Leiden, 13 November. Iemand, die zich Waldemar noemt, heeft een „Open brief aan de Staten-Generaal" uitgegeven, gedrukt bp den heer L. Van Nifterik Hz. te Leiden. Die brief behandelt de quaestie van de pensioenen der Inlandsche ambtenaren. De schrijver geeft een his torisch overzicht, wat er met die pensioenen is geschied, en behandelt breedvoerig wat in die zaak door de heeren Sprenger Van Eyk en Van Rees is gedaan. Vooral de minister van koloniën wordt aan eene scherpe critiek, gestaafd door bewijsstuk ken, onderworpen. Al wordt een volmaakt, aan ieders wenschen be antwoordend reglement op het verleenen van pen sioenen aan Inlandsche ambtenaren vastgesteld, dan nog hangt alles af van de toepassing, welke daaraan in de practjjk zal worden gegeven, zegt de schrijver. Doch gesteld al, dat in die richting geen gevaar meer te duchten ware, nu eenmaal deze zaak de aandacht van de Staten-Generaal getrokken heeft, nog in tal van andere opzichten kan door hande lingen van den Gouverneur-Generaal tegenover de Inlandsche ambtenaren de genegenheid van dezen voor de Nederlandsch-Indische Regeering ondermijnd worden en er bestaat geene zekerheid dat telken male de Staten-Generaal vroegtijdig genoeg met zulke handelingen bekend zullen worden gemaakt, om het daaruit ontstaan gevaar af te wonden. Dat die voorstelling van zaken niet overdreven is, kan de schrijver dadelijk met een voorbeeld bewijzen Het zjjn niet alleen de pensioenen der Inlandsche ambtenaren, waartegen zich de onverstandige be zuinigingsmaatregelen dezer Regeering gericht heb ben, ook met betrekking tot de vergoeding voor reis- en verblijfkosten dier ambtenaren, is de Re- goering dienzelfden weg ingeslagen. Onderscheidene aanschrijvingen hebben de strek king om die vergoeding zooveel mogelijk te beperken en in vele gevallen, waarin zij tot dusver genoten werd, geheel op te heffen. Er is zelfs aan gedacht om bepaalde regelen, welke in dit opzicht voor ver schillende categorieën van Inlandsche ambtenaren zijn vastgesteld, in te trekken en al is dit denk beeld vooralsnog niet tot uitvoering gokomen, de leuze: bezuiniging a outrance is in de meest ondub belzinnige bewoordingen vooropgesteld. In die bezuinigingswoede, waarbij de hoogste belangen worden over het hoofd gezien, ligt het dreigend gevaar, waarop Waldemar de Staten- Generaal wilde wjjzen. Het is niet onmogelijk dat de finantieele crisis, waaronder onze koloniën in de laatste jaren gebukt gaan, voor een beteren toestand plaats maakt, ook al wordt daartoe door de Regeering niets gedaan. Het is niet onwaarschijnlijk dat het ingewikkeld Atjeh-vraagstuk eindelijk opgelost wordt, in weerwil van de onverstandige maatregelen der Regeering. Maar dat alles beteekont niets, wanneer de grond slag van ons bestaan, de genegenheid van de Inlandsche bevolking en hare hoofden, ondermijnd wordt. Dat hiervoor gevaar bestaat, of liever, dat met die ondermijning reeds een aanvang is gemaakt, is volgens schr. zeker. Die richting moet voor ons gezag noodlottig wor den en het is dringend noodzakelijk, dat zjj hoe eer hoe beter verlaten worde. In verschillende gedeelten van Java (om van de andere eilanden niet te spreken), in Madioen, Ban joemaas, de Preanger Regentschappen, zelfs in Bui- tensorg, zjjn min of meer ernstige feiten aan het licht gekomen, die er duidelijk op wjjzen dat de geest der bevolking niet goed is. Fanatismus speelt daarbjj vrjj zeker een belangrijke rol, maar is niet als de eenige oorzaak te beschouwende druk der opgedreven belastingen, o. a. de landrente en de gehate tabaksbelasting, brengt daartoe het zjjne bij. Dit levert geen dadelijk gevaar op zoolang het Nederlandsch-Indisch Gouvernement op de genegen heid der Inlandsche ambtenaren kan staat maken, ■omdat dezen eensdeels het bestuur de wenschen «n nooden der Inlandsche bevolking kunnen ken baar maken en maatregelen tot bevrediging kunnen kenbaar maken en maatregelen tot bevrediging kunnen aanwijzen, en ten andere door hunnen krach- tigen invloed groote uitbarstingen van ontevreden heid kunnen voorkomen of beteugelen. Maar wanneer die genegenheid ons ontvalt, zijn wij machteloos en zullen wij ons plotseling geplaatst zien voor een algemeen verzet, dat door geen wapen geweld bedwongen zal kunnen worden. Daartegen te waken is der Staten