Het jubileum van den Leidschen Academietuin.
1587. 13 April. 1887.
8327.
IVoensda»' April.
A*. 1887.
feze Qourant wordt dagelijks, met ait zondering
ran fon- en feestdagen, aitgegsven.
LEIDSCI
DAGBLAD.
FRIJS DEZER COURANT:
fww Lrtden p«r 8 maanden1.18.
Franco por port1.40.
Afaoadsrljjk® Nomine»0.88.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Tan 1—6 regels 1.05. Iedere regel moor 84 Tf.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Toer bot isooo*
•eeren bulten de stad wordt 0.10 berekend.
Het is mogeiyk dat er vroeger niet zoo
veel aan gedacht werd als tegenwoordig,
dat de tydgeest zich toen niet bijzonder
liet gelegen zijn aan zaken en feiten, die
hij nu niet moede wordt aan onze her
innering en belangstelling als op te dringen,
zeker is het dat men vóór eene halve eeuw
op verre na niet zooveel hoorde van jubi
leums en jubilarissen als tegenwoordig,
nu er geen week omgaat dat men niet
twee-, driemaal of meer van zulk een her
inneringsfeest hoort of leest, en bijna geen
maand dat velen niet in de gelegenheid
worden gesteld om tastbaro bewijzen van
hunne belangstelling daarin te geven.
Terecht perst die herhaalde opwekking
tot belangstelling in het jubileum van zaken
of personen, wier beteekenis voor do maat
schappij soms, zacht gesproken, vry twijfel
achtig is, sommigen nu en dan een glimlach
af, en te verwonderen is het dan ook niet
als zij aanvankelijk een in gezwollen stijl
opgestelde circulaire, waarin om blijken
van die belangstelling gevraagd wordt,
wrevelig ter zijde leggen, wetende dat ze zich
welstaanshalve niet kunnen onttrekken aan
iets, waarvan het raison d'etre buiten hunne
bevatting ligt. Toch schikken zij zich als
het er op aan komt, naar wat zij niet
kunnen veranderen, bedenkende dat de
tijdgeest de jubileums nu eenmaal in de
mode bracht, en dat het vergeefsche moeite
zou zjjn zich daartegen te verzetten.
Bestaat er voor anderer belangstelling
in zulke verjaringsdagen inderdaad vaak
weinig of in 't geheel geen reden, anders
zal het wel zjjn, nu de oudste onzer bijzon
dere Academische instellingen haar drie
honderdsten verjaardag viert.
Nadat de Staten van Holland, op het
daartoe in het laatst van December 1574
door Prins "Willem I gedane voorstel tot
oprichting eener Hoogeschool te Leiden, zich
onmiddellijk met dat denkbeeld vereenigd,
en het zelfs met zulk eene voortvarendheid
ten uitvoer gebracht hadden, dat die Hooge
school reeds don 8sten Februari daaraan
volgende kon geopend worden, hadden zij
eigenlijk nog meer gegeven dan door den
Prins gevraagd wasimmers bedoelde deze
aanvankelijk slechts eene inrichting voor
het onderwijs in de godgeleerdheid, wijs
begeerte en wiskunde, de Staten voegden
er onmiddellijk ook dat in de rechtsgeleerd
heid en de geneeskunde aan toe.
Hierdoor moest dus reeds, van de eerste
oprichting der Hoogeschool af, de behoefte
aan een kruidtuin ontstaan.
Moge nu ook die behoefte aanvankelijk
niet zeer groot geweest zijn, dat die zich
weldra van jaar tot jaar sterker deed ge
voelen, is niet twijfelachtig; zoodat dan ook
Curatoren zich in het voorjaar van 1587
gedrongen zagen zich tot de Vroedschap
der stad te wenden, met verzoek om het
achter het Academiegebouw gelegen terrein
voor de inrichting van een kruidtuin aan
de Ploogeschool af te staan, aan welk ver
zoek, in dato 13 April 1587, met do meeste
bereidwilligheid werd voldaan, waarna on
middellijk tot de overigens zeer eenvoudige
inrichting er van tot een kruidtuin werd
gevolg gegeven
Zeer groot was van 't begin af en later
bj] voortduring de belangstelling van de
Staten zoowel als van de Vroedschap der
stad en van Curatoren der Hoogeschool in
deze inrichting, welker groote beteekenis
voor het medisch onderwys als onbetwist
baar word beschouwd, maar die weldra
meer dan dat zou worden: oen centrum
voor het onderwys in en de beoefening
van de kruidkundige wetenschap in ruimen
zin, van te moer belang, naar mate zich
die wetenschap weldra zelfstandiger en bree
der ontwikkelde.
