Catharina Beersmans. <§eze (fiouraai wordt dagelijks, met nitzondcring 7an fëpn- en feestdagen, Gitgsgsrez. PRIJS DEZER COURANT: Voor Loiden per S maanden.1.10. ïPranco per poet.1.40. AfBonderljjke Kommen.0.05. In groote woordenpraal spreekt nooit de taal van 't harte, Eenvoudig is het woord als 't in oprechtheid vloeit, Een handdruk bij de vreugd een traan bij leed en smarte, Zijn tolken dat in 't hart een reine liefde gloeit. Ontvang daarom deez' dag, op 't feest van Uw verjaren, Een kort maar hartlijk woord een beê voor Uw geluk, De wensch dat 's Hemels gunst uw jeugdig hoofd moog' sparen, 't Behoeden voor de smart, voor werelds leed en druk. leef lang tot roem der kunst, tot vreugd van maag en vrinden Blijf, wat ge jong reeds zijt, de roem van 't seliouwtooneel, Zoek ongekunsteld steeds den weg naar 't hart te [vinden, En zij de gloriekroon Uw onverganklijk deel! Ziedaar de weinige meer van waardeering dan wel van talent getuigende regelen, welke den 9den Mei van het jaar 1869 mejuffrouw Catharina Beers mans b\j gelegenheid van haar verjaarfeest werden toegezongen. Hoe gering in aantal, toch zijn die verzen van groote waarde, want zij leveren het bewjjs dat de vier-en-twintigjarige tooneelspeelster, die twaalf jaren vroeger voor het eerst den voet in den schouwburg gezet had en ternauwernood acht jaren herwaarts als zestienjarig meisje het tooneel betreden had, reeds toen de fonkelende starre was, die haar licht verspreidde op ons nationaal tooneel, dat zjj reeds toen do roem en de glorie was van Thalia's kunst. Ruim zeventien jaren zjjn sedert dit oogenblik vervlogen; het jonge meisje is vrouw geworden: hetgeen toenmaals toekomst was, ligt heden reeds in het verleden, hetgeen toenmaals als wensch, als bede werd uitgesproken, is thans werkelijkheid geworden. Mevrouw Beersmans heeft geleefd tot roem dor kunst, tot vreugd van maag en vrienden zij is gebleven, wat zjj jong reeds was: de roem van 't schouwtooneel en de gloriekroon is thans haar onvergankelijk deel geworden. Gelukkig de vrouw, die na vijf en twintig jaren volhardende studie en arbeid kan bogen op zulk een verleden, op zooveel lauweren; gelukkig zp, die roem mag dragen op zooveel sympathie, op zooveel bewondering. Èn die sympathie èn die bewondering kan niet anders dan vermeerderen, dan nog grooter worden, wanneer men het verleden van die vrouw kent, wanneer men weet met welke bezwaren ze to kam pen hoeft gehad, welke moeielpkheden, welke hin derpalen zp heeft moeten overwinnen. Den 9den Mei 1845 in het kleine Belgische plaatsje Turn hout geboren, moest zp ten gevolge van den vroeg- tijdigen dood haars vaders reeds jong de school verlaten, om evenals zoovele Vlaamsche meisjes, gebogen over het kantkussen, hare jeugd op te offeren, ten einde hare moeder haar hulp, haar bij stand aan te bieden tot onderhoud van het talrijk gezin. Niet lang echter zoude zp daartoe veroordeeld zijn, althans niet lang genoeg om hare gezondheid en tevens hare levendige natuur te verliezen, want reeds in 1857 besloot hare moeder zich metterwoon te Brussel te vestigen en daarmede nam de ver moeiende, geestdoodende arbeid een einde. Hier was het dat zp het eerst den drempel van Thalia's tempel overschreed, hier was het dat het in haar sluimerend talent ontwaakte. „De armen van Parijs"' en het blijspel ,,'s Avonds in de Mane" waren de eerste stukken, welke zp zag opvoeren en gedurende weken haren geest bezig hielden. Dagen achtereen weergalmde haar gezang door het huis; alle coupletten uit ,,'s Avonds inde Mane" had zij onthouden en vroolpk deed zp ze weerklinken, terwijl zij hare huiselijke bezigheden verrichtte. Een harer ooms hoorde haar