N\ 8193.
A0. 1886.
Woensdag: 3 IXoycmber.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 2 November.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Vc it Leiden per 8 meenden1-10.
Frenco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommere0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Naar wjj vernemen, zullen op het eerstvolgend
concert der Maatschappij voor Toonkunst alhier,
op 12 Nov. a. s., als solisten optreden de heer en
mevrouw Paul Haase, alsmede de violist de heer
Troostwijk, van de Amsterdamscbe Orkestvere
niging, zeer zeker voor de leden en de overige
kunstminnaars eene welkome tijding.
Uitslag der gehouden aanbesteding voor het bou
wen van 25 woningen aan den Morschweg, gem.
Oegstgeest, onder beheer van den architect P. G.
Lancel.
lste perceel, ingekomen 6 biljetten, hoogste in
schrijving 11.200, laagste C. Van Diost te Koude
kerk, voor 8.024; 2de perceel, 3 biljetten,
hoogste inschrijving 129, laagste wed. C. J. Van
Venetie voor ƒ953de perceel, 5 biljetten, hoogste
inschrijving 375, laagste S. Smit, voor 295;
4de perceel, 2 biljetten, hoogste inschrijving 1040,
laagste J. v. d. Heijden, voor 996; 5de perceel,
5 biljetten, hoogste inschrijving ƒ1790, laagste C.
V. Blankwaard en C. J. v. d. Drift, elk voor 1350
6de perceel, 10 biljetten, hoogste inschrijving 2240,
laagste P. v. d. Blom en M. Brugman, voor ƒ1040
7de perceel, 6 biljetten, hoogste inschrijving 510,
laagste H. Pander, voor f 325.
De zeven perceelen betreffen: lo. timmerwerk,
2o. steenhouwerswerk, 3o. smidswerk, 4o. lood-
gieterswerk, 5o. stukadoorswerk, 6o. verfwerk en
glas, 7o. behangers werk.
"Wij herinneren onzen lezers dat zij nog tot
30 November a. s. gelegenheid hebben hunne effecten
tot verlaagd tarief C/5) te laten zegelen.
Men meldt uit Amsterdam dat gisteren een
druk bezoek ten deel viel aan de belangrijke ver
zameling van schilderijen, welke heden in de Brakke
Grond geveild wordt ten bate van de oude kerk
te Katwijk en welke gedeeltelijk ook bestaat uit
de collectie van den heer J. L. Sala te Leiden.
In het laatste nommer van „Eigen Haard"
komt een opstel voor, getiteld„De Mynbouw-
Maatschappij Tambang", van de bekwame hand
Yan den vroegeren Leidschen hoogleeraar. den heer
P. J. Veth, de strekking hebbende om te doen
uitkomen, dat Nederland eindelijk eens van den
rijkdom van edele metalen in zijne Oost-Indische
bezittingen meer voordeel moet gaan trekken, en
waarin de aandacht gevestigd wordt op hetgeen
de ingenieur Reinier D. Verbeek geschreven en
gedaan heeft om de in den titel genoemde Mynbouw-
Maatschappij tot stand te brengen. De heer Veth
meent dat zijne pogingen, na zoo grondig onderzoek
gedaan, alleszins steun verdienen. Behalve andere
afbeeldingen, de werkzaamheid van de tot proef
neming opgerichte Mijn-Maatschappü „Salida" be
treffende, is hierbij nog gevoegd een facsimile, op
'/4 van de grootte, van eene oude mijnkaart, reeds
in 1737, op last van den gouverneur-generaal ver
vaardigd. Reeds in dien tijd is men begonnen aan
het werk, dat deze ingenieur nu wil voortgezet
hebben en dat men indertijd alleen wegens onkunde,
tegenspoed door ziekten en gebrek aan belang
stelling bij de Indische Regeering, gestaakt heeft.
De heer Veth juicht de pogingen van den heer
Verbeek ten hoogste toe.
