N°. 8222.
iDiiisdao 7 December.
A0. 1886.
MIJNE DOCHTER CAROLINE.
§eze iQourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran <g'on- en feestdagen, uitgegeven.
F. VON BULOW.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1A0.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTEN
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17|.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
26)
van
Van de officieren scheen niemand te vermoeden,
wat er eigenlijk met den graaf aan de hand was.
Aan tafel sprak men er slechts in onbepaalde be
woordingen over. In het stadje daarentegen had
ieder er den mond vol van, naar Runkei mjj zeide.
De naam Werdenstein ging van mond tot mond.
Het vermoeden, dat hij nooit weer terug zou kee-
ren, heerschte algemeen en had ten deele ook niet
weinig schrik verspreid.
Havik vertelde mij triomfeerend, dat hij door
eene geheele bende onbetaalde handwerkslieden
bestormd werd, die van hem bericht omtrent den
graaf wilden hebben. Wat baatte dat alles echter mjj
Ik had 's middags beproefd eenige noodzakelijke
brieven te schrijven, maar de pen kwam niet op
het papier. Ik was niet in staat om rnjjne gedach
ten te verzamelen, zij vlogen voortdurend weder
naar de Heerenstraat.
Uit mijn gepeins werd ik plotseling opgeschrikt
door eene heftige discussie, die ik beneden in 't
portaal mjjner woning hoorde voeren. Ik deed mijne
kamerdeur open en keek naar beneden, wat daar
te doen was en zag Mathes in levendig gesprek
met een anderen man, dien hjj den weg naar boven
versperde.
„As ie me toch gegeven heit, edele heer Runkei,
verlof dat ik hem mocht opzoeken. Ben ik hem
toch ook eenmaal van dienst geweest dien edelen
jongen heer, as ie het mij toch beloofd heit mjj
te helpen. Laat mq toch na boven, beste mijn
heertje."
Runkei liet zich niet vermurwen. Koel ant
woordde hq
„Daar komt niets van in, BileamBij mq komen
geen Joden in huis. Ga maar gerust heen en maak
mq niet boos!"
Ik begreep terstond waarom het hier te doen
was. Ofschoon niet in de stemming om een gesprek
met Izaak aan te knoopen, herinnerde ik mq toch
mijne belofte, deed een goed woordje bq Mathes
en met een blik op mq en ontevreden het hoofd
schuddende, liet hq Bileam doorgaan.
„Ach, genadige heer, u zult niet verlaten, in ellende
een armen man!" riep Izaak uit, de handen wrin
gende. In zqn angst had hq zelfs vergeten zjjn diep
in den nek staande muts af te zetten. „Ben ik toch
een geslagen man As je meent, dat ie mij niet
eens wilde aanhooren de groote genadige heer
overste van het regiment. Heeft ie me de trappen
laten afwerpen, as ik van hem wilde verlangen
mijn heiligste recht, bezegeld en beklonken. Als
mijnheer mq toch raad zal geven wat ik doen
moet in mqn nood. As mijnheer toch ook wel ge
hoord zal hebben van het schrikkelijke ongeluk,
dat gebeurd is in de stad, dat graaf Werdenstein
heeft gepoetst de plaat!"
Ik werd opmerkzaam.
Hij vervolgde gejaagd:
„Heb ik toch fijne wisseltjes van hem, een, twee,
drie. Zqn al vervallen meer dan drie maanden en
krijg ik niet mqn lieve goede geld terug.'Als hq
mq altqd getroost heit met de juffrouw van den
overste, met wie hij trouwen gaat. En de vader
van mijnheer den graaf heeft mq geschreven
ach Godach Goddat hij niet opkomt voor de
schulden van zqn zoon. Help mq toch, help mq
toch, genadige heer; ik ben toch eens voor u in
de koude op den bok gaan zitten!"
Eene plotselinge gedachte schoot mij te binnen.
Had dan een goed geluk mq dit gunstige oogenblik
geschonken
„Laat mij die wissels eens zien, Izaak," zeide ik
snel, terwijl ik van aandoening bijna niet kon spreken.
