N°. 8261. A0. 1887. Maaiidao- 24 Januari. feze fiourant wordt dagelijks, met uitzondering ran fpn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 22 Januari. PRIJ8 DEZER COURANT Voor Leiden per 3 ma&nden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Tan 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.1TJ. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Officiëele Kennis^-o vindon. Plaatselijke Directe Belasting. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter kennis van belanghebbenden dat een aanvang is gemaakt met het ophalen van de beschrijvingsbiljetten in de wijken I, II, III en IV en daartoe eerlang in do wijken V, VI, VII, VIII en IX zal worden overgegaan, met uitnoodiging om die biljetten behoorlijk in te vullen en ter afgifte gereed te houden. Voor het geval de biljetten nog niet mochten zijn inge vuld op het oogenblik dat de beschrijvers zich ter afhaling aan de huizen vervoegen, worden de belanghebbenden be leefd doch dringend uitgenoodigd de biljetten zoo spoedig mogelijk ten Baadhuize te doen bezorgen, ten einde het opmaken van het kohier niet behoeft te worden vertraagd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 22 Jan. 1887. E. KIST, Secretaris. KATIOWALE MILITIE. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gelet op art. 25 der Wet van den 19den Augustus 1861, betrekkelijk de Nationale Militie (Staatsblad No. 72); Brengen ter algemeene kennis: dat het register van inschrijving en de alphabetische naamlijst der in 1886 voor de Nationale Militie ingeschrevenen van den 19den tot en met den 29sten Januari e. k. ter Gemeente-Secretarie voor elk ter lezing worden nedergelegd dat bezwaar tegen register en lijst, binnen den tijd dier nederlegging, kan worden ingebracht aan den Commissaris des Konings in deze provincie, schriftelijk, op ongezegeld papier, bij den Burgemeester in te leveren. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 18 Jan. 1887. E. KIST, Secretaris. De Nederlandsche Floralistenbond hield gisteren, Viqjdag-avond, in den Burg alhier zijne gewone half- maandelyksche ledenvergadering. Na opening door den voorzitter, den heer M. J. Van Laren, voorlezing der notulen en ballotage van een nieuw lid, werd overgegaan tot het uitreiken van de, op de tentoon stelling door de Pomologische Vereeniging in den afgeloopen zomer te Boskoop gehouden, behaalde bekroningen, namelijk aan de heeren A. J. Kors en A. Kors ieder eene zilveren en aan den heer W. Van Veen eene bronzen medaille. De voorzitter wonschte den prijswinners geluk met deze onderscheidingen en spoorde de leden aan, te blijven voortgaan op den weg, dien men is inge slagen, opdat men meer en meer zal overtuigd worden dat de Leidsche bloemisten alles in het werk stellen om den tuinbouw bevorderlijk te zyn. Op uitnoodiging van het bestuur verklaarde de heer W. Lefèbre, uit 's-Hage, zich volkomen bereid, in eene der buitengewone vergaderingen van de afdeeling Leiden der Nederl. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantenkunde eene spreekbeurt te vervullen. De vraag, in de vorige vergadering gedaan: „Welke plantensoorten zijn het meest geschikt om voor den tegenwoordigen tijd te cultiveeren?" werd wegens afwezigheid van den vrager aangehouden tot later. In de pauze was ter bezichtiging gesteld eene verzameling zinken en terra-cotta planten-étiquetten van den heer Lefèbre en voor deze gelegenheid vrijwillig afgestaan door den vervaardiger, den heer Carrière, tuinarchitect, Witte Brug 27 te 's-Graven- hage. Deze étiquetten doen den heer Carrière vee! eer aan en mogen aan liefhobbers, voornamelijk wie het te doen is om zuivere plantennamen en ook voor bezitters van arboretums, gerust aanbe volen worden. De heer Yan Laren leverde hierna