Öit Dommer bestaat Bit Twee Bladen
Leiden, 12 April.
Thans is de Hortus aan do noordzijde voorna
melijk door do Doelenkazerne, aan de oostzijde door
liet Universiteitsgebouw, ten zuiden door het Obser
vatorium en ton westen door het Singelwater
begrensd.
Dat de ruimte van p. m. 2!/j Hectare, by de
verbazende uitbreiding welke de plantencultuur
voornamelijk in de laatste halve eeuw verkreeg,
sedert de vergrooting van 1817 te beperkt, veel
te beperkt is geworden, laat zich gemakkelijk
begrijpen. Eene nieuwe uitbreiding ware thans
alleen mogelijk over den Singel. Technische bezwa
ren bestaan daartegen niet, maar het laat zich
toch wel aanzien dat dit vooreerst een vrome wensch
zal blijven. Trouwens, van vrome wenschen weten
de direction van al onze Academische instellingen
te spreken1
To verwonderen is het dan ook niet dat ver
scheidene andere, veel jongere botanische tuinen
in landen of steden, waar men over ruimere mid
delen te beschikken had, den ouden Leidschen
Hortus voorbijstreefden. Er was zelfs geen denken
aan te trachten dezen in hun vlucht bjj te houden.
Alles kwam dus hierop aan, te zorgen dat de naam
Hortus-academicus Lugduno batavus steeds
allerwegen denzelfden goeden klank behield van
vroeger; dat men niet, terende op ouden roem, dien
volkomen opteerde, om wellicht weldra tot de
beschamende erkenning te moeten komen, niet
genoeg met de voor dezen tijd bekrompen middelen
gewoekerd te hebben, ten einde bjj voortduring
eene eereplaats waardig te blijven onder de zuster-
inrichtingen van den eersten rang. "Wat men miste
aan uitgestrektheid, aan grandiositeit tevens, moest
steeds zooveel mogelijk vergoed worden door be
langrijkheid.
Het is niet aan ons te verklaren in hoeverre men
daarin slaagde, maar toch mogen wjj met vrij
moedigheid zeggen, dat onze betrekkelijk kleine
Acadeinietuin allerwege nog altjjd goed staat aan
geschreven, dat hij onze Universiteit geen onoer
aandoet en steeds met de belangrijkste in Europa
wel niet gelijkgesteld, maar toch in één adem ge
noemd wordt.
Hiermede kunnen wij, en kan elk, die in onze Hooge-
school belang stelt, voor het tegenwoordige tevre
den zijn.
In tegenstelling met wat anders regel is, was
hier van veroudering geen sprake. Hoe oud onze
Academietuin is, hij bleef zijne roeping getrouw on
zoo goed mogeljjk aan zjjne bestemming beant
woorden. Deze is in de eerste plaats de hulpmid
delen te verschaffen voor het botanisch onderwijs
niet alleen, maar ook en vooral voor de beoefening der
kruidkunde in den ruimsten zin, waartoe men, vooral
ook door het door den hoogleeraar W. F. R. Suringar,
die prof. De Vriese, na diens overlijden, in 1862, in de
directie opvolgde, uitmuntend ingerichte botanisch
laboratorium, aan onze Hoogeschool eene inder
daad benijdenswaardige gelegenheid vindt. Maar nog
eene andere bestemming heeft de Hortus, en wel de
bezoekers in de gelegenheid te stellen kennis te
maken met het plantenrijk, zooals dit zich in zjjn
rijkdom van vormen in verschillende wereldstreken
ontwikkelde; eene aanschouwelijke voorstelling te
geven van de tallooze plantvormen, die allerwege
de aarde bekleeden, die producten leveren voor
volksvoeding, voor de geneeskunde, voor handel en
nijverheid.
Behoeven wjj het te zeggen, dat, met hot oog
op dit alles, de eischen tegenwoordig aan een bota-
nischen tuin van eenige beteekenis gesteld, veel om
vangrijker zjjn, dan zelfs maar een groote halve eeuw
geleden? Is het noodig er bij te voegen dat, waar
men zooveel mogelijk tracht in zóóverre den tjjd
in zijne snelle en alles wijzigende vaart bjj te houden,
als noodig is om aan die verschillende eischen te vol
doen, die der aesthetiek eerst in do laatste plaats in
aanmerking kunnen komen, al worden ze daarom niet
veronachtzaamd? Dit vooral mag bjj het bezoek
van welken botanischen tuin ook, niet uit het oog
verloren worden.