Men schrijft uit Den Haag aan de „Amst.":
Binnenkort mag worden verwacht de indiening
van een wetsontwerp tot wijziging der wet op het
notaris-ambt. Voor de samenstelling van dit ont
werp is aan het ministerie van justitie gebruik ge
maakt van het ontwerp des heeren Sannes en van
de daarin door den ontwerper, in overleg met de
heeren Moll en Bodaan, gebrachte wijzigingen. Wat
echter het ontwerp-Sannes bijzonder karakteri
seerde de poging om het bankieren van nota
rissen te bestrijden zal in het Regeoringsont-
werp ontbreken. Wel zullen worden voorgesteld
gemengde commissies van toezicht, voor elk arron
dissement bestaande uit den president der rechtbank,
een kantonrechter, een ambtenaar der registratie
en twee notarissen; daarin zal het openbaar minis
terie niet vertegenwoordigd wezen, omdat men het
minder juist achtte, toezicht op te dragen aan wie,
by eventueele malversatiën, geroepen zouden zjjn
tot de vervolging. Voorschriften omtrent de boek
houding der notarissen zijn ontworpen.
In Den Haag is het telegraphisch bericht van
Soerabaia ontvangen, dat de heer D. J. K. Pietermaat,
in leven suikerfabrikant en landeigenaar op Java,
is overleden.
De prins Von Wied zal uit Den Haag Woensdag
avond te Amsterdam aankomen. Ook de prinses,
uit Neuwied komende, wordt dien avond aldaar
verwacht om zich ondor behandeling van dr. Mezger
te stellen. De prins vertrekt 7 dezer naar Dusseldorp.
De Koning heeft, vernemen wij, dr. H. J. A.
M. Schaepman, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, benoemd tot Ridder (5e klasse)
der orde van den Gouden Leeuw van het Huis van
Nassau en zulks als blijk van Zr. Ms. hooge waar
deering van dr. Schaepman's werken op het gebied
van letteren en kunst.
By koninklijk besluit is dr. H. J. Van 't Hoff, te
Rotterdam, benoemd tot scheikundigebjj het labora
torium voor suiker onderzoek aldaar.
De lste luitenant Mathon, van het 3de regi
ment huzaren, is gisteren uit zy'n garnizoen 's-Gra-
venhage naar dat te Amersfoort overgegaan als ge
detacheerd by de met 1 Nov. aldaar gevestigde rij
en hoefsmidschool.
De minister van oorlog, generaal Weitzel, die
geruimen tyd te Aken tot herstel van gezondheid
vertoefde, is te 's-Hage teruggekeerd.
Zr. Ms. minister-resident by de Porte, jhr. mr.
D. A. W. Van Tets, heeft na een zomerverlof te
's-Hage te hebben doorgebracht, heden de terugreis
naar Konstantinopel aangenomen.
Met het stoomschip „Batavia" zal 6 Novem
ber a. s., 's namiddags te halfvier uren, een brie
venmaal worden verzonden van Rotterdam naar Pa-
dang en Batavia.
De kapitein C. W. Van Suchtelen, die voor 5
jaren in Oost-Indië gedetacheerd is geweest, is van
daar in Nederland teruggekeerd.
Do gewone audiëntie van den minister van
financiën zal a. s. Donderdag niet plaats hebben.
Het stoomschip „Prinses Amalia." van Am
sterdam naar Batavia, passeerde St.-Vincent 1 No
vember; de „Prins Alexander," van Amsterdam naar
Batavia, vertrok van Port-Said 1 Nov.de „Prins
van Oranje," van Amsterdam naar Batavia, arri
veerde te Padang 31 Oct.de „Zuid-Holland", van
Java naar Rotterdam, passeerde 1 Nov. Sagres.
Het l<eldsclie Tooneel.
Huisonderwijzers en onderwijzeressen schijnen
eene bijzondere aantrekkingskracht te bezitten voor
tooneelschrijversmen denke slechts aan „Die Gou
vernante" van Körner, „Ein Satanskind" van Kneise,
aan den „Frimousse" in „Le petit due" en aan
meer anderen nog. Bijna alle dezen worden ons ge
schetst als oude, hatelijke en wangunstige schep
selen, in wier woordenboek de liefde als een be
spottelijk alledaagsch idéé en de kus als een mensch-
onteerend, zedeloos woord gedetineerd wordt.