zoo zingen en toen hare moeder hem mededeelde, dat Netje, zooals de thans gevierde Catharina in hare jeugd genoemd word, na dat enkele bezoek slechts droomde van hot tooneel, raadde hp haar aan zich hiertegen niet te verzetten, maar haar kind, mocht dit daartoe roeping gevoelen, actrice te laten worden, waar mede, zooals hp verzekerde, veel geld kon worden verdiend. Het toenmaals nog bestaand vooroordeel tegen het tooneelwezen, de strenge katholieke beginselen der moeder, deden haar zich met kracht hiertegen verzetten. Slechts noode zelfs, bewilligde zp er in dat hare dochter hare medewerking zou verleenen aan eene liefdadigheidsvoorstelling eener rederijkers kamer te Brusselde herhaalde en langdurige over redingen en smeokingen van oom en dochter deden haar echter besluiten, hoewel met weerzin, die toestemming voor deze enkele maal te geven. Bij die gelegenheid gaf de toekomstige kunste nares eene romance ten beste, getiteld„De raad eener Moeder." Dat was de eerste schrede op de hooge ladder. Het succes toch was boven verwachting; de gevoelvolle voordracht van het eenvoudige lied sleepte alle toehoorders mede en deed de jonge zangster luide en warme toejuichingen ten deel vallen, het deed de aandacht van den toenmaligen bestuurder van den Vlaamschen schouwburg te Brussel, den heer Yan der Sande, op haar ves tigen; denzelfden avond ontbood deze haar ten zpnent en ook dienzelfden avond werd haar, door dezen haren toekomstigen Maecenas, een enga gement aangeboden tegen vpf franken per voor stelling. Verblind door den bp val, haar kind geschonken, in haren geest hare dochter reeds eene groote talent volle, alom gevierde en bewonderde tooneelspeelster ziende, gaf eindelpk de moeder de zoo vurig be geerde toestemming en de toenmaals zestienjarige Beersmans was voorgoed aan het tooneel verbon den. Haar debuut was echter weinig bemoedigend. In het bljjspel„De vrouw, die haar man doet her bakken", het eerste stuk, waarin zij optrad, maakte zij haar entrée met eene wel wat diepe en geheel onwillekeurige buiging voor het publiek. Nog nau welijks op het tooneel gekomen, struikelde zij over haar eigen kleed en viel, juist toen zp gereed stond om de weinige woorden harer rol te zeggen. Een zelfde geval overkwam haar dien avond zelfs nog eenmaal, maar daarmede was tevens alle verlegenheid verdwenen; zp bewoog zich in het vervolg vrp en ongedwongen, eiken avond nieuwe vorderingen makende, steeds zoowel in actie als dictie toonende, hoe ernstig zp hare taak opvatte en hoezeer zp het tooneelspel vereerde als een verheven kunst. Datzelfde jaar trad zp nog op als Jaquinet in „Paljas" en van dezen stonde af werden haar reeds belangrijker rollen toevertrouwd. Wat mejuffrouw Beersmans onmiddellijk inzag was, dat hare opvoeding verre van voltooid mocht heeten en dat zp nogal veel zou moeten leeren, als zij iets meer wilde worden dan eene actrice, die, slechts steunende op aanleg en routine, hare rollen met eenige gemakkelijkheid en wat natuurlijk gevoel opzegt in plaats van speelt. Met ijver legde zij zich te dien einde toe op het lezen, het goed en met oordeel lezen van boeken, die haar de geheimen van het menschelijk hart moesten ontsluieren. Elke uiting van het gemoed, die zij beschreven vond, overdacht zpzp riep zich elk tooneel voor den geest; zp verplaatste zich in gedachten in den kring van personen, die in haro verhalen voorkwamenin één woord, zp bestudeerde de romans, die anderen slechts tot uitspanning, tot tijdverdrijf of tpddooding noodig hadden. Hare volharding, hare weetgierigheid kwamen haar daarbij g°0d te stade. In betrekkelijk korten tijd had zij zich geheel op de hoogte der