De Belgische beul heeft, ofschoon de koning nooit een doodvonnis onderteekent, toch nu en dan nog werk. Vrijdag-ochtend kwam hy met zyn kar te Brussel en sloeg op het groote plein zyn schavot op, met twee galgen. Toen vier gendarmen en een brigadier te paard daaromheen post gevat hadden, werden aan die galgen afschrif ten bevestigd van het vonnis dat over den vo^rt- vluchtigen advocaat Defuisseaux geveld is voor zyn „Cathechismus voor het Belgische volk." De ver tooning duurde een uur en lokte heel wat nieuws gierigen. De beul, Boutquin genaamd, is een grijs aard van 69 jaren, die blijkbaar weinig pleizier in de zaak scheen te hebben, daar het hem zeker niet serieus genoeg toeging. In een stal te Londen speelden eenige jongens „beultje." Een werd opgehangen, de „beul" trok wat hard aan het touw en liep met zijn makkers weg. Een politie-agent vond het slacht offer bijna geworgd, sneed het touw door en riep om hulp, maar ondanks alle zorgen stierf de jongen kort daarna. Te Genua heeft de sneeuwstorm zoo veel schade berokkend aan de telephonen, dat de directeur genoodzaakt is geworden de bureelen te sluiten. De geldelijke schade wordt op ongeveer één mil- lioen gulden begroot. Z a t e r d a g - a v o nd ontstond tegen mid dernacht brand in het Grand Hotel, het grootste hotel van Bucharest. De brand ontstond in een der schoorsteenen en breidde zich spoedig over de geheele bovenverdieping uit. De talrijke reizigers, die er logeerden, konden nog bijtijds worden gewaar schuwd, doch alle pogingen om het benedengedeelte van het gebouw te behouden bleven vruchteloos, zoodat dit geheel werd vernield. Bij de Whangpo kwam een Engelsch stoomschip in botsing met een Chineesch oorlogs schip. Dit laatste zonk en 80 man verdronken. KOLOMEN. BATAVIA, 22 24 December. Het kort verslag omtrent den stand van zaken in de residentie Riouw, over de maand November jl., bevat o. a. het volgende Een Chinees van Indragiri, die in de eerste dagen der verslagmaand met handelsgoederen stroomafwaarts was gegaan, werd sedert vermist. De door den controleur en het inlandsch bestuur ingestelde nasporingen leidden tot geen resultaat. Vermoedens rustten op twee koelies van den ver miste, die zich nu te Singapore bevonden met het doel om naar China te vertrekken en wier aan houding dan ook van de Singaporesche politie werd verzocht. Te Anak-Sorga (Oostkust van Sumatra) werd een Chinees door een Maleier doodelijk verwond. De dader, op wiens aanhouding eene premie van 50 dollars werd gesteld, nam de vlucht naar de bovenlanden van Indragiri. Den 12den werd te Tandjong-Pinang aangebracht een Chinees van Dji-Tandjong (Bintang), wiens onderbeen verbrijzeld was. Hy verklaarde 3 dagen te voren aldus gewond te zijn door twee hem geheel onbekende Chineezen, die hem 's nachts in een gambirloods, waarin liy zich geheel alleen bevond, hadden aangevallen. Hij kon zelfs niet gissen wie de daders waren. Het soengeihoofd kon evenmin eenige aanwijzing, doen. Daags na zijne opneming in het hospitaal over leed de gewonde. (Jav. Grt.) Door den Raad van Justitie te Batavia is, zooals de „Java-Bode" verneemt, rechtsingang met bevel van dagvaarding verleend tegen den heer A. F. W., gewezen controleur der 1ste klasse bij het binnenlandsch bestuur, thans met pensioen in Nederland. Aan genoemden persoon wordt nl. ten laste ge legd dat hij tijdens hy controleur was der afdeeling Sindang-streken (Tebing Tinggie), op den 2den Oct. 1880, op het erf zijner woning te Oelah Tanding, den inlandschen veroordeelde Rigoem alias Arigoem, omdat deze onwillig was, om te werken, aan den paal van een duiventil heeft doen vastbinden en nadat zulks was geschied, aan het hoofd van dien veroordeelde eene mand, gevuld met steenen heeft doen hangen; hebbende deze onvoorzichtige han deling ten gevolge gehad dat genoemde veroor deelde, doordat hij telkens zyn hoofd achterover wierp em het van den zwaren last te bevrijden, ongeveer een half uur nadat hij was vastgebonden, zijn nekbeen brak en plotseling is gestorven. Als redacteur van het „Nieuw Padangsch Handelsblad" is opgetreden de heer C. A. Carpen- tier Alting. Volgens de „Loc." is de klerk by den landraad te Brebes, J. R. Rhemrev, benoemd tot translateur in de inlandsche talen te Semarang. Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschikkingen genomen Civiel Departement. Ontslagen: Op verzoek, wegens lichamelijke ongeschiktheid, eervol uit 's lands dienst, de opzichter 2de 1:1. bij den waterstaat en 'a lands burg. op. werken P. J. H. Van der Burghuit zijne betrekking, de verificateur 5de kl. bij de in- en uitvoerr. en acc., tijdelijk gesteld ter beschikking van den resident van Soerabaia, tot tegengang van den sluikhandel in opium in dat gewest, J. L. H. Goffin. Departement van Oorlog. Ingedeeld: De 2de luit. der inf. P. K. G. De Bont bij het 6de bat. Overgeplaatst: Do 1ste luit. der inf. W. S. N. Van Bockom Maas bij het subsistentenkader te Soerabaia; de off. van gez. 1ste kl. H. Mitrea voorloopig bij het mil. hospitaal te Weltevreden. Verleend: Een 2-jarig verlof n. Europa, w. 12 jaren onafgebroken dienst in Ned.-Indië, aan den lstcn luit. der inf. A. Wijbrandi. Opgedragen: Aan den kapitein der inf. C. P. J. Van Vlierden en den laten luit. van dat wapen H. E. A. Neetesan, beiden van het Nederlandsche bij het Indische leger ge detacheerd, om vóór of op den 15den Maart 1887 naar Nederland terug te keeren. Geplaatst: De 1ste luit. der art. E. J. S. Van der Bamhorst De Brouwer bij de 7de comp. te Semarang en de tijdelijk off. van gez. 2de kl. A. Spiegler bij het mil. hospitaal te Padang. Departement van Marine. Tijdelijk gedetacheerd: Bij het departement der marine, ten einde te worden belast met het verrichten van astronomische plaatsbepalingen, ten behoeve der hydrographie in Ned.-Indië, de luit. ter zee lste kl. van de Kon. Ned. Marine L. A. H. Lamie. Vertrokken passagiers per st. Prim Alexander," van Batavia naar Nederland. Off. van gez. 2e klasse bij de Marine dr. T. M. Gum- plowicz, luit. ter zee 2e kl. A. L. De Krurjff, kapt.-kwar- tiermr. E. G. Le Butte en echtgenoote, lste luit. inf. J. H. K. Steinmetz, echtgenoote en 1 kind, mejuffrouw H. H. L. Appelius van Hoboken, mevrouw M. Van der Leenw, geb. Beiche en kind, G. F. Eilbracht, echtgenoote en 5 kin deren, mejuffrouw E. Dessauvagie, gezagvoerder lste kl. bij de marine J. A. De Jongh, A. J. C. Schmitz en 3 kinderen, H. H. Momma, echtgenoote en 3 kinderen, off. van adm. 2de kl. O. B. Paehlig, mejuffrouw M. Boosegaarde Bisschop, -luit. ter zee 2de kl. J. W. Van Aa's, controleur lste kl. Binnenl. Bestuur J. J. Snollebrand en 2 kinderen, J. Mulder, E. A. Ockorse, C. H. Eöhl, machinist, F. H. Loos, machinist W. N. Bottier, F. J. L. Empting, Zr. Ms. troepen en sche pelingen. Te Padang embarkeeren nog: G. Coomans en mevrouw Wielick. BUITENLAND. FriiulirjjU. Naar uit de couloirs wordt gemeld, heeft de depeche der „Daily News," waarin aan Duitschland het voornemen wordt toegeschreven, de Fransche regeering langs diplomatieken weg te ondervragen over de beweerde byeentrekking van strijdkrachten, op verschillende afgevaardigden indruk gemaakt. Zy ondervroegen den minister-president Goblet, die na eene conferentie met den minister van buiten- landsche zaken, Flourens, verklaarde dat het ge rucht, door de „Daily News" in omloop gebracht, volkomen ongegrond is. Uit Parys wordt bovendien aan de „Pall Mali Gazette" geseind, dat volgens verzekering van de hoogste ambtelyke autoriteit, geen enkel Fransch soldaat naar de grenzen gezonden is sedert November. Geen oorlog zal uitbreken, tenzy Duitschland het verkiest. Duitschland. Bij de beraadslagingen in het Huis van Afge vaardigden over de begrooting by den post voor de gezantschappen, kwam prins Von Bismarck terug op de jongste gebeurtenissen in den Ryksdag. Hy betoogde dat de keizer het hem door debonds- vorsten opgedragen recht niet aan eene wisselende, onvertrouwbare meerderheid in den Ryksdag kan afstaan. De vaststelling der legersterkte voor drie jaren is voor den Bondsraad onaannemelyk. De ryksregeering had reeds in 1874 het door de wet gewaarborgde recht om de vaststelling ééns voor te eischen, doch ze heeft toen concessies gedaan. De regeering kan het leger niet tot onderwerp van gewone beraadslaging by de begrooting maken, zonder dat het Ryk hierdoor in gevaar komt. Het vermeerderen van Duitschlands weermiddelen is een belangryke factor voor den vrede met het buitenland. Het maakt een groot verschil, of de gevraagde manschappen voor drie dan wel voor zeven jaren worden toegestaan en het is volkomen onjuist dat de regeering by de ontbinding niet aan eene zeven jarige oorlogsbegrooting, maar aan het tabaks en alcohol-monopolie zou