EENE BRUG OVER DEN OCEAAN
N°. 8316. Dinsdag Maart. A°. 1887.
feze fionrant wordt dagelijks, met uitzondering
ran £oa- en feestdagen, aitgegeren.
PRIJS DEZER COURANT:
Veor L»ldoa per S mienden1.10.
Prtnoo per poet1-40.
Afronderlöke Noiqmere0.06.
1)
07
VIJF ZEEËN DOORKLIEFD.
(Ingezonden.)
Het was op den 3den November dat een stoomer
van de zooveelste klasse in de haven van Tandjong-
Priok gereed lag om den steven Noordwaarts te
wenden en alzoo het land der zon te gaan verlaten.
Eene menigte onzer landgenooten heeft reeds op
dezelfde wyze die reis aanvaard, en, zullen de ge-
moedsindrukken by het verlaten van Insulinde even
eens zeer verschillend zijn geweest, wat my betreft,
ik was recht vroolyk gestemd; Multatuli's gordel
van Panaragd had my niet kunnen betooveren, niet
tegenstaande ik van het Europeesche menschenras
zeer veel vriendschap en welwillendheid mocht
ondervinden. Ik zeg, ik was recht in myn nopjes;
een 10-tal vrienden deed my uitgeleide en, na
my belast te hebben met brieven enz. voor het
vaderland, een tal van handdrukken gewisseld en
elkander Gods zegen toegewenscht te hebben,
stoomden wy zachtkens de haven uit.
De vaart door straat Soenda heeft altyd iets
gezelligs door de menigte eilandjes, die men pas
seert: allen zjjn vol boomen en groen; 't is alsof
men hier en daar een boschje in het water heeft
geworpen's middags 5 uren de Krakatau, daarna
Anjer met zynen splinternieuwen vuurtoren en 9
uren in de Indische zee of zee
No. 1. Wy bemerkten dat direct aan de beweging
van het schip. „Neptunus" begon zyn compliment
te maken, od ofschoon de equipage op het voordek
zich amuseerde met dansen op de muziek van een
paar harmonika's, zoo scheen toch het dansen van
ons schip, vooral het damespersoneel, mipder te
bevallen en de bleeke en ontstelde gezichten toonden
maar al te duidelijk dat het geïmproviseerde bal,
waar ze wat vroeger met genoegen naar hadden
staan kyken, hun geen belang meer inboezemde,
terwyl een voor een verdween.
2. Op heden is het weder fraaihet spreekt toch
van zelf, weer en water zyn twee factoren die op
eene zeereis altyd de hoofdrol zullen blyven spelen;
het andere kan gerust bywerk genoemd worden.
Daar ik dagelyks mijne bevindinge» noteerde, zoo
stelde ik steeds den datum van iederen dag links
in myn journaal en kunnen myne geachte lezers
de reis dag voor dag volgen. Ik zeido, het weder,
in den tegenwoordigen tyd sprekende, is fraai. Nu,
6 uren nam., komt er verandering; regen, wind
en meer zee, minder gunstig voor onze zeezieken,
hoe ijverig de aan boord zijnde geneesheer ook in
de weer mag zyn.
5. Om 7 uren in den morgen hooren wy op het
dek komende, dal het den ganschen nacht heeft
geregend; ook, dat een van de booten der Maat
schappij ons 's nachts om 12 uren is gepasseerd.
Ik moet echter alle reizigers van of naar Indië
attent maken op eene wet aan boord, als die der
Perzen en Meden uit vroegere eeuwen, dat is: het
dek schoonmaken. Onveranderlijk eiken morgen, nat
of droog weer, heet of koud, moet de bootsman of
zijn maat met eene slang (brandspuit) van achter
naar voren en omgekeerd over het gansche dek.
Het water, door stoom daar uit geperst, stroomt
met geweld overal heen en spoelt alle onreinheden
weg. In de tropen is het natuurlijk spoedig droog,
maar niet alzoo benoorden den keerkringdaarom,
dames, die gaarne vroeg de zeelucht wenscht te
genieten, voorziet u van dichte schoenen, beter nog
van klompjeszjj zullen u goede diensten bewijzen.