letter- PRIJïï DER ADYERTENTIEN: "Vau 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaateruimte. Voor het incae- eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. kunde gesteld en daar zp, al wat zij leerde, steeds op het tooneel in toepassing bracht en bijna eiken dag iets nieuws leerde, verwierf zp ook dagelijks meer de genegenheid van het publiek, zoowel te Brussel als te Antwerpen, waarheen zij twee jaren later, in 1863, trok om er tot 1876 bpna onafge broken werkzaam te blijven. Het volgend jaar viel Nederland de eer te beurt dat deze geniale actrice haar hulp, haar steun kwam schenken aan ons vaderlandsch tooneel, dat zij hare krachten, haar talent deed bewonderen op Hollandsche planken, dat zp zich thans voorgoed aansloot bp eene tooneel-vereeniging harer waardig, bp het gezelschap namelpk toenmaals onder directie der heeren Le Gras, Yan Zuylen en Haspels. Sedert dat oogenblik is niet alleen haar naam, maar ook haar persoon bp ons bekend, sedert dat tijdstip hebben wij niet opgehouden haar onze hulde te brengen, onze bewondering te betuigenen in welke verscheidenheid! Wij hebben haar toegejuicht als Zwarte Griet, de vrouw uit de heffe der volksklasse, dorstende naar wrake; wp hebben haar onze bravo's doen hooren als de goede, weldoende koningin Louise in Multatuli's „Vorstenschool"wp hebben haar be wonderd als het verleide, zoo zwaar gestrafte land meisje Anne-Mie; in de „Severo Torelli" hebben wp deernis gevoeld voor haar als Donna Pia, de vrouw, die haar eer in ruil gaf voor het leven van haar echtgenootzp heeft ons eerbied doen gevoelen voor de goedhartige, rijke tante Neeltje in „Hannes"; zij heeft onzen afkeer, onzen afschuw opgewekt als de ontaarde Medea, zij heeft onzen haat in het leven geroepen over de wellustige Maria Tudor; zjj heeft ons medelijdend gestemd als de ongeluk kige Maria Stuart; zjj heeft ons doen weenen als de rampzalige Marie Antoinettezjj heeft ons doen lachen als de trotsche verwaande mevrouw Rebus in „Tilli". Elke gemoedsaandoening heeft zp ons geschetst, eiken hartstocht ons weergegevende geheele zoowel physieke als psychische mensch, tot welken rang of stand hij ook behoore, heeft bij haar zjjne uiting, zijne verpersoonlijking gevonden; zp is het wezen, dat zp voorstelt, en zij is het in woorden en in gebaren. Elke gelaatstrek is eene schets, elke oogopslag eene karakterteekening, elke blik eene schildering van een hartstocht. Welk een talent, welk een meesterschap der kunst I En niettegenstaande dat alles gaat die grootsche veelomvattende geest gepaard met een ziel vol een voud, vol bescheidenheid. Wilt ge het bewijs dezer bewering? In het feestnummer der Kunstbode, uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig jubiló en het af scheid van het Nederlandsch tooneel van mevrouw Kleine - Gartman in April 1885, leest men de vol gende woorden „Aan mevrouw Kleine Gartman. „Hooggeacht als vrouw; gewaardeerd als Neder lands eerste kunstenares, verlaat gij het tooneel. „Thans aan ons, uwe jongeren in jaren, uwe min deren in talent, om uw voetspoor te volgen. Gelukkig zij, van wie aan het einde van haar kunstenaars loopbaan zal worden getuigd: als vrouw wordt zp geacht, als kunstenares gewaardeerd, zooals eens Kleine - Gartman. „Rotterdam. Catharine Beersmans." Die nederige vrouw, die groote kunstenares zal weldra ook hier den dag herdenken, waarop zjj voor 25 jaren het tooneel betrad. Dat hot haar ook in onze veste niet aan teekenen van sympathie, van waardeering, van bewondering en tevens van dank baarheid zal ontbreken, hiervan houden wp ons overtuigd. Mr. L. H.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1887 | | pagina 5