Nederlandsche Landbouwbank
te vestigen te A.MSTEFLJDA.M.
Maatschappelijk Kapitaal: ZES MILLIOEN GULDEN.
verdeeld in Dertig Duizend Aandeelen, ieder groot Twee Honderd Gulden, waarvan voorloopig de
Eerste Serie van Vijftien Duizend Aandeelen of Drie Millioen Gulden wordt uitgegeven.
INSCHJRIJVIJVGEN worden aangenomen:
1
Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.
voor uwe plaats twee Thaler. By den postiljon
kunt ge zeker weer eene plaats vinden. Stemt ge
toe in mijn ruil, knik dan met het hoofd. Tot weder
dienst bereid."
Het laatste avondrood gaf mij nog licht genoeg
om deze regels te schrijven en ze mijn buurman
te laten lezen, die dadelijk met een vroolijk knikje
te kennen gaf, dat hij met den ruil ingenomen was.
Ik liet ongemerkt de twee Thaler in zyne hand
glijden. De wagen hield een oogenblik stil en met
een dankbaar knikje verliet mijn buurman zijne
plaats en liet mij het veld ruim. Hoe wonderbaar
toch dikwijls de wegen der menschen zich kruisen
Ik kon toen nog niet vermoeden, dat deze ruilhandel
eenmaal een veelbeteekenenden invloed op mijn
levenslot zou uitoefenen.
De roode neus had met spanning onzen zwijgen
den handel gevolgd. Ik kon het haar aanzien dat
zjj heel wat anders daarachter zocht, dan ik er mee
bedoelde. Voor haar werd daar een complot ge
smeed. En tegen wie anders kon dat gericht zijn
dan tegen haar beiden Hare ongerustheid nam van
minuut tot minuut toe; zij opende het venster, keek
angstig naar buiten, toen sloot zy het weder; een
herhaald krampachtig slikken toonde, dat haar angst
barometer tamelijk hoog moest staan. Ik had echter
geen enkele reden om mijn gedrag te verklaren.
Was ik voorheen hooghartig door haar behandeld,
dan had zjj thans de vrees, die ik haar veroor
zaakte, ruimschoots verdiend.
En de strooien hoed? Voor ik het had kunnen
beletten, had hy zich bliksemsnel, terwyl ik schreef,
naar voren gebogen en een vluchtige blik op myn
visitekaartje was voldoende geweest, om haar ter
stond de behagelijke rust terug te geven, waarmede
zy zich onmiddeliyk weer in haar hoekje terug trok.
Binnen den wagen werd het voortdurend donker
der. Gelukkig had ik een pels meegenomen, en
trachtte nu in een hoekje eene gemakkeiyke hou
ding te vinden. De twee menschenkinderen tegen- -
over my moesten wel op een zeer gespannen voet
met elkander staan, anders was het onbegrypeiyk
dat zy ook thans geen woord met elkaar wisselden.
Ik werd moede en wilde slapen. De gelykmatige
ademhaling der jongste dame liet vermoeden, dat
zy my daarin reeds was voorgegaan. De oudere
scheen te zoeken naar een voorwerp in haar zak;
daarop hoorde ik een kurk van eene flescli doen en
eene aangename lucht van cognac of rum trof myn
reukorgaan. Verder kan ik my niets meer herin
neren, want ik sliep in.
Hoe lang ik zoo als een aal gekronkeld op de
bank gelegen heb, weet ik niet. Plotseling werd ik
gewekt door de woorden: „Mynheer Raaf; kom,
opstaan, uit den wagen! Verstaat ge me dan niet?"
Nog half slapende sprong ik op en steeg uit den
wagen; de beide dames stonden reeds daar en by
het licht van den lantaarn van den conducteur
kwam het my voor, dat ik op 't gelaat van de
jongste een glimlach van zelfvoldoening zag die
my scheen te vragen„Karei Raaf, wat rijmt op
stom?" De reden kon ik echter niet vermoeden, zelfs
begreep ik niet waarom ik hier myn warm plaatsje
verlaten moest, doch vernam spoedig, dat hier het
punt was waar altyd de passagiers moesten uit
stagen om een eindweegs te voet te gaan, daar de
weg te steil werd.