plicht. Tot dezen richt de schrijver ten slotte in zijn „Open brief" nog een kort, maar krachtig woord. „Ik heb u," zoo schrijft hjj, „niet met woorden, maar met feiten en officieele stukken, aangetoond, dat de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië bljjkbaar de noodzakelijkheid om de genegenheid der Indische ambtenaren te behouden niet inziet, zooal niet stelselmatig negeert, en dat, wanneer gjj van uwe zjjde toont die noodzakelijkheid wel te begrijpen, en inlichting en redres verlangt, de Minister van Koloniën u misleidt, u beloften doet, die hij niet nakomt, en uwe op goede gegevens steu nende beweringen, die hij in uwe vergaderingen niet durft wedersproken, achter uw rug onjuist verklaart. „Aan u thans de beslissing of de Regeering dezer gewesten en de leiding der koloniale zaken in Neder land bjj voortduring met vertrouwen aan de tegen woordige titularissen dier hooge betrekkingen kun nen worden overgelaten. „Hoogt ge spoedig beslissen en door uw wjjs bestier voorkomen, dat deze koloniën eenmaal, wie weet hoe spoedig, aan het Moederland ontvallen." Gemengd Nieuwa. Op de najaarspaardenmarkt te Rot- terdam waren 450 paarden en 5 ezels aange bracht. De handel was slap. De markt was doel matig ingericht. Er waren eenige luxe-paarden. Twee kinderen werden aangereden, maar zonder ongelukken. Aan het Tolhuis te Amsterdam wordt Maandag a. s. eene tentoonstelling geopend van voorwerpen, opgevischt van het wrak der „Lutine." De opbrengst is ten voordeele van het "Willem Ba- rendsz-fonds. Omtrent een Donderdag-avond te Geleen gepleegden moordaanslag verneemt de „N. R. C." het volgende De door een pistoolschot getroffen Michiel Bovens, 50 jaren oud en steenbakker van beroep, is nog niet overleden, maar aangezien de kogel tot in de longpijp is doorgedrongen, bestaat er weinig hoop dat hjj in het loven zal bljjven. Zjjn aanvaller is zekere N. Ferron, vroeger insgelijks te Geloen woon achtig, thans metterwoon te Walsum bij Dinslaken (Pruisen) gevestigd. F. was naar Geleen gekomen om met B. eene geldzaak te regelen. In eene herberg kregen zjj zulk een hevigen twist, dat de herbergier hen verwijderde. Daarbuiten werd echter de twist hervat en kort daarna het noodlottige schot door F. op B. gelost. F. zocht terstond zjjn heil in de vlucht. De marechaussee te Sittard was een uur na het voorgevallene van een en ander in kennis ge steld en spoedde zich naar Geleen, om proces-ver baal op te maken, 's Morgens te 5 uren van daar teruggekeerd, begaven, aangezien men vermoedde dat F. de wjjk naar Pruisen had genomen, de briga dier Beltjens en de marechaussee Deveneins zich te paard van Sittard naar Geldenkirchen, welken afstand van 21 kilometer zjj in 67 minuten aflegden, en mochten de voldoening smaken F. aan het station to G., juist toen hij een kaartje had genomen naar Ruhrort, te treffen, hem door de Pruisische politie te doen aanhouden en in verzekerde bewaring te doen brengen, totdat zjjne uitlevering door de Prui sische justitie zal zjjn gelast. Volgens telegram is het Neder 1. stoomschip „Prinses Marie," van Batavia naar Am sterdam, te Lissabon binnengeloopenoorzaak on bekend. Volgens een ander telegram zou de „Prinses Marie" lek zjjn. Het volgende is eene Bulgaarsche roovergeschiedenis, op 31 October den Oostenrijk- sclien consul, graaf Starczenski, overkomen, en waarvan reeds met een enkel woord is melding gemaakt. Hij reisde van Turksch-Iswar naar Lowt- scha, en had geen ander geleide dan den koetsier en oen kawas van het Oostenrjjksche agentschap te Sofiadit was ook, bjj de veiligheid, die anders in Bulgarije heerscht, voldoende. Aan wapens had men niets dan twee fraaie jachtgeweren, keurig in hunne foedralen ingepakt, en eene revolver, die de kawas bij zich droeg. Tegen tien uren in den morgen kwam men in eene diepe kloof, waaruit de weg dan weer tamelijk steil naar boven gaat. Op het diepste punt aangekomen, zagen de rei zigers plotseling voor het rjjtuig drie mannen uit het kreupelhout springen, halt roepen en met aan gelegde geweien hen bedreigen. Aan beide zijden van den weg vertoonden zich drie anderen, die dezelfde pantomime maakten. De kawas haalde ter stond zijne revolver uit en wilde vuur geven, maai de graaf, die het ongelijke van een sirjjd tusschen zes achterladers en eene