eene zeer duidelijke en zeer omvangrijke bijdrage over vleesch- etende planten. Hij zette zijne beschouwingen om trent deze familie zeer breedvoerig uiteen en sloot de vergadering met den wensch om voort te gaan tot voortdurende besprekingen over het ruime arbeidsveld, dat nog vóór ons ligt. d. m. Van het derde abonnements-concert mets dan goedl Wel was het eene teleurstelling dat het door eene plotselinge ongesteldheid den heer Arnold Spoel (uit 's-Hage), ofschoon niettemin tegenwoordig, verboden viel te zingen, hetgeen te meer te be treuren was daar hij nog onlangs van de uitvoering van Leidens Mannenkoor zulk een gunstigen indruk had achtergelaten, doch zijne echtgenoote trachtte alles weer goed te makenen daarin slaagde ze ook. Deed zij het publiek met de „Freischütz"-aria „Einst traumte meiner sel'gen Base" reeds onmid dellijk voor haar innemen, door hare zuivere voordracht vol uitdrukking, die ingenomenheid vermeerderde toen zij (aangezien door hdt niet optreden van den heer Spoel drie nommers van het programma moesten vervallen) na de pauze een dier nommers aanvulde met zulke werkelijk lieve, geestige liederen, dat zij, mede door hare kristalheldere sopraanstem, in de eene voordracht als 't ware een stroom van dia manten doende bewonderen en in de andere leerende „hoe men zijn ijzer glooiend smeedt" (van dr. Pijzei), de harten voorgoed won, waardoor met hare drie laatste voordrachten in een volgend nommer genoemde ingenomenheid tot een zeker enthousiasme overging, vooral toen zij Spool's „Looze Molenarinnetje", zoo aangrijpend naïef, zoo ongekunsteld voordroeg, dat men om zoo te zeggen aan hare lippen hing, dat om de lippen der toe hoorders zeiven een glimlach getooverd werd. Niet ten onrechte noemden we mevrouw Spoel, wier echtgenoot de piano-begeleiding zeer verdien stelijk op zich nam, het eerst; want ze behaalde dezen avond het leeuwenaandeel in de toejuichingen, welke zelf wel bijna een nommer vormden, zoodat voor het orkest het derde nommer bewaard bleef. Het vulde dit aan met een „Cantilène" en een „Bohémiene" uit de Suite voor orkest „Scènes de Genre" (voorkomende in Mann's „Album de Dance" voor piano, uitgegeven bjj de firma Schreuder Van Baak alhier). Niet alleen hiermede, maar vooral in de overige orkestwerken volbracht het zjjne taak op eene wyze, welke niet anders dan lof verdient. Het toont dat het de overtuiging bezit dat de ver diensten niet eigenlijk bestaan in het maken van een onnoemlijk aantal, snel op elkaar volgende noten, hoe kunstvaardig dit ook zij, maar in een bescheiden, zuivere, beschaafde, gevoelvolle ver tolking. Elk nommer gaf daarvan thans een her nieuwd blijk. Evenals vroeger voor de harmonie- muziek, is daartoe thans ook het strijk orkest meer en meer op den goeden weg. De heer Mann heeft daardoor aanspraak op ieders waardeering. Bijzondere vermelding verdient tevens de violist de heer S. Prinsenberg voor diens obligate alt-bege leiding der eerste voordracht van mevrouw Spoel. Hij was hier goed op zijne plaats. Het Amerikaansche orgel, dat de heeren Van Thienen op hunne soirée in het Nutsgebonw zullen bespelen, is uit het magazijn van de firma C. C. Bender alhier. De leden van de Tweede Kamer zijn tot her vatting der werkzaamheden bijeengeroepen tegen Dinsdag 8 Februari a. s., des namiddags te 2 uren. Het „Hbl." verneemt dat de heer J. E. Bois- sevain, inspecteur van de Expertise-Vereeniging Veritas, te Marseille, door de Fransche regeering be noemd is tot ridder van het Legioen van Eer. In de Nederlandsche scheepvaartkringen, waar men den zaakkundigen expert op zjjne vroegere standplaats te Glasgow inzonderheid dikwijls had te raadplegen, zal deze onderscheiding van onzen landgenoot zeker met genoegen worden vernomen. Het