Konden ze eens opzien, de mannen, die in de
drie laatst verloopen eeuwen hunne beste krachten
aan onzen kruidtuin gewjjd hebben! Konden ze
zich op dezen feestdag eens vergewissen wat zjj,
die hen opvolgden, hebben gedaan voor en met
de inrichting, welke hun zoo dierbaar was! Ver
wonderen zouden zjj zich zeker, in meerdere of
mindere mate, al naar de dag van hun verscheiden
korter of verder achter ons ligt; 't zou aan het
meerendeel hunner aanvankelijk heel wat moeite
kosten zich er in te orienteeren, zich te verplaatsen
in toestanden zoo golieel vreemd aan hunnen werk
kring, aan hunnen tijd, zich weer thuis te ge
voelen waar ze toch vroeger zoo geheel thuis
waren, maar waar thans duizenden hun onbekende
planten hen zouden omgeven. Dit echter mogen we
met gerustheid veronderstellen, als ze zich eenmaal
eenigszins op de hoogte hadden gesteld, zouden ze
tevreden zjjn.
Bij hot vele dat ons ontbreekt, moge deze over
tuiging ons op dezen herinneringsdag tot opge
wektheid stemmen.
Linnaeus noemde de kruidkunde de „beminnelijke
wetenschap" bjj uitnemendheid; aantrekkelijk als
de botanie is voor hare beoefenaars, zjjn dit ook de
botanische tuinen, welke als haar domein kunnen
beschouwd worden, voor allen, die gaarne den
rijkdom der natuur in het plantenrijk bewonderen,
waartoe zeker geene betere gelegenheid bestaat
dan eene inrichting als deze. Ook' dit moge altjjd zoo
voortduren. Met onze Universiteit bloeie ook steeds do
Hortus; hij zjj en bljjve er bjj voortduring een der
schoonste en meest gewaardeerde sieraden vanW.
Ook het laatste der dezen winter in de Stads-
zaal gegeven zeven volksconcerten was goed be
zocht en voldeed niet minder dan zjjne voorgangers
aan de verwachtingen, dank zij de blijkbaar bijzon
dere zorg waarmede het programma vooral voor
deze gelegenheid was samengesteld. Het bood naast
veel schoons, tevens veel verscheidenheid, zoodat
het „elk wat wils" duidelijk sprak. Voegt men
daarbjj, dat met de uitvoering zoowel der orkest-
nommers als der solovoordrachten van de heeren
S, Prinsenberg (viool) en J. Oostelaar (oboë) buiten
gewone bjjval werd verworven, dan kan de gevolg
trekking niet anders dan gegrond zijn dat de heer
Mann door het geven dezer concerten aan een door
velen gekoesterden wensch is tegemoet gekomen.
Er waren genotvolle uren bjj, welke hjj met zjjn
door hem zoo hervormd corps heeft aangeboden:
en dat men daarvoor dankbaar is, mocht hjj niet
enkel reeds uit de hartelijke toejuichingen opmerken,
maar zal hij bovendien zeer zeker ook den volgenden
winter door eene nog grootere deelneming onder
vinden.
De luit. ter zee 2de kl. P. S. R. Wolterbeek,
gedetacheerd te Leiden, wordt met 1 Mei a. s. ge
plaatst in de rol van Zr. Ms. wachtschip te Wil
lemsoord.
Benoemd is voor den tjjd van 15 April tot
15 Juli tot leeraar aan het Progymnasium en de
H. B.-school te Tiel de heer P. Molenbroek Jr.,
doctorandus in de wis- en natuurkunde te Leiden.
Heden zag van de hand des heeren Louis
D. Petit, conservator bij de bibliotheek der rijks
universiteit te Leiden, de slot-aflevering van den
„Catalogus der bibliotheek van de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde" het licht. Met de
voorgaande afleveringen vormt het geheel nu twee
kloeke deelen, van ruim duizend bladzijden. Van
de drukwerken zijn niet minder dan 32,173 titels
opgenomen. Genoemde slot aflevering is grooten-
deels gewjjd aan de buitenlandsche geschiedenis
en plaatsbeschrijving; daaronder verdienen vooral
Duitschland en België de aandacht. Als eene bij
zonderheid onder de afd. „godgeleerdheid" zjj de
rjjke verzameling geschriften voor het godsdienst
onderwijs uit de jaren 1562 tot op onzen tjjd ver
meld. Voorts bevat deze afd. een supplement der
handschriften bewerkt door dr. S. G. De Vries,
behoorende bjj de reeds in 1877 verschenen eerste
afd. Handschriften, uitgegeven door dr. H. C. Rogge
(te zamen 1083 titels), en een supplement „Neder-
landsch Tooneel", bewerkt door den heer Petit en
behoorende bjj de 3d afd. Nederlandsch Tooneel, be
werkt door den heer Th. J. I. Arnold, tegenwoordig
bibliothecaris te Gent (met 525 titels van boeken
en 9409 titels van tooneelstukken). Bjj wijze van
inleiding tot het geheele werk (XXIV bl.) deelt de
heer Petit een en ander mede over de lotgevallen
der bibliotheek. Merkwaardig is daarin het verhaal
van hare zwerftochten door Leidens straten, voor
en aleer zy eene veilige en bly ven de schuilplaats
ontving onder het herbergzaam dak der universiteits
bibliotheek. Niet minder dan acht malen moest zy
gedurende den tyd van haar bestaan verhuizenTen
slotte wyst do bewerker op eenige belangryke af-
deelingen van den catalogusbij de lezing hiervan
moet den deskundige de groote rijkdom der biblio
theek verrassen. Tegen het einde dezes jaars zal
waarschijnlijk de reeds grootendeels in handschrift
bewerkte alphabetische catalogus, tevens register,
op den thans voltooiden wetenschappelijk gerang-
schikten catalogus en op dien der handschriften en
der tooneelstukken ter perse worden gelegd. Wij
wenschen den heer Petit geluk met de voltooiing
van zynen reuzenarbeid, van den Catalogus, die
het zyne moge bydragen tot vermeerdering van de
eer en den roem van de Maatschappy der Neder
landsche Letterkunde! (N. B. C
By de heden gehouden openbare verkooping
van cokes in partyen van 100, 50, 10 en 5
hectoliters, waren de pryzen 35, f 18, 3.70
en ƒ1.85.