Wil men een sprekend bewijs van die
belangstelling, zoo is het voldoende te her
inneren aan het feit, dat, niettegenstaande
in het laatst der 16de eeuw reeds twee
Hoogleeraren, Geraert, De Bont en Petrus
Paaw, aan den Kruidtuin verbonden waren,
de eerste belast met het onderwys, terwyi
aan den laatste meer bepaald de zorg voor
den tuin was toevertrouwd, toch door Cura
toren moeite noch kosten werden ontzien,
om ook den beroemden Cl usius, uit Frank
fort, aan den tuin te verbinden. Dit gelukte
dan ook, maar onder hotuitdrukkelyke beding
dat hy zich in geen enkel opzicht met het
onderwps zou te bemoeien hebben. Éón
Hoogleoraar dus voor het onderwys, één
voor het wetenschappelijke en een derde
voor het dagelijksche toezicht, en dit voor
een tuin van slechts p. m. 1600 M.
oppervlakte s), waarin nog geen 800 planten
werden gekweekt, terwyl tegenwoordig één
enkele plantenfamilie (de Orchideeën) door
600 soorten vertegenwoordigd is.
Uitvoeriger bijzonderheden, de geschiedenis
van den Academietuin betreffende, met de platte
gronden van verschillende tijden, enz., kan men
vinden in het weekblad „Eigen Haard" van 2, 9
en 16 April dezes jaars.
-) De geheele Hortus was toen nog kleiner dan
het tegenwoordige voorste gedeelte, tusschen het
Academiegebouw en den vijver.
Dat de Leidsche Kruidtuin, de zevende
welke in Europa opgericht wasten ge
volge van zulke doortastende maatregelen
weldra eene niet geringe vermaardheid ver
kreeg, ja zyno voorgangers hierin spoedig
voorbystreefde en de beroemdste van geheel
Europa werd, is, ook met het oog op den
roem onzer aloude Hoogeschool in dien tyd,
niet te verwonderen. Bovendien werd niets
verzuimd wat strekken kon om dien roem
te bevestigen en uit te breiden, vooma-
meiyk door achtereenvolgend de beste krach
ten op botanisch gebied aan deze inrichting
te verbinden. Het is dan ook niet overdre
ven, wanneer men onzen Academietuin be
schouwt als een Pantheon, waarin de her
innering blyft leven aan eene reeks van
mannen, wier namen in de geschiedenis der
wetenschap steeds met eere genoemd zullen
worden.
Wij hebben, behalve aan Herman en
Clusius, slechts te herinneren aan een Boer-
haave en Van Royen, tijdens wiens directie
ook de later zoo beroemd geworden Zweed-
sche geleerden Carolus Linnmus hier werkte,
voorts aan een Brugmans, een Reinwardt,
gezwegen van verscheidene anderen, die
korter of langer hun beste krachten aan
den kruidtuin wijdden, of zich hier in do
zich steeds breeder ontwikkelende kruid
kunde bekwaamden, om onzen Hortus te
doen erkennen als klassieken grond, waaruit
veel kennis en geleerdheid ontkiemde, die
later allerwege hoogelyk werd gewaar
deerd.
Nadat de oorspronkelijke inrichting, tus
schen het Academiegebouw en de Celle-
broersgracht, vóór en tydens Boerhaave
reeds twee- of driemaal eene kleine uitbrei
ding had ondergaan, werd zy later, dank zy
de milde beschikkingen der Regeering, twee
keeren aanzienlyk vergroot; eerst tydens
Van Royen, in 1736, over de gracht in de
richting van den Singel, later, in 1817, onder
den invloedryken Brugmans, in zuidelyke
richting; van welke nieuwe uitbreiding echter
veertig jaren later het hoogste en schoonst-
gelegen gedeelte aan de nieuw te bouwen
Sterrenwacht moest ten offer gebracht wor
den. Dit verlies ofschoon onherstelbaar op
zich zelf werd echter gedeeltelyk vergoed
door aanpleinping van een gedeelte van den
singel, waarvan eene vry aanzienlyke ver
breeding van het smalste gedeelte van het
terrein het gevolg was.
Voorafgegaan waren die te Padua (1533),
Pisa en Florence (1544), Koningsbergen (1551),
Bologna (1568) en Leipzig (1580).