Te huur
Yeryolg der Advertenticn.
esse
Toonkunst-concert.
De Stadszaal bood gisteravond een schouwspel aan,
als hier by een concert slechts zeer zelden is waar
te nemen: zoowel beneden als boven bleef er niet
enkel geen plaats onbezet, maar er kwamen zelfs
plaatsen te kortvoor de afdeeling Leiden der Maat
schappij tot bevordering van Toonkunst, wier zang-
vereeniging er eene uitvoering gaf, zeker een be
moedigend feit. Deze uitvoering was van dien aard
dat ze wel op eene breedvoeriger bespreking dan
gewoonlijk mag aanspraak maken.
Het programma werd geopend met het drama
tisch gedicht: „Maria Magdalena," van mevrouw
Henriette Heinze-Berg en op muziek gebracht door
onzen Amsterdamschen componist en directeur den
heer Frans Coenen.
Toen deze zelf den dirigeerstok van den heer De
Lange in ontvangst nam, werd hij door de aanwe
zigen reeds warm begroet en toen daarna de in
leiding tot het vrooljjk drinklied door het orkest
werd ten gelioore gebracht, kreeg men grond tot
de veronderstelling dat do gekoesterde verwachtingen
omtrent dit toonwerk geenszins zouden worden be
schaamd. De muziek was in overeenstemming met
de woorden, met het „Holde Freude, Ziel desLebens,"
met de fraaie bloemkransen, schitterende bekers,
glanzende paarlen en den gouden wijn. Er was
levenslust in het: „o welches holde Glück bringt
jeden Augenblick mir das Geschick!", in het:
„Schmücket mein goldnes Haar mit Perlen, rein
und klar," en niet minder in het: „ich will die
Schönste sein, ich nur allein," waarmede Magdalena
haar vrienden toezong, die haar andermaal met
het „lasst mit Blumen uns bekriinzen" beantwoordden.
Het was een vrooljjk, een opgewekt feest, een
feest echter dat weldra voor andere gemoeds
stemmingen bjj Maria zou plaats maken, als zjj
zich aangetrokken gevoelt door de „wunderbare
Rede die seinem (Christus') Mund entquillt, die der
Minuten jede, mit hoher Weisheit füllt," waarvan
reeds het volk doordrongen is op het hooren van
's Heeren doordringende woorden, waarvan de
muziek eene schildering tracht te geven. Er is
dan ook overgang merkbaar, maar slechts in de
zachtheid van uitvoering, niet in eene breedere
opvatting of uitwerking van het idééhet treffende
onderwerp, waaraan Maria Magdalena in hare aan
bidding, in haar lijden en strijden de stof levert, is
o. i. niet behandeld in die breede trekken, als
onontbeerlijk zjjn om muziek en tekst een harmo
nisch geheel te doen vormen. Ze zjjn hier veeleer
met elkaar in strijd.
Ontegenzeglijk bevat dit toonwerk nochtans tal
van schoone gedeelten, welke den meester doen
herkennen, o. a. het slotkoor der engelen, het
koor van Magdalena's vrienden „hör* uns rufen",
het koor der jongeren „dunkle Nacht voll Schreck
und Gnweu bricht herein, der Himmel grollt,"
terwijl het koor der goede geesten: „schwebet
sanft im Kreise" na de kruisiging des Heilands
inderdaad iets plechtigs ademt.
Dat deze koren tot hun recht kwamen, daarvoor
komt den koristen aller lof toe; zjj kweten zich
dapper van hunne taak en namen de aangegeven
schakeeringen zeer juist in acht.
Onder de solisten dilettanten merkten we goede
bekenden op. En hoe zij hunne partijen vervulden?
Wij durven verklaren: uitstekend. Mevrouw N. als
Tohannes (alt), de heer B. J. De Goey als Jacobus
(tenor) en de heer F. Driessen als Petrus (bas) zongen
werkelijk fraai en vormden een klaverblad, dat met
eere naast mej. Marie Fillunger (sopraan), van Frank
fort a/M., mocht staan. Zoowel in het quartet als in
het terzet kenmerkten ze zich door eenheid, gevoel
en zuiverheid van voordracht, terwijl bovendien
Johannes en Petrus met hunne afzonderlijke solo's
insgelijks eene welverdiende waardeering onder
vonden.
Eene omvangrijke partij was die van Maria
Magdalena, vervuld door mej. Fillunger. Terwijl
haar innemend sopraan-geluid vooral in dehoogere
noten zeergoed uitkwam, was het in de lagere iets
zwakker, zelfs nu en dan onmerkbaar, hetgeen we
bovendien aan de te sterke begeleiding meenden te
moeten toeschrijven. Aangrijpend zong ze het „ich
musste ihn am Kreuze sehen" enz.; maar hoe het
kwam dat zij in de andere gedeelten minder ge
lukkige, minder schoone oogenblikken had, dat er
zelfs iets onbestemds in haar zang lag opgesloten,
we weten het niet.