stoomschip „Utrecht", van Rotterdam naar Java, vertrok 21 Jan. van Port-Said. Z. M. heeft benoemd in den geneeskundigen raad voor Zuid-Holland, tot leden mr. A. J. Roest, te Rotterdam, en W. H. J. Gantvoort, te Rotterdam, en tot plaatsvervangend lid mr. A. P. T. Eyssell, te 's-Gravenhage. Gemengd Nieuwaï Gedurende de afgeloopen week zijn hier ter stede aangegeven 21 gevallen van mazelen. Sterfgevallen aan besmettelijke ziekten kwamen niet voor. Dit getal van aangegeven gevallen is echter volstrekt niet dat der aangetaste lijders. Vele hoofden van huisgezinnen doen in het geheel geen aangifte van voorkomende besmettelijke ziekte, om het gevreesde biljet te vermijden. (Strafbaar volgens artt. 19 en 31 der Wet van 4 Dec. 1872.) Weer anderen geven alleen kennis van het e e r s t e geval in hun huis voorkomende, hoewel er later meerdere patiënten aangetast werden. Sterftereen van die lijders aan de ziekte of aan hare dikwijls zeer gevaarlijke naziekten, dan wordt gewoonlijk van dat geval ter Secretarie niets bekend. De op gave van de Secretarie (zie ons blad van 17 Januari) als aangetast in 1886 aan mazelen 636 en ge storven 43 (dus het verbazend groote cijfer van bijna 7 pet.) is dus voor de statistiek van nul en geener waarde, en behoeft het publiek niet te beangstigen. De hooge sterfte-cijfers van Leiden, in vergelijking met andere steden, zjjn bjj verdere napluizing zoo hoog niet. De sterfgevallen in het Academisch Ziekenhuis voorkomende (bijna allen van geen© Leidsche ingezetenen) zijn o. a. daaronder ook begrepen. Die jongens! die jongensl waar halen ze 't vandaan? Gistermorgen liep op de Beestenmarkt te 's-Hage een bejaard vrouwtje, dat niettegenstaande haar ouderdom, toch nog een tamelijke vracht aard appelen in haar schort droeg. Doch ziet, daar breekt een der banden en de Brielsche jammen rollen over de straat. In de gedaante van twee kwajongens, kwam er toen een reddende engel opdagen, daar één hunner een kinnetjes-mand bjj zich had. „Waar moet je naar toe, moeder?" „Naar de Herderstraat, jongen 1" „Vooruit dan maar, dan zullen we je gauw een handje helpen?" De mand werd op straat gezet en terwijl de vrouw haar band weer trachtte vast te knoopen, raapten de jongens, wat zjj rapen konden, en was de mand weldra gevuld. „Ben je klaar, moeder alloh Kees hou je dan taai!" Zjj namen ieder een oor van het draag- middel in de hand en toen als een wip er van door, doch hoe groot was de verontwaardiging van het oudje, toen zjj haar vracht opnieuw daar zag liggen, daar er in de mand geen bodem had gezeten en jongens het uitproestten van 't lachen. (H. Crt.) Uit Jutfaas wordt aan de „N. R. C." van 21 Januari gemeld Hedennamiddag reed de tram Vreeswijk Utrecht, die te 1 uur uit Utrecht vertrekt, ter hoogte van. het Witte Huis een meelwagen aan. Het geval moet zich zóó hebben toegedragen: Een molenaarsknecht uit U. rijdt met een zwaar beladen wagen voor de tram uit. Hij zit er boven op en hoort door het rammelen van het ijzerwerk aan zijn voertuig het bellen niet van de achter hem aankomende tram. De machinist denkt dat de molenaar tijdig zal uitwijken; maar dit gebeurt niet en de wagen wordt door het eerste rijtuig gegrepen. De voerman springt er af, maar onge lukkig juist aan den verkeerden kant, zoodat hij tusschen de tram en zijn eigen wagen bekneM raakt. Nu stopte de machinist natuurlijk uit alle macht, terwijl het paard met den wagen op hol gaat. De voerman had eene belangrijke kwetsuur aan het hoofd, klaagde over pijn in de armen en kon gaan noch staan. Het paard werd later gegrepen, maar toen was de wagen nagenoeg leeg. De zakken lagen langs den weg, enkele heel, andere gebarsten, zoodat het meel overal heen stoof.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5