N°. 8195.
A". 1886.
F enilleton.
MIJNE DOCHTER CAROLINE.
vj^7S,,Wa,? °P, m "e ™™lHaats
Vrijdag Si November.
feze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran <gon- en feestdagen, uitgegeven.
F. YON BULOW.
LBIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
▼••r Leiden p«r 8 maanden1.10.
Jfranoo per post1.10.
Afkonderljjke Hommers0.05.
PRIJS DER ADVERTBNTIEN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer/ 0.171.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineae-
seeren buiten de stad rrordt 0.10 berekend.
14)
VAN
Plotseling bleef hjj voor mij staan en op de por
tretten aan den wand wijzende, snauwde hij mij toe
„Wat zijn dat?"
Ik kon ternauwernood mijn lachen houden en
antwoordde, daar ik niets anders te antwoorden wist
„Portretten."
„Wat voor portretten?"
„Geschilderde portretten."
„Voor den duivel zet je oogen dan open. Wat
voor portretten?"
Ik zweeg.
„Nog eens: wat voor portretten?"
Ik wist waarlijk niet wat hp hebben wilde.
„Bedoelt u misschien mooie portretten, overste?"
vroeg ik bedaard.
„Onzin! Glad verkeerd! Portretten zjjn het van
de afstammelingen van een koningsgeslacht, welks
laatste afstammeling ik ben weet gij het nu?"
,0m u te dienen, overste."
„Zwijg!"
Hp begon zijne wandeling opnieuw, bleef toen nog
maals voor mij staan en vervolgde zijn verhoor:
„Wat ben ik dus?"
„Een overste."
„Wat meer?"
„Commandant van een regiment huzaren."
„Wht meer, - wat meer?"
„Ridder van verschillende hooge orden."
„Voor den duivel - wat meer?"
Het klamme zweet brak mij uit. Wat wilde hij
toch van me? Wat meer? Wat zou hp meer zijn?
Gek! Dat was het eenige wat ik nog maar
wist, maar dat hield ik gelukkig binnen.
Bp zijne steeds toenemende opgewondenheid over
legde ik reeds Nvat ik doen moest als hij straks
misschien zijne sabel zou trekken om op mp los te
houwen. Ik bedacht echter dadelijk, dat ik meer mans
was dan hij, die ruim twee hoofden kleiner was
dan ik en nog daaraan denkende, flapte ik er op
jijn herhaald - Wat meer? - vrp dom uit:
„Zeer klein!"
Ik ongelukkigeDat was 's mans gevoeligste
plek. Zijne kleine gestalte was zjjn grootste verdriet.
Als hij maar wat grooter was geweest, dan zou hp
een ware Appollo zpn, naar zijne meening. Die
kleine gestalte was de schuld dat hp niet minstens
generaal geworden y?&s. En daaraan durfde ik hem
nu herinneren! Hp beefde van toom.
„Ik zal je wel krijgen, aap, die je bent! Durft
gij 't wagen uw overste iets zoo onbehoorlijks te
zeggen? Nog een woord en ik laat je veertien
dagen arrest geven. Die studentenvlegels zijn altijd
de grootste ezels als je te stom bent om het te
weten, zal ik het je zeggen wie ik ben."
Op plechtigen toon vervolgde hp, nog eentnaaj
op de portretten zjjner voorvaderen wpzende:
„De Strepowski's zpn de afstammelingen van
den grooten Casimir, wiens portret daar hangt
en ik, ik ben de laatste spruit van dit groote ko
ningsgeslacht. Wij kunnen het bewijs daarvoor
leveren."
Hp haalde, als om kracht te scheppen, diep adem
en zeide
„En gij, mensch zonder naam of rang, gjj hebt
het gewaagd, mijn, als God wil, toekomstigen
schoonzoon, graaf van en tot Werdensteifl, te be-
leedigenGij hebt, zonder mjjne toestemming te vra
gen, mijne dochter Caroline aan tafel gebrachtgjj
hebt bet zelfs daarbjj niet gelaten, maar de ver
waandheid gehad, mjjne dochter op het dolzinnige
denkbeeld van een liefdadigheids-concert te brengen
Zooveel onbeschaamdheid heb ik in mjjn leven niet
bijgewoond."
