Frits had haar reeds twee
malen betrapt, dat er tranen in haar oogen stonden.
Maar lijj was na den middag weer naar 't kantoor
gegaan, zooals gewoonlijk. En toen hjj daar zoo
zat, was 't hem zoo vreemd te moede, 't Was of
hjj Clara's naam aan 't hoofd van ieder folio zag
staan, en, toen hjj naar den ouden, eersten beek
houder keek, meende lijj ook tranen in 's mans
oogen te zien, ofschoon hy dat mis hadwant de
oogen van oude boekhouders tranen alleen, wanneer
zjj verkouden zyn. Integendeel, de goede man glim
lachte, toen hjj de verstrooiing van zjjn collega zag
(want ook hij wist van de zaak niet van Clara,
maar van Batavia) en hy begreep wel, dat er op
dit oogenblik andere dingen door dat hoofd maalden
dan rekeningcourant- en faktuurboeken.
Toch wist hjj niet, dat er in het hoofd en in het
hart van den jongeling, dia daar bjj hem voor den
lessenaar zat, een proces-verbaal werd opgemaakt
van gevoelens, waarvan nooit rekenschap was ge
geven, omdat ze niet bekend waron. Hjj wist niet,
dat daar in dat hart eene balans werd opgemaakt,
die over jaren liep en waarop alle posten voorkwa
men, sedert al die jaren maar in een kladboekje
genoteerd en nooit in 't journaal gebracht. Had hij
't geweten, de oude man, dan had hjj gezegd„De
boel zal wel sluiten; daar ben ik zeker van." Want
Frits was een goed boekhouder en daarenboven
zjjn leerling. Maar in 't rijk vdn Cupido had hy