'AMILIE SNATERS.
N°. 8297.
Maart.
f) ^iSlÉI
yjip^'U f^M
A°. 1887.
$sze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran fon- en feestdagen, uitgegeven.
EEN DAG UIT HET LEVEN
EENE SCHETS
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 8 maanden1.10.
Franco por poet1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEEN:
Van 1—G regels 1.05. Iedere regel meer 0.174.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor bet incas-
eeeron buiten de stad wordt 0.10 berekend.
VAN DE
IX)OR
P. J. ANDRIESSEN.
Mijnheer Snaters had zyn driemaandelyksch tac-
iment ontvangen. Dat was voor hom altyd een
jan de gelukkigste dagen; jammer, dat er slechts
er zoo in een heel jaar van 365 dagen waren,
ip zulk een dag had mynheer Snaters zoo eeniger-
ate 't gevoel van een Rotschild, en was 't hem
or eenige oogenblikken, of 't een som was, die
nooit zou opkomen. Dat heerlyke geldZe hadden
der van Alphen wel op Meerenberg mogen zetten,
ils er toen maar oen Meerenberg was geweest!)
omdat hy geld nietig slyk noemde! Nietig slyk
1 Was de domste zet geweest van vader Hiero-
jnyiiius, om zoo iets te verkondigen! Ja, als men
n geld uitgaf voor Amerikaansche sporen, voor
ainards, Colorado's, Paul Pacifies, dan —dan kon
ld in nietig slyk, of beter gezegd in grondpapier
or den behanger veranderen, maar overigens was
ld iets, hetwelk mynheer Snaters juist zou ver
dord hebben zyn glimmend gepoetste laarzen
t nietig slyk te bezoedelenwant als alle dagen
ilijk aan den betaaldag van 't ministerie waren,
dan hield hy er equipage op na en liet hy
;h deftig per as naar zyn bureel brengen.
I [Mynheer Snater had dan zyn trimester ontvangen
stapte met vlugger tred dan anders voort, en
lek met meer zelfbehagen om zich heen; want
it geld oefende een wonderbaren invloed op zijn
jvoel van eigenwaarde. Langzamerhand echter
hminderde zyn stapwant de rooskleurige beelden
'Jn zooeven werden vervangen door allerlei spook
halten, die als roofgierige hyena's en tijgers den
bil naar dien schat opensperden. Hoe nader hy
|n zyn huis kwam, hoe akeliger ze hem aan-
jnsden in den vorm van nieuwe japonnen, hoeden,
ntels, jassen, broeken en vooral in dien van
irzen„Hadden ze maar ieder één beenzuchtte
man. „"Waarom heeft onze lieve Heer ons maar
it eenbeenig geschapen I"
enkt echter niet, dat mijnheer Snaters met
Ike pessimistische gedachten zijn huis binnentrad,
neen; zoodra hy 't vroolyke gezicht van vrouw
dochters zag, die reeds voor de glazen papa's
komst te gemoet hadden gezienzoodat, toen
nog wel tien schreden van den stoep was, de
rdeur als door tooverjj werd geopend toen
joelde hy zoo iets van een oostersch vorst, of
dat treffende verhaal uit de Duizend en één
ht; en 't was wonder, dat hij niet op plechtigon
n do woorden uitsprak: „Sesam! Open u!"
och dan had hy zich wel mogen reppenwant
sam" was al wagewyd open en gade en doch-
wachtten hem in volle statie af. En toen werd
gekust, als kwam papa van een reis in de bin-
landen van Afrika terug. En daarop moest papa
ii' binnen, en daar stond voor ditmaal een lekker
lurtje voor de dames, en een bittertje voor papa
'eed, en lag er een pakje fijne sigaren, welke
anders nooit rookte, met een doosje Zweed-
lo lucifers er by - alles op anticipatie van de
honderd gulden gehaald. En als papa dan door
onot van de geurige Havanah, en misschien
meer door dat van een paar bittertjes zoo in
hum was, dat hy wel had villen zingen:
„Oü peut on être mieux,
Qu'au sein de sa familie?"'
en als mama en de drie gratiën door 't gebruik
van een glaasje anisette wat meer moed gekregen
hadden, dan werden de pickelhauben opgezet en
begon men de vesting te bestormen.