„Overste mag ik u doen opmerken, dal ik in
deze de tweede persoon slechts ben."
„Zwjjg, zeg ik je! Wie heeft je overigens ver
lof gegeven om in het burger Casino te verkeeren?"
„De hoer ritmeester Yon Uhlenhorst."
„Dacht ik het niet? Ook zoo'n verwaande ezel,
die Uhlenhorst. Ik zal hem ter verantwoording
roepen. Als gjj zjjner majesteits wapenen draagt,
past zoo iets niet."
„Maar 't is waar, waar zou jjj geleerd hebben
wat past of niet."
Het bloed begon mij te kooken. Ik had hem kun
nen opnemen en zoo lang door elkaar kunnen ram
melen tot hem de lust vergaan was, om mjj weer
zoo iets te zeggen. Maar gelukkig bedacht ik nog ter
rechter tjjd, dat ook hier rust de eerste burgerplicht
was. Dus ik zweeg.
,,'t Is voor 't laatst, dat ge dit huis betreden
hebt. Verstaat ge mjj?"
„Ja, overste!"
„Om u te dienen, heet het."
„Om u te dienen, overste."
„Maak dat je wegkomt."
„Om u te dienen overste."
Daarmede wilde ik mij met den gewonen burge-
ljjken groet verwijderen en had reeds de kruk
der deur in mjjne hand. Zóó vlug zou het echter
niet gaan. Nog eens riep hp mjj terug.
„Drie weken in dienst en dan nog niet weten,
hoe men zpn regimentscommandant behoort te
groeten! Ongehoord! Drie pas voorwaarts! Rechts
om! Nu naar de deur! Halt! Thans naar buiten!"
Op de trap stond Frits mjj te wachten.
Bljjkbaar had hp voor luistervink gespeeld, want
hjj zeide als tot troost:
„De oude veel wjjn dat schikt zich weer
afwachten."
Half op de 'trap riep lijj mjj nog,eenmaal na:
„Afwachten! Afwachten!"
AfwachtenAfwachtenDe man had goed praten.
Grafenwalde begon mp zóó tegen te staan, dat
ik liefst dadelpk gedeserteerd zou zpn. Het nood
lot scheen mij tot speelbal zjjner luimen gekozen
te hebben.
't Waren nu wel geen levensquaesties, die hier
op 't spel stonden, maar wel quaesties die mp het
leven zeer konden verbitteren en ik was recht
ontstemd, toen ik mp in mjjn luien stoel liet vallen,
mjjne lange pijp opstak en. mjjn Faust in de hand
nam om wat te lezen en beter in mjjn humeur
te geraken.
Mjjne goede moeder had ale motto In dit deel
de volgende woorden §eschrm~ n
Heerljjk is Wat ik u breng,
Reine goddelijke toonen.
Schjjnt de wereld u te eng
Kom in 't rjjk des dichters wonéfl 1
Niet lang echter of ik zou tot de werkelijkheid
terug geroepen worden; nauwelijks had ik mjj in
de lectuur verdiept of daar hoorde ik iemand de
trap opkomen. Er werd aan mjjne deur geklopt en
de bediende van den overste trad binnen. Wat wilde
die nu weer vaD mjj?
Evenals een muziekdirecteur bp een pianissimo
armen en handen zegenend over zjjne kunstenaars
uitbreidt, zoo stond ook Frederik voor mjj toen
hjj mp met een lang gerekt „Psst!" begroette en
mjj tegelijkertijd een sierljjk gevouwen briefje over
handigde.
Ik lasWien zult gjj gehoorzamen, h e m of m jj
Dat was alles. Geen onderteekening of zoo iets.
Maar die WAs in dit geval ook niet noodig.