Hij greep met bevende hand in de zak van zijn
wijde, lange, vuile jas, zette zijn koperen bril voor
zichtig op, zocht in zijn versleten brieftasch en
overhandigde mq angstig de onbeduidende papieren.
Eén blik was voldoende.
Het waren zoogenaamde eerewissels, voor welker
stipte betaling de schuldeischer zqn eerewoord
had verpand.
De wissels te zien en te weten wat mij te doen
stond, was voor mij één. Nu of nooit, heette het
bq mq, is het mogelijk met krachtige hand in de
raderen van het noodlot te grijpen, om nog in het
laatste oogenblik redding te brengen.
Verbaasd zag Bileam mq aan, toen ik hem
kortweg verklaarde dat ik de wissels wilde koopen.
Wel is waar was het een hard gelag voor hem
de onbetamelijk hooge sommen tot op een vierde
door mij te zien verminderen, maar hij stond voor
het geval, niets of den inleg terug te krijgen.
Na een harden strqd werden wq het eens en
tegen afgifte van een briefje op mqn bankier in de
residentie gingen de wissels in mqn bezit over.
Van het eene besluit kwam ik spoedig op het
andere, van wqfelen wist ik nu niet meer.
Het eerste wat mq te doen stond, was een brief
aan den graaf te schrijven. Ik deelde hem daarin
kort en goed mede dat ik in het bezit zqner wissels
was, dat ik trouwens nog verder bekend was met
het geheim zqner ontredderde finantieele omstan
digheden. Zqn woord van eer als officier had hq
wel is waar reeds verbrokenmaar ik zou daarover
zwqgen, als hq onmiddellijk zqn verzoek om ontslag
indiende en aan den overste schreef dat hq van
eene verbintenis met mejuffrouw Caroline afzag.
De uitslag kon niet twijfelachtig meer zqn.
Ofschoon de weg naar Caroline's hand daarmede
voor mij nog lang niet vrq was, trad dit voor het
oogenblik toch op den achtergrond, nu ik de zekerheid
had dat ik Caroline, althans om te beginnen, redden
kon van eene smadelijke verbintenis.
Ik was geheel veranderdik was weer de oude
geworden.
Ook Caroline moest onmiddellijk bericht ontvangen.
Door de sneeuw baande ik mq een weg naar mevrouw
Von Rettenbergs woning. De lieve vrouw juichte van
blijdschap bq mijne mededeeling; ik bereidde haar
daarmede de grootste vreugde. Dadelijk zond zij
een briefje over den veranderden toestand aan
Caroline, zonder mijn naam daarin te noemen, zooals
ik haar verzocht had.
Hoop en vertrouwen waren bij mq weergekeerd
en daarmede ook het genoegen in de Kerstvreugde.
Het reeds lang voor mqne huisgenooten voorbereid
plan zou zeker niet tot uitvoering gekomen zqn,
als ik dien dag gebleven was in de stemming,
waarin ik 's morgens opstond. De hemel was echter
zoo helder voor mq, dat ik ook waar genoegen
vindon kon in de vreugde van anderen.
Ik spoedde mij naar huis. Het licht van enkele
Kerstboomen scheen reeds door de ramen.
Mqne toebereidselen waren spoedig in orde en
na eenige wenken aan Isidoor, die van louter op
gewondenheid nauwelijks luisterde, ging ik naar
beneden, naar mijn hospes.
Ter eere van den gewichtigen dag ontvingen zq
mij in gala, niet weinig trotsch dat ik hunne uit-
noodiging had aangenomen.
Mies was onder den gunstigen invloed dien de
predikantsvrouw te Zandberg op haar uitoefende,
zeer in haar voordeel veranderd. Zq scheen echter
op 't oogenblik ook eenigszins verlegen, zoodat ik
begreep, dat Isidoor haar in 't geheim had toe
vertrouwd welke groote verrassing hun allen nog
wachtte.