gedacht hebben. Monopo liën moeten toch komen, indien de finantiëele krachten des Ryks werkelyk door den oorlog uitgeput zyn geraakt. De ontbinding van den Ryksdag was nood- zakelyk om tot gezonde toestanden te geraken. Daarom heeft de regeering nogmaals een beroep gedaan op de vaderlandsliefde en de getrouwheid aan de constitutie van hare onderdanen. In antwoord aan den heer Windthorst zeide prins Von Bismarck o. a. het volgende: „Ik leg by deze openhartig de verlangde ver klaring af, dat onder de verbonden regeeringen geen sprake is van opheffing der kieswet. "Waarom zoekt het centrum dan voortdurend verbinding met de socialisten, die voor het meerendeel met den steun van het centrum gekozen zyn? De Paus zelf heeft zich daarover uitgelaten, en de Paus is een warm voorstander des vredes, waarvan de kiezers zich nog vóór de verkiezingen zullen kunnen over tuigen." Wat de Fortschritt-party betreft, haar einddoel achtte de spreker anti-monarchaal en heimelyk republikeinsch. Tegenover den heer Richter bestreed prins Von Bismarck de bewering, als zou de invoering van het monopolie beoogd worden. Hy lichtte voorts de houding toe der Fortschritt-partyby den stryd om Sleeswyk-Holstein stond zy meer aan de Deen- sche zyde; zy stemde tegen den Noord-Duitschen Ryksdag en tegen de ryksgrondwet; zy stelde in 1869 de ontwapening voor; kortom, zy verklaarde zich tegen alles waarnaar de regeering streefde en dat, ondanks het verzet, toch tot stand is ge komen. „Ik geloof dus," zeide Yon Bismarck ten slotte, „dat ik de militaire wet zal doorzetten, juist omdat de Fortschritt-party er tegen is." Oroet'BrltannlA In een „communiqué" van het Foreign Office wordt verklaard, dat het geen enkele mededeeling heeft ontvangen, welke op de bewering der „Daily News" gelykt. Lord Lyons is van meening dat Frankryk met de vredelievendste bedoelingen bezield is. De mededeelingender „Daily News" hebben niettemin op de beurs te Londen eene ware paniek veroorzaakt. Gladstone's blad deelde dan ook mede, dat de Engelsche regeering zulke verontrustende berichten van het vasteland had ontvangen, dat men de verhouding van Duitschland en Frankryk als even hachelyk, zelfs hachelyker beschouwde als in 1870. Immers, wanneer Duitschland de Fran sche regeering ter verantwoording riep wegens hare oorlogstoerusting, zou er niet veel noodig zyn om eene uitbarsting teweeg te brengen. Ook de „Pall Mall Gazette" bevat eene beschouwing over de verontrustende geruchten betreffende een aanstaanden oorlog en behandelt daarbij de stelling van Engeland tegenover het vraagstuk der Belgische onzydigheid. Het blad zegt dienaangaande: Enge- lands verplichtingen zyn bij het tractaat van 1870 geregeld. Het zou Engeland echter onmogelyk zyn, de Fransche of Duitsche legers terug te dryven, wanneer zy over Belgisch grondgebied wilden trek ken. Engeland zou slechts kunnen handelen over eenkomstig de verklaring van Gladstone in 1870, namelyk in oorlog te komen met de mogendheid, die het eerst de Belgische onzydigheid mocht schenden. De burgemeester van Dublin, een vurig natio nalist, heeft in eene vergadering der liga verklaard, dat hy van iemand te Nieuw-York eene som gelds had ontvangen, bestemd om het de regeering zoo lastig mogelijk te maken. Bulgarjjè. De „Times" verneemt uit Weenen dat de Rus sische regeering aan de mogendheden heeft voor gesteld, gebruik te maken van de aanwezigheid der Bulgaarsche deputatie te Konstantinopel, ten einde door de gezanten aan het Turksche hof onder handelingen te doen openen tot oplossing der Bul gaarsche quaestie. Alle mogendheden betuigen hare instemming met deze uitnoodiging. Alleen Engeland maakt eenig voorbehoud betreffende de volgorde der quaesties, welke zullen worden behandeld. Engeland wil nl. éérst de verkiezing van den vorst aan de orde stellen, terwijl Rusland vóór alles de aftreding van het regentschap op den voorgrond stelt. Algemeen echter beschouwt men Ruslands voor stel als een gewichtige stap tot eene minnelyke schikking. Het officieuze „Journal de St.-Pétersbourg" ver zekert, dat Rusland by de keuze van een vorst geen zwarigheden zal maken, maar dat het blyft vol harden by zyn eisch, dat eerst de wettige toestand in Bulgarye worde hersteld. Daar zoowel Frankryk als Duitschland en Oostenryk dit voorstel steunen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 2