mm* DAMES-MODEMAGAZIJN MM. H. MACK, SPECIALITEIT N°. 8172. Zaterdag O October. A0. 1886. Feuilleton. MIJNE DOCHTER CAROLINE. ONTVAlSrOEN BiESKTE FIJNE KEUZE benevens de H A UT ES-N OU VE AUTÉ'S voor het seizoen. in DAMES- en KINDER-KASTOORHOEDEN, BLOEMEN, VEEREN, PÉLUCHE, LINTEN, FLUWEEL, RUCHES, GLACÉ-HANDSCHOENEN enz. enz. F. VOX BÜLOW. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering ran fon- en feestdagen, uitgegeren. 1 BOTEFtMAFtKT. LEIDSCÏÏ D AGBLAÏÏ. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1-10. Franco per post Afzonderlijke Nommers0.05. VAN Het ijs was spoedig gebroken en in hoogdravende bewoordingen begon de goede man zijn klein vader land te prijzen. Eerlijk gezegd was ik blij voor den man, dat hjj in dien zandweg en dat denne- bosch nog hooge poëzie wist te vinden; wat mij betreft, ik heb ze er vergeefs in gezocht. De goede man scheen werkelijk ten slotte te denken, dat hij op den kansel stond, althans ging het nu onafgebroken voort. Zelfs met den besten wil was dat praten zonder ophouden niet lang uit te houden het werd mjj te benauwd in de benauwde kast en, gebruik makende van een oogenblik, dat mjjn buurman op adem zocht te komen om zjjne lange rede te hervatten, nam ik haastig den draad van het gesprek op om er eene andere wending aan te geven. „Gjj hebt ons in eene meesterlijke schildering al de voortreffelijkheden van uw vaderland ge schetst, mijnheer, maar hoe heerlijk ook deze mijlenver in 't zand gewortelde bosschen zjjn mogen, zjj hebben helaas ook hunne schaduwzijde, zooals bijv. de talrijke rooversbenden, die hier ongestoord eene schuilplaats vinden. Juist op dit oogenblik moet in deze streek de naam van de plaats is mij ontgaan naar mij in de residentie ver haald werd, een roofaanval van de ergste soort zjjn voorgevallen." En nu verdiepte ik mij in de uitvoerigste schilde ringen van 't geval en hoe langer ik sprak, hoe grooter de verandering was, die bjj mijne reisgenooten was waar te nemen. De proponent zat geheel verstomd, mjjn andere buurman greep angstig naar zijn reis- tasch, de roode neus van mjjne overbuur werd nog spitser en de jonge dame zat voor 't eerst rechtop, terwijl de vier half geopende monden aan mijne lippen schenen te hangen. De donkere oogen onder den strooien hoed troffen daarbij een oogenblik mijne blauwe en keken mij zóó spottend vragend aan, dat ik een onwillekeurig lachje niet onderdrukken kon. Dit schenen zjj ook slechts gewild te hebben, want onmiddellijk verdween de strooien hoed weer in zjjn hoekje en het laatste overèchot der theeroos viel op den grond. Mijn linker buurman was in elk geval de dapperste van het gezelschapzijno ge stalte verhief zich en in gedachten zag ik hem reeds, de lendenen omgord, voor vrouw en kind op de puinhoopen van zijn vaderhuis sneven. Ik echter lachte in stilte om 't succes van mjjn ver telseltje, waarmee ik alweer een goed stuk van den tijd gedood had. De wagen verliet thans den zandweg om zich steunend en krakend langs een meer gebaanden, maar toch nog hobbeligen straatweg, verder te bewegen. "Wij waren aan het paardenwissel-station, de woonplaats van mijn linker buurman. Yoor eene ellendige dorpsherberg werd de wagen geopend en door eene groote, deels barrevoets loopende, kinder schaar ontvangen. Mjjn linker buurman nam afscheid, mij nog herhaaldelijk voor mijne mededeelingen betreffende de rooverbenden bedankende. Het was koel geworden. De beide dames in hare lange mantels gewikkeld, hadden zich een plaatsje uitgezocht op de waggelende houten bank voor de herberg en het overige gezelschap volgde dat voor beeld in de zoogenaamde wachtkamer. Ik hoopte daar ook wat verwarmends te krijgen, maar deinsde terug voor de benauwende damp, die mij tegemoet kwam. Toen ik weer naar buiten kwam was de groote strooien hoed van de bank verdwenen en intusschen op eene der achter het huisje liggende zandheuvels weer verschenen. Zjj had haar mantel op de bank laten liggen en nu zag ik eerst dat zjj werkelijk een zeer liof, bevallig meisje was. Hare schoone, slanke en daarbij toch volle gestalte kwam boven op den heuvel tegen de herfstlucht zeer gun stig uit, en vooral toen de wind haar den hoed van het hootd gewaaid had en de zware volle lokken het fijne gezichtje omlijstten. De juist ondergaande zon wierp een laatste stra.cl op haar. Nog lag de hoed voor haar op den grond; daar kwam eene windvlaag, die hem mee nam tusschen de heuvels, sneller dan het meisje hem volgen kon. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meor O.l'l. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incas- seeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Als een leeuw, die zich op zijne prooi stort, sprong ik toe. Zjj ook. Maar ik greep den hoed. Buiten adem bleef zjj oemge passen van rnjj verwijderd staan. Zoo goed als de omstandigheden dit toelieten, maakte ik mijn compliment en overhandigde haar den hoed. Zfj wilde ongeduldig met den kleinen voet stampen, wat natuurlijk in het zand slecht ging. Daardoor nog ongeduldiger, rukte zjj mij den hoed uit de hand en snelde naar huis terug. Die handelwijze van de kleine wijsneus ergerde mjj en ik kon niet nalaten haar achterna te roepen: „Mejuffrouw, wat rjjmt op stom?" Als op een militair commando, maakte zjj nog eenmaal rechtsom en met eene diepe, gracieuse buiging en een uittartenden blik, gaf zjj mij als antwoord terug: „Zeer beleefd, gjj gjj oude rooverhoofdmanEn voort vloog zij. Eigenljjk moest ik boos wezen, maar aan de andere zjjde was het toch eene voldoening voor me, dat ik die kleine zwarte aan 't spreken had gebracht. Drie nieuwe magere paarden waren intusschen voor onzen wagen gespannen en wij kropen weer naar binnen. Ik zat nu vlak tegenover den strooien hoed en de koopman met zjjn geldzak had het gezicht op den rooden neus. Langzaam begonnen de wielen te draaien in het diepe zand en kort daarop ontdekte het naar buiten starende oog weer niets dan zand en dennen. Zooals bekend is, bezit het volk, waartoe mijn rechterbuurman scheen te behooren, eene groote liefde voor uien en knoflook, waarvan ik een onver- winnelijken afkeer heb. De lucht daarvan geeft mjj al maagpijn en is in staat mij uit huis te drjjven. Ik had helaas reeds terstond bjj mjjn buurman kenteekenen waargenomen, dat hjj in 't bezit van dat kruid moest zijn, maar toen hjj nu behagelijk de kleine versnapering uit zijn zak kreeg en oppeu zelde, stond mijn besluit vasthjj moest het veld ruimen. Zonder mjj lang te bodenken, nam ik een visite kaartje en schreef daar ik met het oog op de tegenwoordigheid der dames het niet mondeling vragen wilde de volgende woorden: „Geachte heer, ik ben moede en zou gaarne mjjne beenen rechtuit op de bank leggenik bied u dus MODELHOEDEN,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 1