Ik voerde het gesprek bijna geheel alleen. Runkei
bleef eerst zeer afgetrokken, waarover hq zich later
verontschuldigde door te zeggen dat het bezoek van
Bileam en de gedachte aan het aanzoek, dat de
schoenmaker om de hand zijner dochter had gedaan>
hem niet uit het hoofd wilden. Zolfs moeder Katbinka,
anders zoo woordenrijk, was thans zoo zeer vervuld
met gedachten aan de keuken, dat de anders nooit
stil zijnde tong voorloopig rust had. Hare eer als
huisvrouw stond op het spel, of de karper met
bier, een nationaal gerecht uit die streken, goed
gelukken zou.
Tot eetzaal was de pronkkamer van het huis,
moeder Kathinka's heiligdom, ingericht.
Kathinka gaf Mathes een wenk om daar de lichten
te gaan aansteken, en ridderlijk bood ik mijne gast
vrouw, wier wangen gloeiden als het vuur in haar
keukenhaard, den arm en geleidde haar daarheen.
Vader Runkei bleef nog altijd zeer ernstig en
werd eerst spraakzaam toen hq de meerschuimen
tabakspijp en de vijf pond echte Hollandsche Varinas-
tabak ontdekte, die ik hem bq deze gelegenheid
vereerd had. Ook moeder Kathinka was zeer in
haar schik met de toen zeer nieuwerwetsche boa,
die ik haar ten geschenke gegeven had. Alleen Mies
was verlegen, toen zq het kistje met twaalf zilveren
theelepeltjes voor haar huishouden opende.
Men had ook aan mq gedacht. De wollen kousen,
die mijne hospita voor mq gebreid had en de fraaie
pantoffels, die Mies voor mq had gemaakt, zouden
eene tentoonstelling van handwerken eer hebben
aangedaan.
Mathes bood mij een hoornen snuifdoos aan met
de woorden: „Ziet ge, mijnheer Raaf, snuiven doet
ge wel is waar nog niet, maar het kan toch komen en
zoo dacht ikBeter mee verlegen dan om verlegen
De ongekunstelde wederzqdsche dank deed mij
goed; hier waren het geen holle klanken; de
mensch sprak hier zooals hij dacht en gevoelde.
Isidoors verschijning had ik voor later bewaard,
om de gemoederen eerst nog een beetje gunstiger
te stemmen door de punch, die ik gemaakt had.
De karper was voortreffelijk en de lof, dien
moeder Kathinka daarvoor inoogstte, viel in goede
aarde.
Ik schonk vader Runkei vlijtig in, wq spraken druk
over alles en nog wat; de pijpen werden gehaald en
daarmede begon eerst de echte vertrouwelijkheid.
Het gewichtig oogenblik, dat over het geluk van
twee menschenkinderen zou beslissen, naderde.
Er werd geklopt en daar trad Isidoor Zitterman
binnen maar in welk eene uitmonsteringMqne
slechts zeer algemeene aanwijzingen had hq op zeer
origineele wqze ten uitvoer gebracht en hq gaf daar
mede een nieuw bewijs zqner kunstenaarsgaven.
Het geheel maakte een zoo komischen indruk dat
het de moeite eener beschrijving wel waard is.
Hjj verscheen letterlijk als een levende kleeren-
hanger.
Op zijn rug had hjj zich een kruis laten binden,
dat hjj van latten had gemaakt, waarvan het boven
einde minstens twee voet boven zjjn hoofd uitstak
de armen hingen stjjf, rechthoekig gebogen, langs
zjjne zjjde. Daarover droeg hq rechts en links de
voor moeder en dochter bestemde goederen, om
den hals droeg hjj de broek van vader Runkei
met eene pijp over eiken schouder, terwijl hjj het
bovenstuk als eene muts over het hoofd had getrok
ken. De lakensche jas was over het genoemde
kruis uitgespreid en het geheel werd overschaduwd
door een stuk karton, waarop met reusachtige
letters te lezen stond:
Isidoor Zitterman,
kleerenmaker voor heeren en dames.
(Wordt vervolgd.)