N°. B366. X>iii®dao" M[ei. A0. 1887. Dit nummer bestaat Hit Yier Bladen. Een dringend landbouwbelang. §tze fioarant wordt dagelijks, met aitzondertag van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 28 Mei. PRIJS DEZER COURANT: ^ct^r Voor Leiden per 3 maanden1.19. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommcrea 0.05. PRIJS DER AD "VERTENT IEN Van 1—6 regela ƒ1.05. Iedere regel meer 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas- eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. De waarde onzer zuivelproducten op de buiten- landsche markten is voor de welvaart van ons land van zooveel gewicht, dat men nooit genoeg kan aandringen op het nemen van maatregelen, die de teruggaande beweging in deze kunnen doen ophouden en een nieuw tijdperk van vooruitgang openen. En al zou dan honderdmaal tevergeefs hetzelfde worden gezegd, men herzegge het zoolang, totdat het doel bereikt is. "We zijn nu eenmaal „een volk van boter"; misschien niet precies in den zin als be doeld werd door zekeren Spaanschen landvoogd, be- faamder gedachtenis; maar in die beteokenis, dat veeteelt en zuivelbereiding tot de hoofdbronnen van ons bestaan te rekenen zijn. Wat voor Indië de koffie- en de suikerprijzen zijn, nl. de thermometers van den algemeenen welstand, dat zijn voor Neder land de prijzen van de boter aan de Londen- sche markt. Welnu, de berichten daaromtrent zijn verre van bemoedigend. Telkens vermindering, en dat niet tegenstaande de prijzen van de Deensche boter niet slechts hun standpunt handhaven, maar zelfs neiging tot rijzen vertoonen. De omvang van den handel houdt daarmede gelijken tred; de aanvoeren uit Nederland komen in steeds ongunstiger verhouding tot de geheele productie. Als het zoo voortgaat, zal weldra onze boter een artikel worden van uit sluitend binnenlandsche consumptie. Dan zullen we wel goedkoope boter nuttigen, zóó goedkoop zelfs, dat de margarinefabrieken er niet mode kunnen concurreeren, maar ten koste van de welvaart van onzen goheelen landbouwenden stand. Is dat punt eenmaal bereikt, dan is verheffing eene onmogelijke zaak geworden. De hedendaagsche handel vraagt producten van eene bekende, bepaalde, onveranderlijke hoedanigheid. De koopman en makelaar kunnen onmogelijk elke aanbieding, die hun gedaan wordt, onderzoekenzy moeten vooraf weten, wat hun te koop wordt ge presenteerd. Als tien producenten afzonderlijk aan bieden, dan bestaat de risico, dat er een of twee leveringen van minder goede soort ter markt komen, en het spreekt vanzelf dat dit gevaar don afnemer behoedzaam maakt. In lageren pry's moet dan een équivalent voor de meerdere verlios- kans gevonden worden. Dat begrijpt men hier te lande volstrekt niet. Elk gaat zijn eigen gang en stoort zich weinig aan zyn buurman. Van eenheid in de boterbereiding is geen sprakeslechts zeer bescheiden proeven zyn op dat gebied genomen, die, omdat zy nog te veel op zichzelf staan, op den handel van geenerlei invloed zijn. Is misschien Denemarken gezegend met natuur lijke hoedanigheden van klimaat en bodem, waar door zyn product beter moet zijn dan het onze? Deskundigen van onbetwistbare bevoegdheid ont kennen dit. Zy beweren dat hot gras van onze malsche weiden nergens ter wereld wordt over troffen, wat de voedende eigenschappen met be trekking tot het botergehalte van de molk aangaat. De quaestie is maar, die boter zóó volkomen af te zonderen dat alle andere bestanddeelen van de melk achterblijven, en in zulk een toestand, dat het product bewaard kan worden zonder verandering te ondergaan. De gewone bewerking, zooal3 die op de meeste boerderijen wordt toegepast, is daartoe