Heden echter niets van dat alles, 't Was of er
geen hoeden, japonnen, mantels zelfs geen laarzen
in de wereld waren, en mynheer Snaters verwon
derde zich daarover zoo, dat hy byna (en dat wel
in zyn goede bitterluim) dat hy zeg ik byna
had gevraagd:
„En hebben jelui ditmaal niets noodig, schatjes?"
Doch hy bedacht zich nog bytyds en begreep dat
het volstrekt geen tactiek zou zyn, om in zyn eigen
muren een bres te openen, waardoor de vyand met
kousen en schoenen kon binnendringen. Toch stemde
het zyn goede luim nog hooger en hy schonk zich
lachend nog een derde bittertje in, zeggende, dat
„het hem zoo smaakte," waarop mevrouw vrien-
deiyk het karafje wegnam en zei: „maar dan ook
niet meer, beste Snaterswant je moet van middag
weer naar 't bureel." En aangemoedigd door papa's
voorbeeld, schonk Clementine voor elk nog eens
een glaasje anisette in, en nam ook mama wyselyk
dit karafje in bezit.
„Nu", dacht mynheer Snaters, „nu zal de aanval
beginnen", en hy dronk schielyk zyn glaasje bitter
leeg, om met des te meer energie dien aanval te
kunnen weerstaan. Maar er volgde geen enkel
schot, zelfs geen met los kruit, en uiterst ge-
noeglyk ging men aan tafel; waar mama, ook al
op anticipatie, voor een klein, maar lekker rolletje
gezorgd had.
Papa ging naar 't bureau, en, daar hy niet
gewoon was, om bittertjes te drinken, was hy
zoo'n beetje in een soes, hetgeen hy echter toe
schreef aan 't mirakel van dien middageen mirakel
dat hem even onverklaarbaar was, als velen dat
van Lourdes. Ook was hy wat slaperig, terwyl hy
aan zyn lessenaar zat, en wilde, toen zyn chef
(die de lange ee wat gemaakt uitsprak) hem vroeg
„Mynheer Snaeters, is dat stuk naer Lersum al
klaer?"
Juist antwoorden:
„Goede Hemel! alweer laarzen!" toen hy zich
nog bytijds bedacht, en antwoordde:
„Ik zal 't straks onderhanden nemen."
Gelukkig was de schrik, waarmede hy uit den
dommel gewekt was, een opwekkend middel ge
weest, en bevond hy zich daardoor weer in zyn
normalen toestand.
Toen hy dan ook volkomen wakker 's avonds
thuis kwam en zich gemakkelyk in zyn armstoel
had neergezet, nadat hy de lastige laarzen met de
gemakkelykqr pantoffels en de jas met de wel w&t
smerige en versletens, maar toch altyd noa-ge-
makkelyker chambercloak verwisseld had, iyfim hij
het Haagsche Dagblad ter hand, en ditpfiaal met
een sigaar in plaats van een lange pyp in 't hoofd,
begon hy de reis door Europa te do on toen hij
eensklaps in zyn lectuur gestoord werd door 't ram
melen van glazen; en er een half fleschje siroop
van punch voor den dag kwam een weelde, nog
ongehoorder dan de anisette en de bittertjes van
dien middag. Intusschen, papa Snaters liet zich den
uit rhum, citroenen en suiker bereiden drank goed
smaken, en voelde zyn goede luim danig verhoogen.
Eensklaps juist was hij gevorderd tot dat ge
zanik over 't beeld van Thorbeeke daar werd hy
in zyn lectuur gestoord, door een zoetsappig:
„Lieve Snaters!"
Verwonderd keek hij op. Dat adjectief „lieve''
was sedert lang op den index geplaatst. Dat was
zoo'n woord uit de ty'cen van Olim, uit den tyd
toen Clementine geboren v.'as en nog geen zes op
volgsters en opvolgers gehad had.