Ik rilde van koude en het was werkeiyk geen
gemakkeiyke taak om tegen den onaangenamen
scherpen wind in het losse zand die klimoefening
te houden. Myne jonge medereizigster zag biykbaar
evenzeer tegen die wandeling op; het scheen dat
haar laarsje haar knelde of dat ze haar voet bezeerd
had, althans zy hinkte merkbaar.
Ik had toch met haar te doen, men zag dat het
gaan haar zwaar viel en met oprechtheid durf ik
verklaren, dat alleen zuiver medelyden my bewoog
haar myn arm tot steun aan te bieden.
„Mejuffrouw, mag ik
Verder kwam ik niet, want met eene plotselinge
opflikkering van al haar geestkx-acht, wierp zy my
den tak in 't gezicht, dien zy kort te voren afge
broken had en wel met zooveel kracht, dat my de
tranen in de oogen sprongen, terwyi het bitse
dametje thans vlug hare reisgenooten nasnelde.
Ik riep haar na„Lomp, lomper, lompstmaar
wat hielp het? een gek figuur had ik in elk geval
gemaakt.
Toen wü de hoogte bereikt hadden, stegen allen
weer in den wagen en ik nam myn gemakkelyk
plaatsje weer in. Of de oudere dame my nog voor
een rooverhoofdman aanzag weet ik niet; zy scheen
intusschen wat rustiger geworden te zyn. De jonge
dame leunde met het voetje tegen het kussen van
myne bank en by het licht van de olielamp kon ik in 't
geheim allerlei bespiegelingen maken over dat
slechts even te voorschyn komende teentje van
haar laars, 't Moest erkend worden, dat het voetje
allerliefst was; jammer dat de eigenares niet wat
betere manieren had, hoe gezellig had anders dat
tête a-tête kunnen worden. Het scheen my byna of
al de energie van het meisje zich thans in dien
voet wilde samentrekken, zoo trilde het onder den
rand der japon. Misschien wel van ergernis, omdat
ik den tak, dien zy my in 't gezicht gesmeten had,
als eene cotillon-orde in myn knoopsgat gesto
ken had.
De roode neus, die door dat trillen van den voet
opmerkzaam was geworden, boog zich naar voren
en fluisterde haar thans, voor 't eerst gedurende
den geheelen tocht, wat in het oor, waarop zy ten
antwoord kreeg: „Laat me toch met rust 1" Moeder
en dochter waren die twee dus niet. Waarom my
dit pleizier deed, weet ik zelf niet, maar het was
toch zoo.
Eindeiyk, eindelyk schemerden door de beslagen
vensterglazen de eerste lichten van Grafenwalde.
Dof en zwaar rolde de wagen door de ouderwet-
sche poort en de donkere straten, waarin ter eere
van de maan, die verzuimde zich te vertoonen,
geen lantaarns brandden. Zoo waren wy dan aan 't
einde van ons lyden!
Zonder een woord te spreken verlieten de dames
den wagen. Zy werden opgewacht door een bediende
en toen ik mede uit den wagen steeg, waren zy
reeds in de duisternis verdwenen. Aan een der
postknechten vroeg ik naar het beste logement der
stad en toen hy my „De Blauwe Os" noemde,
keek hy my daarby zóó minachtend aan, alsof ik
my te schamen had, dat ik dit logement niet kende.
Met veel moeite vond ik in de verlaten straat
iemand, die my den weg daarheen wees.
H.
Naar men zegt wordt altyd alles vervuld, wat
men den eersten nacht in eene vreemde plaats
droomt. Als dat waar is, kon my in Grafenwalde
niets dan goeds overkomen, want ik droomde van
kasteelen, bewoond door toovergodinnen en nimfen,
die my overal rondleidden en myne geheimste ge
dachten schenen te raden. Toen ik echter de oogen
opsloeg, was ik in een klein armoedig kamertje,
dat zindelyk, maar slecht gemeubeld was. Eene
akelige rilling doorliep myne leden toen ik bedacht,
dat ik ver van myne bloedverwanten en vrienden,
een jaar zou moeten doorbrengen in een nest, waar
van dit huis het beste logement heette te zyn.