Nu, 5 uren in den n.m., krijgen we Sumatra's
kust in het gezicht. Al naderende ontplooit zich
eene bergketen; op den achtergrond een rookende
vulkaanprachtig hangen de wolken in de heer
lijke atmospheer tegen de bergen, en, terwyl wij
zoo langs de kust stoomen en do zon zacht onder
gaat en geheel de natuur in hare purperen stralen
hult, is dit tafereel zoo prachtig als men zich den
ken kan. Nu verrijst de vuurtoren van Poeloe-Pisang
voor onzen boeg en wat later kondigt het ratelend
geluid van den donder aan, dat wjj misschien een
verheven natuur-tafereel zullen aanschouwen;- de
gezagvoerder oordeelt echter, dat wy niet ten anker
zullen gaan en zoo blijven wy dien nacht onderstoom.
6. Hedenmorgen 6 uren prachtig weer en varende
langs Sumatra's kust, die, meer dan schilderachtig,
ons onwillekeurig aan het schoone Zwitserland
doet denken. Tegen 9 uien laten wy het anker
bij het eilandje Poeloe-Pisang vallen, waar de laad-
en losplaats voor Padang is. Het ligt besloten tus-
schen hooge bergen en, zooals wij daar lagen met
ons schip door andere vaartuigen omgeven, was onze
indruk by het aanschouwen daarvan zoo aangenaam,
liefelijk, rustig en vreedzaam mogelijkvoor een
schilder om van te watertanden. Wij vernamen daar
de treurige tijding, dat een van de stoomschepen
der Maatschappij zoude vergaan zijn by Aden, dat de
opvarenden echter gered warenwat later bevestigt
zich dat gerucht en moeten wij die plaats aandoen, om
de passagiers en de equipage op te nemen. Dergelijke
tijdingen geven steeds eenen hoogst onaangenamen
indruk voor iedereenhet spreekt van zelf dat elk
aan zijn eigen hoekje denkt, en peinst over de
dingon die hem zullen kunnen gebeureneen schip
is en blijft toch steeds een notedop op zee, hoo
bekwaam de gezagvoerder en stuurlieden ook wezen
mogen, hoe hecht en sterk het vaartuig ook mag
zyn. Het zorgdragen dat dergelijke sensatie-berich
ten niet bekend worden, acht ik daarom hoogst
wenschelyk.
7. Wij verlaten by prachtig weer, na tin en huiden
te hebben ingenomen, onze bekoorlijke ligplaats,
doch bevorens het afvaren komt eene tweede Jobs
tijding ons verontrusten: een stoomschip van eeno
andere maatschappij zoude vermist zijn en wel 32
dagen. Afgrijselijkwie onzer trad het schrikbeeld
van den verongelukten „Koning der Nederlanden"
niet levendig voor den geest; wie onzer zag niet
de plaat in „Eigen Haard", waar de booten het zin
kende schip verlaten? De gezagvoerder zoude last
ontvangen hebben naar het schip of zijne booten te
zoeken; Ceylon zoude onze eerste aanlegplaats zijn
en al dergelijke ware of onware berichten werden
ons, arme passagiers, opgedischt; sommigen rilden
van angst, anderen lachten als oen boer die kiespijn
heeft; tot afwisseling was het 's avonds dan ook
maar dansparty, en ontving de equipage een extra
oorlam.
8. Steeds fraai weer en vry zware deiningonzo
boot huppelt lustig over de golven van den Indischen
Oceaan; de bedrukte gemoederen worden opge
wekter er is immers toch niets aan te doen, het is
hier met rechtwy zyn in het schuitje en moeten
medevaren. Verder geen byzonders; om de t\veo
uren gaat een matroos naar boven om uit te zien
of hij iets kan bespeuren dat betrekking heeft op
het vermiste schip.
9. By schoon weder hopen wy heden de linie
te passearen. Van een feest in dier voege is niets
te bespeuren; de van Indië komenden hebben die
meestal reeds gesneden, alsdan heeft „Neptunus" toch
geen recht van spreken meer. Wy wenschen elkaar
geluk met onze aankomst in het Noordelyk half
rond, waar de meesten onzer het eerste levenslicht
zagen, waar onzo geliefde betrekkingen reeds lang
ter ruste lagen, waar wy hopen de levenden in wel
stand terug te mogen zien. De vliegende vissehen
PRIJS DER ADVERTENTIE»:
Van 18 rt.gcl« 1.05. Iedere regel meer O.llj
Orootero letters uaar piaateralmto. Voor het Snc&e-
aeeren buiten <le aUd wordt 0.10 berekend.
zy'n hier sterk vertegenwoordigd, de zee-zwaluwen
zyn steeds grappig om te aanschouwen en ziet
ieder met genoegen over do golven scheren. Nog
een paar schepen in onze nabyheid geven het oog
eenige afleiding.
