8349. T^aaiiclass; O iMjei. A°. 1887. Dit summer bestaat uit Drie Bladen. ORDE. (§eze feourant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 7 Mei. PRIJS DEZER COURANT: Too» Leiden per 8 maanden.1.10. France per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inoas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Indien de klachten over onhebbelijkheden van een zekor aantal leden van hot opkomend geslacht uitsluitend werden aangeheven door lieden, die de zon niet in het water kunnen zien schijnen, dan zouden we die klachten voor kennisgeving kunnen aannemen en onzes weegs gaan. Maar men hoort ze ook,-en alles behalve zelden, uit den mond van hen, die zielsveel van kinderen houden; die hart hebben voor den Hollandschen knaap met open, guitachtige oogendie zich ver kwikken aan den levendigen aanblik van het onge dwongen spel, en van hun eigen jeugd zulke frissche herinneringen overhielden, dat zij ze gaarne over brengen op het jonge goedje, dat om hen heen dartelt. Als deze menschen klagen, zich ergeren somtijds, dan is het bedenkelijk, en moeten allen, die belang stellen in de toekomst van ons volk, niet huns weegs gaan zonder ten minste even over de zaak te hebben nagedacht. Als we hier van het opkomend geslacht spreken, dan bedoelen we geen bepaalde groep, door woon plaats of maatschappelijke positie der ouders van de andere groepen onderscheiden. Zijn er misschien redenen, om de dus genaamde straatjeugd, kin deren. die wegens gebrekkig toezicht of andere oor zaken een gedeelte van den dag onder den blooten hemel doorbrengen, met meer nadruk aan te wijzen, tusschen hen en de meer bevoorrechten bestaat in dit opzicht slechts een gradueel verschil. Onder beide soorten heeft men goede en minder goede elementen, al is hot percentcjjfer niet overal hetzelfde. De vraag is ook niet, of het zooveel slechter is gesteld dan vroeger. Statistieke opgaven laten ons hier in den steek, ex persoonlijke indrukken zijn zeer onvertrouwbaar. En in elk geval, ieder volgend geslacht moet in alle opzichten beter zijn dan het vorige, dat is de onafwijsbare voorwaarde van den zedelijken vooruitgang. Men noeme du3 eenvoudig slecht, wat niet deugt, en trachte niet het te vergoelijken. Ver gelijkingen kunnen daarbij best gemist worden. 't Is opmerkelijk, - allerlei dingen, waaronder de eenvoudigste, moeten geleerd worden; aan het instinct wordt zoo goed als niets overgelaten. Op ééne uitzondering na: begrippen van betamelijk heid schijnen sommige ouders de moeite niet waard te achten; die moeten maar van zelf komen. Doch als ze nu niet komen? Waarom niet langs den meest doelmatigen, dat is, den aanschouwelijken weg, den kinderen, zoodra zij eenig besef van de dingen om zich heen ver krijgen, - dus heel vroeg, - geleerd, hoe zjj zich in de verschillende omstandigheden, welke zjj gaan deweg doorleven, te gedragen hebben? Hot aller eerst ontwaakt by kinderon.de zucht tot navolging; welnu, op voortreffelijke wjjze kan daarvan party worden getrokken door te zorgen dat zjj niets verkeerds zien. En dan is de eerste phase der opvoeding die van de stipte gehoorzaamheid, zon der meer. Deze stelling zal misschien niet worden toege geven door do voorstanders eener dusgenaamde vrjje opvoeding. Wat men daar eigenlijk onder te verstaan heeft, is voor hen, die weieens over de zaak praten, eeno verborgenheid, en onder ons- gezegd, bezigen zjj het vaak tot een voor wendsel, om zich aan de vervulling hunner moei lijkste taak te onttrekken. Zjj vleien zich met do verwachting dat later alles wel terecht zal komen, als men de kinderen zoo'n