onvoldoendemen krijgt dan eene vermenging met achtergebleven melk en kaasstof, welke de boter spoedig doet bederven. Om het verlangde resultaat te bekomen, zyn meer samengestelde inrichtingen, zijn meer werktuigen, is meer kennis en handig heid noodig, dan waarover éón landbouwer kan beschikken. Alleen van samenwerking is verbetering te verwachten. Zonder coöperatieve veroenigingen tot boterbereiding komen we niet, waar we wezen moeten. Eén man, toegerust met de noodige theo retische kennis en practische bekwaamheid, en ter wiens beschikking de inrichtingen en werk tuigen worden gesteld, welke de wetenschap aan do hand doet, moet voor al de lpden der vereeniging het werk verrichten. Zijn er oohmaal verschillende dergelijke vereenigingen, dan kunnen zy zich met elkander in betrekking stellen, ten einde eenheid to verkrijgen in qualiteit en kleur. De buitenlander zal dan weten dat hy geen kat in den zak koopt, wanneer hij het handelsmerk van de vereeniging als waarborg erkent. Op het voorbeeld van Denemarken moeten wy dan een flink georganiseerd agentschap te Londen heb ben, dat de belangen der coöperatie met ijver en nauwgezetheid behartigt, en alles in het werk stelt om den toegang tot de markt te verruimen, om de koopers op de hoogte te brengen. Met den ouden sleur, zoowel in fabricatie als handel, moot gebroken worden, hoe moeilijk het sommigen ook moge vallen, zich op nieuwe banon te begeven. "We spraken hierboven van theoretische kennis en practische bekwaamheid; doch wanneer men ons nu de vraag deed, waar deze moeten verkregen worden, dan zouden we, helaas! het antwoord niet kunnen geven. Dat is beschamend. We begrijpen niet, hoe de Re geering, die een geopend oor moet hebben voor elk volksbelang, eiken aandrang tot regeling van het onderwijs in zuivelbereiding met een kalm stilzwij gen en een rustig nietsdoen beantwoordt of liever onbeantwoord laat. Ja, men zou eenige goed ontwikkelde jongelui, bijvoorbeeld gediplomeerden van de Rijks landbouw school, naar Denemarken of naar de Duitsche Oostzeeprovinciën kunnen zenden, om daar de kunst te leeren. Doch daarmee zou slochts in een klein deel der behoefte zijn voorzienbovendien, voor eene natie, die vroeger op allerlei gebied voorgangstor is geweest, mag het niet eervol heeton, thans in den vreemde te moeten schoolgaan. Indien de Re geering kon besluiten, ten minsto ééne model-school voor zuivelbereiding op te richten, dan ware in ons land wel een voldoend aantal mannen te vinden om er een leeraarscorps uit samen te stellen; bin nen weinige jaren kregen we daardoor een personeel van botermakers, dat aan onze landbouwnijverheid belangryke diensten zal bewijzen. Men zegge nietdat is eene zaak voor particu lieren of voor landbouwvereenigingen, hoogstens voor gemeente of gewest. Laat het tot op zekere hoogte toegegeven worden, dat de rechtstreeks belanghebbenden het eerst de hand aan den ploeg moesten slaan; zy doen dit nu eenmaal niet, en wanneer we den kostbaren tyd laten voorbijgaan met hun dat te verwijten, komen we geen stap verder. Misschien, als eenmaal de modelschool er is, dat dan ook het particulier initiatief wordt wak ker geschudmisschien ook, dat de daar gevormde leerlingen, zich over het land verspreidende, de sluimerende geestkracht zouden weten aan te vuren, en dat zy elk voor zich aan de oprichting van particuliere scholen, ingericht naar locale behoefte, een stoot konden geven. Wat wy vragen, is slechts een zeer bescheiden begin. Heeft de Regeering geen hart voor deze zaak? Zy, die eene Landbouw-commissie in het leven riep om ingelicht te worden omtrent de maatregelen, die genomen kunnen worden ten