N\ 8209.
Miaaiitlag 522 November.
A». 1886.
F'euilleton.
MIJNE DOCHTER CAROLINE.
(Qouiaat wordt dagelijksmet aitzoaderiag
raa fon- ea feestdagen, uitgegeven.
F. YON BULOW.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PBIJS DEZER COURANT:
Tl«r Uil» per 8 maandenl.lt.
Praiteo per post1.40.
Afeonderlgks Nommers0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels/1.05. Iedere regel neer/UTf.
Grootere letters naar plaateruimte. Toer het in«M>
seeren bulten de stad wordt 0.10 berekend.
19)
VAN
De bloemist had mijne bestelling met de meeste
zorg uitgevoerd en een aantal camelia's, viooltjes
en rozen verspreidde oen heerlijken geur in de
kamer. Ik schikte ze zoo smaakvol mogelijk en
Isidoor, die trotsch was op zulk eene commissie,
bracht het mandje met een visitekaartje, waarop
ik het adres geschreven had, naar de Heerenstraat.
Hem, die bij het uitpakken en schikken der bloe
men tv -> tegenwoordig geweest en onder het slaken
van tal van zuchten mjjn werk had bewonderd,
had ik eene bijzondere vreugde bereid. Er waren
bloemen overgebleven, dio ik hem gaf, onder voor
waarde er een ruiker voor juffrouw Mies van te
maken. Uit zijn blik straalde meer dankbaarheid,
dan hij met zjjne bevende stem kon uitbrengen.
Bijna op elke bloem, die hij opnam en welke hij
als een heiligdom beschouwde, viel een vreugdetraan.
Sneller dan ik verwachte, was de ruiker met
een zekeren kleedermakerssmaak gereedgemaakt.
Ik had juffrouw Mie3 zooeven in de houtschuur
gezien, die met den toren in verbinding stond, en
raadde nu mijn ver liefdon oppasser aan deze gunstige
gelegenheid om het tuiltje bloemen te overhandigen,
niet voorbij te laten gaan.
Hij snelde onmiddellijk naar de binnenplaats.
Het was zeker niet meer dan billijk dat ik tegelij
kertijd in den toren steeg en door een gat in den muur
allies afluisterde, wat beneden mjj plaats had. Doch
de strafbaarheid voor mijne nieuwsgierigheid werd
eenigerinate verzacht door het belang dat ik in het
lot van beiden stelde.
Zooals ik vooraf gezien had, trof hij haar nog
in de schuur, waarvan de ingang zóó gelegen was,
dat men van uit het huis er niet in kon zien.
Het volgende gesprek had toen plaats:
„Lieve juffrouw Mios."
Isidoor's stem beefde sterk.
„Lieve juffrouw Mies, mag ik het wagen u
dezen ruiker aan te bieden?"
Mies moet zeer verrast geweest zijn, want het
duurde langen tijd voor, na een halfdozijn zuchten
de woorden volgden:
„Juist als Schiller, het schoonste zoekt hij in
den tuin, waarmede hjj zjjne liefde siert! O, mijn
Isidoor, hoe mooi!"
Toen deed de wind de schuurdeur klepperen,
zoodat ik een oogenblik niets kon verstaan. Zoo
spoedig het geknars der deur weder verminderde,
kwamen nog eenige smachtende klanken van Isi
door en Mies tot mij, die zich in een oneindig gekus
oplosten.
Eensklaps werd er sterk aan het keukenraam
geklopt en op eens was het stil. Mies zag ik on
middellijk daarop over de binnenplaats loopen, doch
ik kon tot mijn spijt niet in hare terneder geslagen
oogen zien. Isidoor moest door een der luiken een
anderen uitgang gevondon hebben.
Mijn duister vermoeden was dus waarheid. De
zaak was nu in eene phase getreden, die eene voor-
loopige oplossing vorderde. Deze liefdesgeschiedenis
maakte mij nog onrustiger en ik wilde de verant
woordelijkheid, dat ik van alles op de hoogte was,
niet meer alleen dragende eerlijke Runkels moes
ten er van ingelicht worden. Alleen over de wijze,
hoe ik dat zou doen, was ik het nog niet eens.