Zeker is het dat de eenigszins ongunstige indruk,
in dit werk van haar verkregen en zelfs nog in een
gedeelte van Brahm"h „Deutsches Requiem", dat
na de pauze werd ten gehoore gebracht, geheel
werd weggenomen toen zjj zich zoo prachtig deed
hooren in het: „Ihr habt nun Traurigkeit; aber
ich will euch wieder sehen", met welke solo het
koor„Ich will euch trosten" zoo keurig is ingeweven.
Had zjj haar stem tot nog toe bespaard om thans
in al haar rijkdom te schitteren Zjj boeide, sleepte
mee; zjj dwong thans bewondering af.
Hoe verdienstelijk de bariton nu insgelijks
zjjne partij vervulde, zoo had hjj ons in het eerste
werk als bas toch beter voldaan; iets, dat aan
eenige toonloosheid deed denken, was thans in zijn
orgaan niet te miskennen, ofschoon het „Herr, lehre
doch mich, dass ein Ende mit mir haben muss",
daarop eene gunstige uitzondering maakte.
Mochten we reeds hierboven met lof melding
maken der koren, dubbel doen we dit hier wat
dit werk betreft, want de moeilijk- en vermoeid
heden in Brahm's heerlijke, breede, van vromen
zin getuigende toonschepping werden, al waren de
tenoren in den aanvang van het „Aber des Herrn
Wort" een weinig mat, glansrijk overwonnen. Wjj
wijzen daartoe slechts op het zoo ingewikkelde
„3iehe, meine Tage sind eine Handbreit vor dir",
waarbij ook het orkest ditmaal vrijgoed medewerkte.
Wjj zeggon met voordacht: „ditmaal", want over
het algemeen valt over de instrumentale uitvoering
niet te roemen. Bleek het reeds in de „Maria
Magdalena" dat de stemming niet altijd van dien
aard was als men recht heeft om te wensclien
(waarbij hoorn en fagot soms een geluid voort
brachten hetwelk men moeilijk aan die instrumenten
zou hebben kunnen toeschrijven als men het niet
beter wist), in het „Requiem" liet ze zelfs veel
te wenschen over. Yan bescheidenheid was weinig
sprakehet mangelde voortdurend aan eenheid, en
wel zóódanig dat men meermalen aan een kab
belend beekje ging donken, waarboven de klari
netten onkele malen een vrij onharmonieus, zelfs
schril geluid deden hooren, terwijl de violen, welke
bekwame krachten men daaronder ook telde, bij
dit alles te loor gingen.
In gemoede, het was wol de zang, maar niet de
muziek die ons gisteravond van Brahms meester
werk werd aangeboden, hetgeen nog te meer uit
kwam als men zich herinnerde de schoone vertol
kingen indertijd van de (oude), op zich zelf staande
Leidsche Zangvereeniging, op wier muziekuitvoerin
gen in hot orkest meestal de beste krachten uit ons
land plaats namen, en waar dan, in tegenstelling van
nu, de statige, ruime, zelfs in den zomer luchtige
omgeving van het kerkgebouw tot een gewenschten,
treffenden indruk meewerkten.
Intusschen mogen we niet nalaten der afdeeling
dank te brengen voor het goede dat ze ons aanbood,
maar ook daarom dat zij ons in de gelegenheid
heeft gesteld in ieder geval kennis te maken met
Coenen's dramatisch werk.
Bovendien meenen we uit de stampvolle zaal
met genoegen te mogen constateeren dat de afdee
ling belangrjjk in bloei toeneemt.
Dit zij ook met hare zangvereeniging het geval,
onder haren bekwamen directeur!
27 Nov. '86.
BUI IC KN LAND.
Fraukriilc.
De Kamer van Afgevaardigden verwierp Zater
dag met 291 tegen 258 stemmen het amendement
van den heer Michelin, tot opheffing van het ge
zantschap bjj het Yaticaan. De minister De Freyci-
net had deze opheffing niet bestreden.
In den verderen loop der zitting voerde de heer
De Freycinet het woord over de regeeringspolitiek.
Hjj zeide dat Frankrjjk de rol van groot© mogend
heid niet moet nederleggen. Het behoort de ver
brokkeling van het Turksche rjjk te verhinderen;
het mag niet toelaten dat eenige mogendheid Egypte
in bezit neme. De quaestie betreffende het Suez-
kanaal is eene bevredigende oplossing nabjj. De
Regeering, zeide hjj verder, zet hare onbaatzuch
tige politiek voort. Wat hare koloniale staatkunde
betreft, moet zjj zich beperken tot de organisatie
der tegenwoordige bezittingen. Hare politiek kan
worden samengevat in deze woordenvoorzichtig
heid en geestkracht. (Herhaalde toejuichingen.)