einde verbetering te brengen in den toestand van den landbouw, staat boven die verdenking. Wat is er dan, dat haar weerhoudt? Wacht ook zij op het initiatief van gemeentelyke of provinciale besturen, om dat desgevraagd met subsidie te ondersteunen? Maar er is reeds zoolang gewacht, en het getij verloopt al meer en meer, eene Regeering, die door eene kloeke handeling het algemeen welzyn kan bevorderen, behoeft niet te toevenzy ga vóór. Zijn er redenen van financiëelen aard, kan er geen post voor op de begrooting gebracht worden zonder gevaar dat de last te bozwarend zal worden voor de schatkist? Wy vertrouwen, dat een behoorlijk uitgewerkt plan met toejuiching zou worden ont vangen. Of, indien de Regeering aarzelt, om wolke reden dan ook, zou er dan geen enkel lid der Volksvertegenwoordiging bereid zyn om deze ge wichtige zaak tot de zijne te maken? Dat zyn slechts vragen, moge do naaste toe komst er een bevredigend antwoord op geven. Het verloren terrein moet, het koste wat het wil, her overd wordendat is een nationaal belang, van welks gewicht zelfs die stedeling, wiens voorstellingen omtrent landbouwaangelegenheden aan helderheid te wenschen overlaten, overtuigd zal zyn. Heden werd de algemoene vergadering van aandeelhouders in de Leidscho Duinwatermaat schappij, onder voorzitterschap van den heer L. M. Do Laat de Kantor gehouden. Uit het verslag door den directeur, mr. W. Van- der Vliet, uitgebracht, blykt dat watertoren, hoog- reservoir, ketels en machines zich in zeer goeden toestand bevinden. Door de werken in 1886 uitgevoerd, is de capa citeit van de kanalen en reservoirs aanmerkolyk vermeerderd, zoodat de toovoer van water voor het vervolg verzekerd is. Het water was gedurende het geheele jaar vol doende aanwezig en van de beste hoedanigheid, wat uit een rapport van dr. De Loos wordt bevestigd. De buisleiding werd verlengd met 2533 meter, zoodat de totaio lengte bedraagt meer dan 36,477 meter. Het aantal contracten is mot 313 vermeerderd. Uit het finantiëel verslag blykt, dat de zuivere winst, na afschryving, zooals gewoonlijk bedraagt 36,279.19 en aan aandeelhouders boven de rente van vyf ten honderd eene extra-uitdeeling van 3/4 pet. kan uitgekeerd worden, zynde f 57.50 per aandeel van duizend gulden. Aan de gemeente Leiden wordt volgens de concessie de som van ƒ6750 uitgekeerd. Nadat de balans was goedgekeurd, werd door den heer P. L. C. Driessen gevraagd of by het sluiten van contracten buiten de gemeente Leiden, ook mogelykhoid kan bestaan dat de inwoners van de gemeente geene genoegzame hoeveelheid water zouden kunnen bekomen. Door de directie werd hierop geantwoord dat de werken in de duinen nog steeds uitgebreid kunnen worden, dat slechts een klein gedeelte van de beschikbare gronden.' wordt gedraineerd, dat de machines meer dan het dubbele van hot thans aangevoerde water kun nen oppompen, en de capaciteit van de buizen nog tot veel grootere aflevering kan medewerken, dat het niet in het voornemer der directie ligt om alle omringende gemeenten van water te voorzien, maar alleen die huizen in de onmiddellyke nabij heid van Leiden, welke als het ware aan het grondgebied der gemeente grenzen, altyd in zoo verre de Gemeenteraad van Leiden daartoe de benoodigde vergunning verleent. Er behoeft dus geen vrees te bestaan dat er geen genoegzaam water of geen voldoende druk te Leiden zal zyn.zelfs by eene veel grootore uit- uitbreiding als tot nu toe heeft plaats gehad. Gedurende de vorige week zyn dagelyks in de Stedelyke "Werkinrichting alhier opgenomen van 36 63 volwassen personen en van 6 10 kinderen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 1