De concertzaal bevond zich in het gebouw van
de officierenressource dat aan een slager behoorde.
De ressource werd er naast gehouden, en daar ei-
dikwijls nog al voel wijn gebruikt werd, maakte
de eigenaar goede zaken. Voor feestelijke gelegen
heden had hy door een bouwmeester uit Grafen-
walde de lange en lage bovenzaal laten inrichten.
Ook werd van de zaal, doch eerst na toestemming
van het corps officieren verkregen te hebben, meer
malen door rondreizende kermistroepen gebruik ge
maakt. Grafenwalde was er trotsch op, zulk eene
zaal te bezitten, hoewel zij op sierlijkheid niet de
minste aanspraak kon maken. Aan het einde be
vond zich eene kleine verhevenheid voor de muzi
kanten, wanneer er een bal werd gegeven, en in
den anderen hoek stond een onoogeljjk buffet.
Aan de wanden stonden oenige banken, welke
met rood katoon overtrokken waren en voor de
ramen hingen, in plaats van gordijnen, kleine lapjes
van dezelfde stof. Twee lichtkronen van het oor
spronkelijkste model verlichtten de groote ruimte
zeer schaars. Aan een ijzeren stang waren oen
aantal blikken kokers bevestigd, waarin de kaarsen
in alle denkbaar scheeve richtingen staken. Deze
kostbare kroon was met oen sterk ijzerdraad aan
het plafond bevestigd, doch het gebeurde wel dat
onder het dansen de kroon in beweging geraakte,
zoodat dan de dansenden met kaarsvet begoten
werden.
Toen ik tegen halfzeven de smalle trap opsteeg,
werden juist de vetkaarsen aangestoken. Stearine
kende men in Grafenwalde nog niet en slechts
voor de kroon, waaronder de heeren officieren met
hunne dames plaats moesten nemen, had men bij
uitzondering zich de weelde van eenige waskaarsen
veroorloofd.
Ook de zaal had eene bijzondere verandering
ondergaan. De behanger van Grafenwalde had ook
iets ten algemeene nutte willen doen en eene ver
hevenheid aangebracht, welke de geheele breedte
ran de zaal besloeg en waarop de concertgevers
konden plaats nemen. Jammer dat die verhevenheid
een beetje te hoog was, zoodat menschen van mijne
lengte in onaangename aanraking met de zoldering
konden komen. De regiments-zadelmaker had als
decorateur en bij gebrek aan tapijten, de ruwhouten
planken met stukken dril van de monteeringskamer
bespannen en verder door het aanbrengen van
vlaggen, wapens en schilden aan het geheel een
feestelijk aanzien trachten te geven.
Meer dan driekwart der zaal was voor de toe
hoorders beschikbaar. Vooraan stonden stoelen,
dan volgden eenige banken en daarna planken
op schragen.
Adjudant Von Edelskroon zag ik, als de ont
werper van al deze schikkingen, in volle kracht.
Met reusachtige passen doorschreed hjj de zaal,
gevolgd door eene schaar van ordonnancen. Hjj be
vond zich in geene geringe vertwijfeling. Beneden
in de slachterij had men vet gesmolten en worst
gekookt. De geheele zaal was doortrokken van de
lucht. De adjudant liep nu met eene groote flesch
lavendelwater en een gloeienden pook rond en liet
dat water aldus verdampen om eene betere atmos
feer te verkrijgen.
„Nu, volontair, dat zal je wel bevallen?" riep hp
mij toe. „Alleen de lucht nog maar een beetje
beter gemaakt, dan is alles gereed."
Op mijne aanmerking dat het beter zou zijn
alle ramen open te zetten, kreeg ik onmiddellijk
het afdoende antwoord:
„Daar heb je geen verstand van."
En reeds was hij weder met zijne zwerm van
ordonnancen in eene andere richting verdwenen.
Behalve dit ééne punt had de adjudant de zaken
werkelijk zeer goed geregeld.