De heer De Freycinet bestreed een amendement
van den heer Delafosse, strekkende tot intrekking
der kredieten ten behoeve van afgevaardigden wien
buitengewone zendingen worden opgedragen. Hjj
zag daarin eene soort van blaam. Het amendement
werd met 313 tegen 185 stemmen verworpen.
De Kamer verwierp verder een voorstel van een
harer leden, om het krediet voor het gezantschap
bij het Vaticaan van 70,000 op 30,000 fr. te
verminderen.
Op eene vraag van den heer Delafosse antwoordde
de minister De Freycinet dat het belang der Repu
bliek en de zorg der Regeering bestaan in hand
having van den vrede.
Deze verklaring lokte toejuichingen uit.
In de couloirs werd verteld dat de commissie
voor de belastingen met algemeene stemmen het
invoerrecht op alcohol van vreemden oorsprong van
30 tot 40 fr. had verhoogd.
Italië.
In de Kamer van Afgevaardigden verklaarde de
minister Robilant, in antwoord aan den heer San-
tonofrio Dellavalle, dat Italië met alle mogendheden
in goede betrekkingen verkeert. De regeering heeft
in het Bulgaarsche vraagstuk eene afwachtende,
doch waakzame houding aangenomen, terwjjl zjj
tevens de raadgevingen ondersteunt van andere
kabinetten om voorzichtigheid te betrachten. Niemand
kan er voortaan aan twijfelen, dat Italië's mede
werking volkomen is toegezegd aan elke mogend
heid, welke, evenals de Italiaansche, den vrede en
den eerbied voor de tractaten wil handhaven. (Leven
dige toejuiching.)
De te Rome verschijnende dagbladen zeggen dat
deze verklaring van Robilant een gunstigen indruk
heeft gemaakt.
Lavigerie beperkte de zendingen in Congo tot
het Oosteljjk gedeelte, nameljjk tot hetgeen men
de evenachts-meren noemt. De propaganda bracht
eene reorganisatie in de apostolische vicariaten
van Nyanza en Tanganica en richtte er andere op
in Opper-Congo tusschen Zanzibar en het land
Gallas; daardoor is in een groot deel van Congo
de vrjje hand gelaten aan de Belgische zendelingen.
Qroot-BritannlS.
De te Londen verschijnende „Observer" verneemt
dat de Duitsche Rjjksregeering zich ernstig bezig
houdt met eene regeling van het Bulgaarsche
vraagstuk, waarbjj de belangen van Oostenrijk en
Rusland op bevredigende wjjze met elkander in
overeenstemming zouden gebracht worden.
Aan de „Times" wordt uit de Kaapstad ge
meld, dat na het aftreden van den heor Upington
als premier een nieuw Kabinet door den heer Gordon
Sprigg is gevormd. Deze wordt premier, de heer
Upington procureur-generaal, kolonel Schermbrucker
minister van openbare werken, minister voor de
zaken van inlanders de heer De Wet, koloniaal
minister de heer Tudhope.
Volgens de „World", heeft koningin Victoria
hare toestemming gegeven tot het huweljjk van
prinses Victoria van Teek met lord Weymouth,
den oudsten zoon van den markies van Bath.
De Amerikaansche dynamietpartjj heeft O'Don-
novan Rossa als hoofd der partjj afgezet, omdat
hjj in den laatsten tjjd niet bedrjjvig genoeg is
geweest. Hjj wordt vervangen door Hamilton Wil
liams. Men verwacht eene dadelijke hervatting der
dynamiet-campagne.
gevraagd tegen Mei een net Huls of Beneden-
huls met Tulnlje of Plaats, in den omtrek van
het Station en Noordeinde.
Franco brieven met opgaaf van prjjs aan het
Bureel van dit Blad onder letter h.
Bjj A. W. SIJTHOFF te Leiden is verschenen
'sjaars, gehuwd, fatsoenlijk te kunnen leven, 0.60.
F. A. Van Suchtelen Jr. Waar bljjft mijn geld?
Handleiding voor huishoudelijk boekhouden, 0.75.
Johanna. Dat getob met onze Dienstboden, ƒ0.75.
Elise. Hoe juffrouw Severn leerde koken, ƒ0.60.
Emma. Hoe ik mijne kinderen groot bracht, ƒ0.60.
Elise. „Hoe en Waarom?", Wenken en Raad.
gevingen op allerlei gebied, 0.75.
Het boek voor Iedereen over spijzen en dran
ken, kleeding en huisraad, en honderden dingen
die dagelijks gebruikt worden, 0.75.
E. Von Peuchtersleben. De macht van den
geest, Gezondheidsleer der ziel, ƒ0.60.
Huishoudboek voor Nederlandsohe Vrou
wen, ƒ0.75.