10. Nu 8 dagen op reis, dat telt al af, hoor ik
sommigendan vraagt den een door den ander aan
stuurman of varensgezel: hoe lang doet ons schip
er over? Gewoonlijk wordt de vlugste reis opge
geven, maar meestal is dit ook mis. Natuuriyk
vraagt de schoone sekse dit het meest, waarvan
het natuuriyk gevolg is, dat zy by eene langere reis
het eerst ongeduldig wordt; dames, vraagt dus
maar niets; dat is het verstandigste.
11. Alles als gisteren; tot 12 uur geene by zonder
heden lucht en water. Op een afstand van 600
mijlen van Aden ligt ons nog een vriendelyk eindje
stoomens voor de borst. Tegen den avond steekt
de wind op en begint de zee onstuimig te worden
de beweging van een schip is toch tweevoudigóf
het is een hobbelpaard öf het is eene wieg, en of
schoon ik als jongen een hobbelpaard dol prettig
vond, is het op een schip de minst aangename be
weging, vooral voor of achter. "Wy allen hebben
geloof ik eene wieg gehad. Al heeft de nieuwere
wetenschap op dat schommelend voorwerp veel
tegen, ik prefereer zonder kyf die beweging van
een schip, en de dames gaven er over het algemeen
verreweg de voorkeur aan.
12. Op heden onaangenaam op het dek; buiig
en regenachtig; wy zien aan de kim Ceylons ber
gen verryzen, en koesteren de stille hoop het
eiland te zullen aandoen, want al zyn wij slechts
nog kort op zee, het land wekt steeds de niet aan
varen gewoon zynde lieden een gevoel op van rus
tigheid zoo stilletjes zegt ieder tot zichzelve»-: als
er iets gebeurt zyn wy toch dicht by land. Tegen
drie uren zyn wy voor Point de Galle; af en toe
varen ons prauwen voorby, vaartuigjes van eenen
byzonderen vorm, buitengewoon smal en rank met
zeilen wit en bruin. Aan de praauw was eene soort
van brug bevestigd. Men zeide my dat die dienstig
was voor de parel-duikers. In Hofdyk's voorgeslacht
meen ik vaartuigjes afgebeeld geeien te hebben uit
de 9de eeuwdeze hadden daar veel overeenkomst
mede. Point de Galle ligt zoo liofelyk aan zee, dat
op elks gelaat ee* glimlach was te bespeuren; ik
zou haast zeggen, 't is iets Turksch, met torentjes
minarets, villa's, alles groen uitlokkend, om zoo
naar toe te vliegen; de vuurtoren vooraan. Ik maakte
my korrelig op John Buil, en dacht met leedwezen
er aan, hoe die ons dat schoone eiland heeft ont
futseld, dat daar, om met Multatuli te spreken,
ligt als een kleinood midden in den Indischen Oceaan.
Point de Galle ligt tegen de bergen, die zich hoog
verheffen op den achtergrond. Eenige seinen worden
gewisseld, en voorwaarts, met volle kracht naar
het Noorden!
13. Sabbatdag en overschoon weer; Israels volk
heeft op haren rustdag altyd een streepje voor;
„gaat maar eens na, of het zonnetje op Zaterdag
niet meestal zich laat zien." Tot afwisseling en niet
onvermakelyk is er eene vryaadje ontstaan tusschen
een tot de equipage behoorend heer en een
jufferke zoo dt om en naby de 20 lentes. Papa en
mama zyn echter «ok aan boord en schynen niet
zoo byzonder angstvallig voor hun lammetje te zyn
het is geene onaardige verschyning en geeft na
tuuriyk aanleiding tot allerlei op- en aanmerkingen
van verschillenden aard, tot afwisseling en tyd-
korting. Geeft altyd goede waar aan boord, die vlot
van de hand gaat; ik hoop voor de jongelui dat de
zaak in orde mag komen, en men op het eind
kan zeggen: ze hebben elkaar toch gekregen.
(Wordt vervolgd.)
LEIDSCïï llilSsis I) AdBLAI),