Met bewonderenswaardige scherpzinnigheid waren
de plaatsen geregeld. De stoelen waren natuurlijk
voor de heeren officieren en hunne familie. Om
allen aanstoot te vermijden droeg de stoel den
naam van zijn bezitter, natuurlijk met nauwgezette
inachtneming van de ranglijst. Deze ongelukkige
ranglijst was de Alpha en Omega van het leven
on is het ook nu gebleven. Ik spreek hierbij hoofd
zakelijk van de dames, die daarop veel angstvalliger
letten dan hare echtgenooten. Zij avanceeren even
goed als deze en daar zij tot dusvere geene epau
letten mogen dragen, zijn zij des te angstvalliger
op de bewaking der haar toekomende eer. Wee
de ongelukkige luitenantsvrouw, die te kort schiet
in den verschuldigden eerbied aan de vrouw van
een ritmeester!
Als vrijwilliger kwam mjj geen plaats op een
stoel toe. Twee onderofficieren hielden als Cerberus
sen de wacht, dat geen onbevoegde tot deze heilige
afdeeling doordrong. De civiele autoriteiten behielpen
zich met de banken en het overige „gepeupel"
zooals de heer adjudant het noemde kon maar
zien waar het bleef.
Het corps trompetters verscheen intusschen als
ook de zangvereeniging „Concordia" onder leiding
van haar directeur en beklom het orkest. Elk lid
stond het besef van het gewicht van het oogenblik
op het gelaat te lezen. Men zag 't, dat het de ver
antwoordelijkheid gevoelde van voor zoo'n Uitgelezen
gezelschap op te treden. Tien minuten voor zevenen
betraden de eerste toehoorders de zaal, 't waren
eerzame burgers met hunne vrouwen, die schuw
en angstvallig in hun Zondagsgewaad zich nog niet
goed naar voren dorsten begeven. Spoedig was er
eene ophooping aan de deur, doch de adjudant zag
het gevaar aankomen. Met een veldheersblik zag
hp wat hier te doen was en deelde hjj zjjne bevelen
uit. Eonige zijner trawanten spoedden zich naar het
bedreigde punt en dreven de menigte op echt mili
taire wijze naar hunne plaats.
Nu begon het spoedig aan te loopen en luitenant
Von Edelskroon had de handen vol om alles te
regelen.
Ik begaf mjj in de kleine voorkamer, waar ook
Isidoor mij wachtte om mjj de behulpzame hand
te bieden, indien dit noodig mocht zjjn. Daar naderde
ook ernstig en plechtig vader Runkei met vrouw
en 'dochter. De lange, nieuwe, bijna tot op den
grond reikende jas met zilveren knoopen, zjjn ge
bloemd vest en zjjne hooge vadermoorders gaven
hem iets patriarchaals.
Moeder Kathinka was niet minder chique't pronk
stuk der familie, eene zware donker geel zjjden
japon, die haar moeder eens van de kamenier eener
hooggeplaatste dame ten geschenke gekregen had,
werd door haar met niet weinig trots gedragen.
Ook Mies in haar licht katoenen kleedje, met Isidoors
ruiker op de borst, zag er nietjkwaad uit. Tot
groote verontwaardiging der luitenants begroette
ik het drietal zoo vriendelijk mogeljjk. Duidelijk
hoorde ik ook daarvoor de woorden achter mjj
„Plebs zoekt plebs!"
Hoogst komisch was het, gedurende mjjn be
groeten van vader Runkei, Isidoors houding gade
te slaan. Met een gelukkig lachje en zoo hoog
mogeljjk op de teenen staande, wendde hjj geen
oog van zjjne geliefde Mies af.
Thans was het geheele officierscorps ook bjjeen.
De eenige echter, die mjj een woord waardig
achtte, was mjjn ritmeester. Na eenige grappen
over het voorname en schitterende publiek zeide hjj
„Zeg eens volontair, jij bent een duivelsche kerel,
ik feliciteer je met je equipage, met die twee
prachtige vossen, ik heb in lang zulke schoone
paarden niet gezien, waar hebt ge die vandaan?"
(Wordt vervolgd.)