salonrevolver inzag, terwijl de jachtgeweren te zorgvuldig verpakt waren om bjjtijds in gereedheid gebracht en van patro nen voorzien te worden, belette hem het vuren. Terstond was het rijtuig door vier der roovers om ringd, die den kawas zijne revolver ontrukten en dreigden hem met hunne yatagans neer te houwen. Do gezant slaagde er in zjjn kawas te bevrjjden, en nu begon een ijverig parlementeeren met den aanvoerder der bende, die, in tegenstelling met zjjne Bulgaarsche gezellen, Turksch kostuum droeg. Star czenski spreekt Bulgaarsch en legde uit, dat hjj Oostenrjjksch consul was en binnen twee uren te Lowtscha verwacht werd, waar men telegraphisch bericht van zjjne aankomst ontvangen had. Kwam hjj niet op tijd aan, dan zouden zich gansche scha ren van gendarmes door de bergen verspreiden, de roovers onfeilbaar vangen en terstond ophangen. Het was dus in hun eigen belang raadzaam hem ongehinderd te laten trekken. Dit pleidooi maakte eenigen indruk op de roovers; zjj overlegden en de hoofdman verklaarde, dat hjj Starczenski niets zou doen, als deze het geld te voorschjjn bracht, dat hjj bij zich droeg. Starczenki haalde zjjne porte- monnaie voor den dag, die 70 franken bevatte; en ook de kawas offerde zuchtend al zjjn contant geld, even zooveel ongeveer. De koetsier was minder gewillig, men moest hem met eenige krachtige kolfstooten tot het uitleveren zjjner tien franken aanzetten. Met dat al waren de roovers nog zeer slecht over hunne vangst tevreden; zjj beweerden dat een consul niet met zulk een beetje geld op reis kon gaan. Starczonski's verzekering, dat hjj zjjn geld voor uitgezonden bad naar Tirnova, vond bjj de roovers geen geloof, en men begaf zich aan een ondorzook der bagage, hetgeen op beleefde wjjze en zelfs onder vriendschappelijke gesprekken plaats vond. Eerst opende men den koffer van den kawas en nam er zjjn groot tenue, rijk mot goud geborduurd, uit; toen begon men aan de reisnecessaire van den graafbekeek de borstels, kammen en flacons mot zilveren stoppen, maar van dit alles scheen niets naar den smaak en de hoofdman gaf bevel, dat een andere koffer geopend zou worden. Hjj ver moedde niet dat in den dubbelen bodem der reis necessaire 50 Napoleons in goud verborgen waren. Ook de groote koffer viel tegen, en de roovers bromden en vloekten over do teleurstelling, toen hun een chapeau-claque in handen viel. „Wat is dat?" „Een hoed!" Gekheid, dat is geen hoedhet is zeker een geldtasch. En de hoofd man betastte het geheimzinnig voorwerp, tot plot seling met een luiden knal de veer lossprong en de hoed zjjne ware gedaante aannam. De roover deed een stap achteruit en liet den hoed vallen. Hjj gaf nu het zoeken op en berustte in de schrale vangst. Alleen den kawas werd nog zjjn horloge afgenomen; den consul liet men alles; hjj werd niet eens gefouilleerd. De hoofdman vertelde, dat zjj voor de gendarmes in 't geheel niet bang waren, maar telkens over de grens naar Turkjje terug keerden. Men houdt dit echter voor een leugen, alleen bestemd om latere vervolgers op een valsch spoor te brengen. De roovers namen beleefd afscheid. Het speet echter den consul zjjne fraaie jachtgeweren op den rug van de roovers te zien wegwandelen. Hij begon weder te parlementeeren, en legde aan de roovers uit dat het de eenige geweren van dat model in Bulgarjje waren, zoodat zij onmiddelljjk als ken- teeken konden dienen. Daarenboven zouden zjj de daarbjj passende patronen nergens kunnen koopen, zoodat de geweren voor hen geen waarde hadden. Dit goede tvoord vond eene goede plaats, en na de patronen van de geweiton genomen te hebben,1 gaven de roovers deze aan den consul terug. De geheele geschiedenis had een uur geduurd; men houdt echter de roovers voor geene echte; bandietenzij hadden anders een Oostenrjjksch consul, voor wien men een reusachtig losgeld bedingen kon, niet zoo gemakkelijk losgelaten. Echte roovers kennen ook wel koffers met dubbele! bodems. Het is nu de vraag, wat men van het, geval denken moet en welke politieke beteekenis er aan te hechten. Voor de Russen is de moraal eenvoudig genoegzjj zullen er uit bewjjzen dat in Bulgarije anarchie en onveiligheid heerschen, en dat daarom het instellen van een geregeld (Russisch! bostuur eerste behoefte is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 2