beetje laat begaan. Anderen beworen, het werk der opvoeding eerst te kunnen beginnen, als het verstand genoegzaam is ontwikkeld om te begrijpen. Ziet ge, de kinderen moeten weten, waarom men hun iets oplegt, of iets anders ontraadt; (van gebieden of verbieden wil men liever niet gesproken hebben, dat klinkt zoo despotisch I) men moet er over kunnen redonoeren. Wij gelooven dat men op die manier wel neus wijze babbelaars zal aankweeken, die, als zjj ge plaatst worden tusschen de keus, hun eene als niet passend verklaarde handeling te doen of na te laten, eenvoudig hun égoïsche neiging zullen vol gen, maar geene knapen en meisjes, die zich door de gewoonte goede zeden hebben eigen ge maakt. Wij meenen dat de aanvang van het grooto werk te laat wordt gesteld, als men daarmede wacht tot het oordeel des onderscheids, geljjk men dat pleegt te noemen, gevormd is. De eerste periode der zedelijke opvoeding moet dan zyn doorloopen; en zelfs in de tweede, die, waarin het pas geeft de rode als bondgenoot te betrekken in den strijd tegen het onwelvoeglijke, blyft nog de stipte ge hoorzaamheid aan de voorschriften van den plicht eene gewichtige plaats innemen. Daar zjjn er ook, die voor deze dingen het man daat, hun opgedragen, endosseeren op de school. „Opleiding tot maatschappelijke en christelijke deugden" staat er in de onderwijswet, welnu, dat moet daar dan maar gebeuren. Ook wjj zyn van oordeel, dat die eisch moet ge handhaafd worden. Een onderwijzer, die van zjjne leerlingen geene onbepaaldo gehoorzaamheid oischt, en het met de betamelijkheid in uitwendige ge dragingen niet zeer nauw neemt, doet te kort aan zjjne roeping. Met alle hom ten dienst staande mid delen moet hy dien eisch kracht bijzetten, tevens zorg dragende, dat hy zynen leerlingen de vervulling van hetgeen hjj van hen verlangt, zoo aangenaam mogeljjk maakt. En onder die middelen is eigen trouwe plichtsbetrachting, als levend voorbeeld, nummer één. De kindoren bomerken al heel spoedig als er in dit opzicht iets hapert. Het spreekt vanzelf dat de ouders zorg moetèn dragen, het gezag der mannen en vrouwen, aan wie eene zoo gewichtige taak is opgedragen, te steunen. Wie, die een huis laat bouwen, zal het in zijn belang achten dat hij de gereedschappen en bouwstoffen der werklieden onbruikbaar maakt of wegstopt De vraag, of met deze noodzakelijkheid steeds rekening wordt gehouden, kunnen wjj echter niet met een gerust gemoed bevestigend beantwoorden. In menig gezin behoort critiek op de daden der onderwijzers tot de dagelijksche onderwerpen van gesprek, en wat er dan van de gehoorzaamheid overblijft, is bitter weinig. En dan die zoogenaamde guitenstukken, die voor sommige menschen eene bijzondere aantrekkelijk heid schijnen te bezitten, zóó zelfs, dat we eens een vader hebben hooren schateren van pleizier, toen zjjn veelbelovend zoontje vertelde dat hjj in de school den hoed van zyn onderwijzer met een brandenden lucifernu ja, zoo'n alias't is maar goed als er wat inzit, in de jongenspapa is in zjjn tjjd ook geen brave Hendrik geweest, en dan volgt or soms een verhaal van ongeveer geljjk allooi, waarmede zoonlief nog lang allo denkbare slechte streken zal kunnen wettigen. Als we eens konden goedvinden, onzen kinderen van jongsaf deze eenvoudige waarheid in te prenten, dat zjj nooit iets mogen doen, waardoor een ander nadeel of leed ondervindt? Wjj vertrouwen, dat we dan een goed eind op streek zouden geraken om vei keerdheden uit de handelingen van het jonge geslacht te weren. Op dit stevig fundament kan dan de zedeljjke opvoeding vorder worden gebouwd, want