Francis Stahl slaat in het door hem geschreven
en gisteren hier ten tooneele gevoerde tooneelspel
„Tilli" een geheel anderen weg inzijn werk vormt
op dezen algemeenen regel de uitzondering. Hij schetst
ons den nieuwen gouverneur in het huis van den
bankier Rebus, als een vroolijken, opgewekten jongen
man, met innemend uiterlijk, wel in staat om het
hartje van de schalksche, achttienjarige dochter
des huizes, Tilli, te bekoren en zelf met genoeg
schoonheidsgevoel begaafd om aan die lieve ver
schijning de haar passende hulde te brengen. Dat
het „ze krijgen elkaar" hun beider lot zou zijn,
dat een huwelijk tusschen den jongen leeraar en
de jeugdige leerlinge de ontknooping van het geheel
zou zijn, was dan ook reeds voor het publiek
een definitief feit geworden van het eerste oogen-
blik [van hun optreden af. Maar er moesten vier
bedrjjven gevuld worden en alle vier met den noo-
aigen omvang; om hierin te kunnen slagen, heeft
de auteur zjjn toevlucht genomen tot het scheppen
van nieuwe personen, van nieuwe voorvallen, van
nieuwe intriges.
Vooreerst wordt ons mevrouw Rebus voor oogen
gesteld; eene dame uit het geslacht van „Turents-
burg" tot en met nog een „burg," die aan den
naam en aan den roem van haar huis meende
verschuldigd te zijn, hare dochter Tilli ten hu
welijk te moeten geven aan een man met „blauw
bloed" in zijne aderen en met vlashaar op een ge
deelte van zijn hoofd; verder wordt er nog één
elkander liefhebbend paar in het leven geroepen
Ella, nicht, en Alfred, zoon van de familie Rebus,
die eveneens te kampen hebben met eon leelijken,
ouden, oud-adellijken vrjjer, en wijders zien wij nog
eene paardrijdster voor het voetlicht treden, die
met het geheel in niet het minste verband staat,
maar de oorzaak harer verschijning eenvoudig te
danken heeft aan het een of ander liefdesavontuurtje,
vroeger aangeknoopt met een dr. Ernst Muller,
natuurlijk met een anderen dan met den huidigen
gouverneur des huizes (een niet bepaald nieuwe
theater-truc).
Ten slotte hooren wij nog gewagen van een
oud moedertje, dat zeker te bejaard is om haar
kamertje te verlaten, van een ouden graaf, door
podagra verhinderd het tooneel te betreden, en van
een jongen Oscar, misschien nog te jeugdig om
de eer te genieten aan het publiek voorgesteld
te worden.
Door zooveel verschillende individuen, geheel
onafhankelijk van de hoofdpersonen, door zooveel
verschillende toestanden en feiten in het leven te
roepen, kreeg het geheel iets gerekts, iets ge
dwongens, dat eene geleidelijke oplossing bijna
onmogelijk maakte.
En dat dit werkelijk het geval was, bleek op
onwederlegbare wijze in de laatste akte. Eene
kleine causerie, eene kleine verklaring dat hij niet de
dr. Muller der paardrijdster was, eene philosophische
beschouwing omtrent moraal, door den huis-leeraar
ten beste gegeven, maakt alles in orde. Mevrouw
Rebus laat, ten gevolge dier rede, hare trotschheid,
zoo in één enkel oogenblik, „stante pede," varen
en voelt zich thans uiterst gelukkig met het feit
dat hare dochter niet baronesse Strausz, maar
eenvoudig mevrouw Muller zal heeten, dat hare
nicht niet gravinne Ravenhorst, maar enkel mevrouw
Rebus wordt; wel een weinig onnatuurlijk!
Het spel verdient ditmaal in bijna alle mogelijke
opzichten onzen uitbundigen lof, en vooral aan haar,
in wier handen de titelrol was toevertrouwd, zij
onze oprechte hulde gebracht. Mejuffrouw Vink, de
schalksche, lieftallige soubrette, zij overtrof zich
zelve. Eene buitengewone los- en ongedwongenheid
kenmerkte haar geheele spel en met dit al bleef
zij toch geheel binnen de perken der natuur, der
werkelijkheid; vooral de dialoog tusschen haar en
haar vader, bij het einde der derde akte, was tref
fend schoon. Hier was elke houding, elk gebaar,
elk woord vroolijk en opgewekt, maar tevens vol
gevoel, vol innigheid; zy wekte by allen een gullen,
hartelijken lach op, maar tegelijkertijd wist zjj uit
menig oog een traan te persen. Het was een keurig
tooneeltje.