Dat ontbrak er nog aan! Was dat eene nieuwe
dolheid? Ik had al zoo veel om dit meisje geleden,
maar zooals mjj thans het pistool op de borst gezet
werd, dat was toch nog nooit gezien!
Besluiteloos stond ik te overleggen wat mij te
doen stond. Tot mjjne schande moet ik bekennen
dat ik alleen aan mp zeiven dacht en naging wat
mjj meer kon schaden de toorn van den vader of
van de dochter. Maar behalve den toorn zou ook
haar spot mij treffen, dat was zeker en dit deed
de schaal ten haren gunste overslaan. Ik nam een
blad papier en schreef:
„Een „rooverhoofdman" pleegt altijd in opstand
tegen de militaire overheid te zijn!"
Dit antwoord deed ik in een omslag en gaf het
aan Frederik. Of de man vermoedde wat er in
stond? Het scheen wel, anders had hjj het briefje
zeker niet met zooveel tevredenheid in zjjn zak ge
stoken, terwijl hjj zeide
„Goed uitstekend Moed! Mijn hulp Zou
een zegen zijn!"
Die afgebroken zinnen waren mij weer een
raadsel, doch hij ging voort: „Arm kind! heb
haar gedragen. (Hp maakte de beweging van het
kind-wiegen op den arm), verschrikkelijk! ver
loving! verschrikkelijk! Goeden avond."
En weg was hjj.
Iets bijzonders moest achter die woorden schuilen,
maar onbegrijpelijk bleven zjj mjj, evenals dit meisje,
dat mp zelfs niet bjj benadering deed gissen, in
hoeverre men op haar staat kon maken.
VI.
ZondagsrustOok in Grafenwalde ontbrak het
niet aan bevelen om die streng in eere te houden,
maar de uitvoering der bevolen bleef zeker heel
wat achter bjj de daaraan geknoopte verwachtingen.
De dag gold bp het regiment algemeen als de groote
poetsdag en stond weinig in tel.
De geheele menschen- en paardenkleeding werd
aan een grondig onderzoek onderworpen en wee
den ongelukkige, die aanleiding tot ontevredenheid
gaf. Hjj kon er op rekenen dat hij de wacht moest
betrekken of minstens den geheelen Zondag in den
stal met napoetsen kon doorbrengen. Daaruit moet
men echter niet afleiden dat niet voor het zielenheil
der manschappen gezorgd werd. Integendeel! Eiken
Zondag gingen groote afdeelingen naar de kerk,
zoodat om de drie weken het geheele garnizoen
eene beurt had gehad.
De manschappen waren er zeer op gesteld, want
naar mjjne becijfering beschouwden zes en negentig
procent van hen de kerk als eene uitstekende slaap
plaat?, ja zelfs den overste en zijn luitenant zag ik
meermalen indommelen.
-Het algemeen gesnurk nam daarbij dj^wps een
zoo bazuinachtigen toon ^aT1. dat biir*^~"
daart*"*- - ---
o""«ntsorder,
gewaarschuwd moest worden. On don
gang naar de kerk, volgde dan, als het weer niet
te slecht was, de wachtparade. Dit schoone militaire
schouwspel, waarbp de trompetters eenige stukken
heten hooren, had op de markt plaats en oud en
jong schenen dit als eene uitspanning te beschou
wen, waarop zp allengs recht hadden
3? h«lff der Inwoner? van Orafenwalde, die
met eene bpna vrome aandacht de ontwikkeling
van het overbekende schouwspel gadesloeg. De
wachtparade werd gevolgd door het appèl voor de
verschillende escadrons, waarmede ook nog een
goed uur heenging. Men ziet hieruit dat voldoende
voor bezigheid op Zondag was gezorgd.
De ritmeester Von Uhlenhorst begon harteljjk te
lachen, toen ik vrpaf vroeg en stond het mjj bereid
willig toe. Hp vroeg hoe wp het gisteren gehad
hadden en ik verhaalde hem een en ander. De aan
merkingen, die op hem gemaakt waren, schenen
hem weinig te deren. (Wordt vervolgd.)