de eerstvolgende waarheid, die dan zeer ge makkelijk ingang zal vinden, is niet meer negatief; zjj is het stellig voorschrift, don modemensch lief te hebben, in zjjn belang werkzaam te zjjn, kortom, de inachtneming van het hoogste gebod, naast de liefde tot het Opperwezen den mensch ooit gegeven, en waarin alle zedewetten zijn geresu- meord. Het is meermalen gezegd en kan niet vaak genoeg herhaald wordenDe bron van al het goede in de maatschappij is te vinden in het huisgezin. Maar ook het kwade vindt daar zyn oorsprong. En wie van ons wil medewerken, om hot menschelyk geslacht beter, en dus gelukkiger te maken, weet waar te beginnen. Orde het uitwendig kenteeken van plicht gevoel, is van dien beschavingsarbeid, waaraan niemand vreemd mag bljjven, het uitgangspunt. Een ander is ondenkbaar. Het voorstel van ons Dagelijksch Bestuur be trekkelijk de plaatsing van een gedenksteen op de plaats van de ramp werd in de Raadaeitting van 17 Maart jl. op voorstel van den heer Du Rieu aangehouden, ten einde de Commissie voor het Stedelijk Museum in de gelegenheid te stellen een plan, dat in den boezem dier Commissie was ont worpen, in te dienen. Na mededeeling van dit besluit aan de Commissie is door haar thans een rapport ingediend, waarin het plan in overweging wordt gegeven een voor werp afkomstig van de ramp, en wel het looden tegenwicht van den mast van het kruitschip, op een steenen voetstuk te plaatsen in het Park ter herinnering aan het feit der verwoesting. [Volgens deze commissie zou de stads-architect wel zorg dragen, dat het gebrekkige worde aangevuld een altaar style empire met guirlandes en medail lons, waar bovenop als reliquie, het stuk lood ligt dat aan de stad werd geschonken. Op het stuk lood is een koperen plaat geklonken, vermeldende de vondst in den tuin „Groenhoven", aan den Witten Singel. Dit stuk is na de ramp op de plaats twee meter diep opgegraven en op een paal geklonken als gedachtenis bewaard, later overgebracht haar het Stedelijk Museum, waar het onder No. 2666 van den catalogus is beschreven. Op den gedenk steen kan dan vermeld staan: „Tegenwicht van den mast van het kruitschip, gevonden op het bui tengoed Groenhoven, ter herinnering aan de ramp van XII Januari 1807, naar de plaats des onheils overgebracht 1887", welk opschrift over de vier medaillons kan verdeeld worden. De commissie stelt zich voor, dat de steen 125 cM. hoog en 63 cM. broed zou kunnen zjjn. Zjj zou wenschen dat het voorwerp uit één brok blauwen hardsteen werd ge houwen, dan is de kubieke inhoud ongeveer M'; daar do prijs van een M3. behouwen hardsteen ongeveer f 250 bedraagt, meent zjj dat, daar geen bijzondere kunstvaardigheid voor dit werk vereischt wordt, dit voor dien prjjs, goed kan worden ge leverd. Wil men het werk verfraaien, dan make men de medaillons van wit warmer, geljjk dat in het begin onzer eeuw, voor dergeljjke zaken, zeer dikwijls gebeurde. Een eenigszins verheven grint- bodem is het eenige wat by het opstellen vereischt wordt. Men plaatse het zoo in het Park, dat men er rond loopen kan.] B. en Ws. hebben met groote belangstelling van dit advies der commissie kennis genomen en zijn overtuigd dat het daarin ontwikkeld denkbeeld ongetwijfeld ernstige overweging zou verdienen, wanneer men een gedenktoeken aan de ramp wenschte op te richten. De vraag zou dan evenwei kunnen rjjzen of hot door de commissie bedoeld overblijfsel van het kruitschip niet meer eigen aardig te huis behoort in het Stedelijk Museum, zijnde de aangewezen plaats voor de bewaring van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 1