SPECIALITEIT
i.
N°. 8179.
A0. 1886.
r<
Feuilleton.
MIJNE DOCHTER CAROLINE.
BO TEBMA.FIKT.
benevens de HAUTES-NOUVEAUTÉ'S voor het
in DAMES- en KINDER-KASTOORHOEDEN, BLOEMEN, VEEREN, PÉLUCHE, LINTEN
FLUWEEL, RUCHES, GLACÉ-HANDSCHOENEN enz. enz.
Maandag: IS October.
Qeze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- er. $eestiagen, uitgegeven.
F. YON BULOW.
-fexiasS.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor LeideD per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTEN:
Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer ƒ0.174.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas-
seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
6)
VAN
Ik wilde eenige opmerkingen maken over de
opvoeding in het algemeen en in het bijzonder, toen
juffrouw Runkei reeds de kamerdeur opendeed en
ik bevond me in eene groote, lichte, luchtige kamer
met daaraan grenzende slaapkamer, zooals ik nooit
had durven hopen in Grafenwalde te vinden. De
muren waren ook hier, evenals in het geheele
huis, ruw gelaten, de hardgebrande muursteenen
vormden echter in hunne nuanceeringen allerlei
figuren, welke de wonderlijkste dingen voorstelden.
De eene hoek van het huis steunde, naar ik zag,
tegeneen ouden gerestaureerden toren op den
stadsmuur. Uit de kamer ion men door eene deur
in dien toren komen en er zelfs opklimmen. De
blik uit het venster ging over den muur en den
in de voormalige stadsgracht aangelegden moes
tuin en verloor zich tusschen lichte zandheuvels
en de in de blauwe herfstlucht liggende denne-
bosschen.
Juffrouw Runkei prees in hoogdravende bewoor
dingen de voortreffelijkheid der kamer. Eensklaps
riep z\j rondziende:
„Mies, Mies, waar ben je nu weer?"
Mies was er niet. De moeder keek in de andere
kamer. Daar had Mies zien met de guitaar in de
hand verscholen achter eene groote ouderwetsche
kleerkast. De moeder trok het sterk tegenstribbe
lende, maar werkelijk zeer lieve meisje naar binnen.
Het gelaat als met purper overgoten, stond zjj in
haar helder katoenen kleedje, hoogstbeschaamd
voor mij en speelde verlegen met een harer haar
vlechten.
„Ziet ge, dat komt er van, louter van geleerdheid
weet ze zich niet eens te gedragen. Maak eene
buiging, Mies, en geef mijnheer eene hand."
Mies boog wel is waar zeer aardig, maar hield
hare hand op den rug; ondanks dat verzet zag ik
echter twee groote tranen in hare blauwe oogen,
welke zij een weinig dweepend naar mij opsloeg.
„Maak nu maar dat je naar de keuken komt",
riep de moeder haar ongeduldig toe. „Hier zijt ge
toch tot niets nut", en met het witte schortje
voor de oogen wendde Mies zich langzaam naar
de deur.
„Dat doet nu de geleerdheid! Verschrikkelijk!"
mompelde moeder Katginka. „Den ganschen dag
niets doen dan dweepen en Fransch lezen. En als
het nu nog eene ordentelijke rooversgeschiedenis
was, waar je van griezelen moet, zooals mijn man
mij 's avonds voorleest I Maar ja wel, niets dan
liefde! Nu, ze gaat gauw trouwen, dan zal het met
die fratsen wel gauw uit zijn. Ik heb den school
meester Helmrich voor haar uitgezocht. Hij is wel
al een beetje op jaren, maar dat is beter dan
zoo piepjong."
Dat een dweepziek meisje in deze kamers ge
huisd had, dat zag men dadelijk. Op de tafel bijv.
lag Werthers Lijden naast Kfaurens Mimüi, daar
naast eene vervoeging van het werkwoord „Aimer"
en een liedje aan de maan. Ook was er geen ge
brek aan begonnen gedichten, welke echter geen
van allen verder dan tnt fien Hn-Uon mrroi cm.
komen waren.
De woning beviel mijover de voorwaarden
werden wij het spoedig eens. Twee thaler per
maand met inbegrip van vuur, scheen mij niet
te veel en dienzelfden middag kon ik mijn kwar
tier betrekken.
Het was intusschen hoog tijd geworden om mjj
bij overste Von Strepowski aan te melden, en ik
moest nog toilet maken. Ik snelde naar de „Blauwe
Os" terug, om spoedig daarop in mijne nieuwe
uniform de bewondering der vrouwelijke en den
nijd der mannelijke bevolking van Grafenwalde op
te wekken.
De overste woonde in de Heerenstraat, welke
haren naam maar weinig eer aandeed. Het huis
onderscheidde zich door niets van de andere dan
door den schildwacht die er voorliep. Ik liep de
smalle stoep op en schelde in volle verwachting
van het oogenblik, dat mjj in de militaire myste
riën zou inwijden. Een bediende in zeer versleten
livrei opende de deur. Grijs haar, een grijze baard
en die zekere onbeweeglijkheid in de trekken,
welke den ouden militair kenmerkt, gaven het oude
gezicht iets afstootends. Nooit scheen een lach over
dat gelaat gegleden te zijn. Het rechter ooglid
scheen verlamd door een sabelhouw, waarvan het
litteeken nog te zien was. Met het andere oog nam
hjj mjj des te scherper op.
„Is de overste Yon Strepowski te spreken?"
vroeg ik kort.
Nog eenmaal gleed de blik vanden oude langs
mijne gestalte; toen richtte hij bedaard en koud
de vraag tot mij:
„Wie zijt gij?"
„Kalm aan, Karei Raaf. Maak je niet driftig
jongen," riep ik mij zelf toe en ik antwoordde even
bedaard
jrn"ol Doof"
„Komt ge u aanmelden voor den dienst?"
„Ja."
„Binnen!"
En onmiddellijk daarop bevond ik mij in eon met
wapentropheëen versierd vertrek. Meubelen stonden
er weinig. Eene eenvoudige sofa. ^en paar nog
Dames-Modemagazijn
MAGK
MODELHOEDEN,
seizoen.