„Wat is 't, vrouw?" vroeg hy verwonderd.
„Hoor eens, man," antwoordde mevrouw Snaters
op boschermenden toon. „Leg do krant nu eens
neer; je zult haar nu wel uitgestudeerd hebben,
en behoeft haar niet van buiten te leeren."
„Ja, maar. Ik wou zoo graag eens zien, ofThor-
becke op de Plaats komt te staan of niet."
„Goede HemelManje bazelt. Thorbeeke ligt
allang op 't groote kerkhof! Hoe zou die nu op de
Plaats komen te staan? Je gelooft toch aan geen
tafeldans of spoken?"
„Och! Ik meen het standbeeld van Thorbeeke,"
zeido mynheer Snaters.
„O, dat standbeeld," hernam mevrouw Snaters.
„Allemaal malligheid, man! Misschien richten zo voor
jou na je dood ook nog wel een standbeeld op."
„Voor mijn part mogen ze 't laten," antwoordde
Snaters, die niet begreep, waarom ze voor hem een
standbeeld zouden oprichton. „Als ze dat van zins
zyn, moesten ze me liever 't geld maar by myn
leven schenken."
„Nu, ik wou dat ze het deden," zeide Clementine.
„Hoor me die ondeugd eens aan!" zeide mynheer
Snaters. „Die is ook zoo dom niet als ze er wel
uitziet!"
„Ochl" zeide mevrouw Snaters. „Wat zouden we
met al dat geld doen!" Maar dat meende zo niet
't was maar om tot haar doel te geraken, ,,'t Geld
heeft munt en kruis; en 't kruis weegt dikwyls
het zwaarst."
„Maar dan konden we toch wat royaler gekleed
gaan," zeide Emma.
„Die denkt maar aan mooie japonnen," zeide myn
heer Snaters. „Kind, er zyn japonnen genoeg in
de wereld!"
„Maar wy hebben ze niet," merkte Florentine
aan. „En wat zouden we dan keurige laarsjes dra
gen; altyd met echte Parysche hakjes."
„En dan net loopen als een dromedaris," zeide
mynheer Snaters „Ach! Laarzen is wel 't laagste
wat een mensch draagt."
„En hoeden 't verhevenste," merkte Clemen
tine aan.
Mevrouw Snaters, die wel bemerkte, dat het ge
sprek langzamerhand een voor haar man onaange
name wending zou nemen, en hem om alles ter
wereld hedenavond in een goede luim wilde,
den, gaf aan de meisjes een gehei^izinnigen wenk
d. i. zy neep de oogen toe ey^schudde even, maar
heel snel met het hoo%/'y
„Ik herhaaltoet," zeide zy. „Wat zouden we
met al dat,«-geld doen. 't Zou ons maar hoovaardig
makeer; terwyl we nu onder de nederigen in den
laVae behooren!" (Mynheer zuchtte onhoorbaar.
Dat „nederigen" was wel wat heel erg!)
Mevrouw merkte het niet op, of deed alsof ze
't niet merkte.
„Zie," vervolgde ze, „ik ben zoo tevreden met
mijn staat, dat ik niet anders zou wenschen. Lek
kere punsch, hé man."
Ofschoon mynheer Snaters den logischen overgang
tusschen zyn vrouws tevredenheid met haar lot
en de lekkerheid van de punch niet recht begreep,
vermoeide hy er zyn hersens niet mede, om het
verband tusschen deze twee stellingen te vinden.
Hij antwoordde dus droogweg: „heel lekker," en
dronk zyn glas leeg. Mevrouw haastte zich, het
weer te vullen, en Emma schonk er heet water by.
Eenige oogenblikken heerschte er eene plechtige
stilte. Mevrouw moest zich op een aanval voorbe
reiden, dat was duidelyk, mynheer begreep, dat de
stilte in 't vijandelyke kamp een slecht teeken
was, en keek uit, waar do bestorming zou geschie
den: want dat er op windstilte btorm volgt, dat
had hij al op school geleerd, toen hij nog maar
een kleine jongen was.
(Wordt vervolgd.)