Myn reeds overleden vader had den wensch te
kennen gegeven, dat ik myn jaar dienstplicht ver
vullen zou by het regiment, waarmede hy in 1812
den veldtocht naar Rusland had meegemaakt en
uit vromen eerbied vervulde ik zyn wensch.
Een heerlyke driejarige studententyd lag achter
my en met eere was ik tot dr. phil. gepromoveerd.
Vóór ik als eenig kind het beheer over onze uit
gestrekte bezittingen op me zou nemen, moest ik,
daar de uiterste termyn om myn dienstplicht te
vervullen was aangebroken, door den nood gedron
gen en gansch niet met blyde ingenomenheid tot
dezen stap besluiten.
Myne goede moeder had my eene dosis raadgevingen
mee op reis gegeven, my alle gevaren geschilderd,
waaraan ik in eene zoo kleine kavallerie-garnizoens-
plaats bloot stond en my vóór alles gewaarschuwd
voor het verliefd worden. "Wat dat laatste betrof,
kon zy gerust zynik had my tot dusverre weinig
met jonge dames bemoeid en my vast voorgenomen
minstens tot myn dertigste jaar te wachten vóór
ik aan trouwen denken zou.
Thans was het echter geen tyd om wakend voort
te droomen. Het bed uit en het nieuwe leven inl
Met frisschen moed aan den gang! Ik had veel te
doen.
Eerst de bont gebloemde kamerjapon aangetrok
ken, myn studentenkapje opgezet en de lange pyp
aangestoken. Daarop schelde ik om myn ontbyt.
(Wordt vervolgd.)
van DINSDAG 12 OCTOBER tot en met DINSDAG 19 OCTOBER 18SG, van 's morgens tien tot 's middags vier uren.
Te Amsterdam by de Heer
enTESTAS A WALLER.
Te
Harlingen
by de Heeren
Y. 0. FABER VAN DER WOUDE.
Alkmaar
n
n
DE LANGE DE MORAAZ.
11
Hoorn
1)
n
n
11
v. d. WOLFF COURRECH ZOON.
Arnhem
11
11
11
VAN RANZOW Co.
11
Leeuwarden
n
11
GEBR. GRATAMA.
Assen
11
11
11
KNIPHORST Co.
1)
Leiden
n
ii
1)
LEIDSCHE BANK. H. F. C. Gerlings.
Breda
11
n
v
GEBR. KLEP Co.
11
Maastricht
ïi
11
n
ii
11
HERING VRIJTHOFF Co.
Deventer
n
n
11
S. H. VAN GRONINGEN.
11
Meppel
11
JAN BLOM.
Dordrecht
n
n
n
DE KAT VAN WAGENINGEN.
tl
Middelburg
n
n
11
J. A. TAK Co.
Goes
y
11
ft
VAN HEEL Co.
11
Nijmegen
v
n
1)
VAN ALPHEN Co.
Gorkum
n
n
ti
C. E. BOONZAJER Co.
n
Rotterdam
n
n
D
11
R. MEES ZOONEN.
Gouda
n
n
tl
Wed. KNOX DORTLAND.
n
Sneek
ii
11
TEN CATE FENNEMA ALMA.
's- Gravenhage
n
n
n
SCHEURLEER ZOONEN.
Utrecht
DE UTRECHTSCHE BANKVEREENIGING
Groningen
n
n
n
GEERTSEMA PEITH Co.
n
ii
11
de Bas Co.
Haarlem
HOLLANDSCHE CREDIET- DEPOSITO-
n
Zutfen
ii
u
V
L. H. DE BAS Co.
n
11
n
BANK, Mees Ritsema.
n
Zicolle
n
9
11
DOYER KALFF.
Alwaar de Circulaire van HH. Oprichters, Prospectussen en Inschryvingsbiljetten verkrygbaar zyn.