De Tweede Kamer is thans officiéél bijeen
geroepen tegen Dinsdag 19 April, 's nam. halfdrie.
De Koning en de Koningin hebben eersten
Paaschdag in de Kloosterkerk te 's-Hage deelge
nomen aan het Heilig Avondmaal, onder bediening
van ds. Rademaker.
De Koningin woonde tweeden Paaschdag de
voormiddag-godsdienstoefening in de Kloosterkerk
by, onder gehoor van den predikant dr. Van
Koetsveld.
Men schryft ons uit 's-Gravenhage, dd. 12 April
De eerste lentewarmte die op Maandag weinigen
thuis hield, bracht vooral in de buitendr vou van
de residentie: het Bosch, de wegen naar Scheve-
ningen, de Boschjes, het Kanaal enz. zeer vele
wandelaars op de been.
De Koningin met Prinses Wilhelmina maakten
in de eerste namiddag-uren van dezen lentedag
een rijtocht in open victoria, bespannen met vier
van het zadel gereden paarden, voorafgegaan door
een voorryder.
Overal langs de wandelwegen waar het Koninkiyk
rijtuig passeerde, keerden zich de voorbijgangers
in lange ryen naar den ryweg om de Koningin en
Haar dochtertje te begroeten en beiden als 'tware
een afscheidsgroet te brengen aan den vooravond
van een langdurig verbiyf buiten de residentie.
Toen de kleine Prinses ten Paleize was terug
gekeerd, verschenen langzamerhand de jeugdige
gasten op de kinderparty, die het Prinsesje den
tweeden Paaschdag gegeven heeft.
Op allerliefste wyze ontving onze vermoedeiyke
Troonopvolgster de kleine invité's, meerendeels
kinderen van leden der Hofhouding.
De jonge feestgenooten waren in bevallige lichte
toiletjes, den blonden haardos getooid met hemels
blauwe strikjes.
Nu en dan verzamelde het Prinsesje den kleinen
voor een der vensterramen aan straat gelegen,
zoodat de voorbijgangers de kinderen in hun dartel
en vroolijkheid konden gadeslaan.
In de zaal stonden sieriyk aangerichte tafels,
bezet met allerhande kostbare kinderverrassingen,
uit welken ryken voorraad elk kind een voorwerp
ten geschenke kreeg zoodra de in een verstopper-
tjesspel gevonden paascheieron van chocolaad of
suikergoed vertoond konden worden.
De Koningin was getuige van de vermaken van
Haar dierbaar kind en de speelnootjes met al die
vreugde, welke het zien van ware kinderpret in
het ouderhart wekt.
Het vertrek van het Koninkiyk gezin heden-
namiddag precies om halftwee naar do jubelende
hoofdstad was een feestelijke uittocht gelijk.
Van het Paleis tot aan het Hollandsche station
waren de wegen met honderden nieuwsgierigen
bezaaid, onder wier hoezees HH. MM. in open
landdauer het station bereikten.
Daar was ter eere van het Vorsteiyke drietal in
de vestibule, leidende naar de wachtkamer, een
heerlijk groenpriëel aangelegd, afgewisseld met
kleurryke azaleas en overwelfd met hooge palmen.
De wachtkamer zelve was mede met bloemen en
groen getooid en aan weerszoden van de buiten
deur naar het perron verhieven zich twee kolossale
laurierboomen.
Toen HH. MM., het Prinsesje aan de hand voe
rende, op het balkon van den salonwagen hadden
plaats genomen, ging er een daverend hoezee op uit
de menigte, die zich op het plankier verdrong, even
als onder de passagiers in een nabijstaanden trein.
De trein was gesteld onder leiding van den in
genieur den heer Van Hasselt.
De Hooge Raad heeft heden P. Van der Stadt
en J. A. Fortuyn, door het Hof te Amsterdam ver
oordeeld ieder tot 6 maanden gevangenis wegens
opzetting door gedrukte geschriften tot wederspan,
nigheid zonder dat het tot wederspannigheid is
gekomen, bij breed gemotiveerd vonnis ontslagen
van alle rechtsvervolging.