Do kerkelijke troeDelen te Lierflorp. Naar we in ons vorig nommer in een kort ver slag meldden, kwam in tegenwoordigheid van vele toehoorders, en onder deze vele burgers van ver schillenden stand uit de gemeente Leiderdorp en omstreken, gisteren voor de arrondissementsrecht bank te 's-Hage in behandeling de vervolging, welke uit de bekende kerkelijke onlusten te Leiderdorp, in de maand Juli jl. was voortgevloeid. Als beklaagde in deze verscheen Gerrit Vlug, 43 jaren, geb. te Loosdrecht, volgens zijne opgave predikant te Leiderdorp, wonende aldaar. Hij was in de strafzitting gedagvaard ter zake van in den voormiddag van Zondag 25 Juli 1886 in de kerk der Ned.-Herv. gemeente te Leiderdorp de godsdienstoefening, welke binnen genoemd kerk gebouw op het gewone uur moest plaats hebben en geleid zou worden door den wettig daartoe aan gewezen predikant H. Wildeboer, opzettelijk te hebben belet, door met hpt doel, om zelf als pre dikant de godsdienstoefening te leiden, even vóór den aanvang dier oefening, terwijl gemelde predikant zich reeds op den predikstoel bevond en terwijl de toegang tot dien stoel bezet was door politie ter handhaving der orde, zich met een aantal volge lingen te plaatsen aan en te dringen voor het afge zette hek, hetwelk kansel en kerkeraadsbank af sluit, herhaaldelijk pogingen aan te wenden, binnen dat hek te komen en luide daarbij te spreken tot den burgemeester en de menigte, en met den bur gemeester zich in woordentwist te begeven, en dientengevolge met een aantal andere personen zoodanige beroeringen en wanorde te verwekken, dat voormelde predikant eindelijk verplicht was kansel en kerkgebouw te verlaten. Het proces-verbaal van den waarn. burgemeester van Leiderdorp, den heer Parmentier, bevatte eene opgave van de bekende feiten. Tot de processtukken behoorde nog eene kennis geving van de Synode aan den burgemeester, dat ds. G. Vlug door afscheiding opgehouden had predi kant bjj de Ned.-Herv. gemeente te zijn, met ver zoek maatregelen te nemen tot verzekering van pene ongestoorde godsdienstoefeningvoorts eene kennisgeving van het classicaal bestuur, waarbij ds. Wildeboer, predikant te Bonthuizen, wordt aan geschreven tijdens de vacature te Leiderdorp op Zondag 25 Juli den predikdienst te vervullen. Er waren 14 getuigen opgekomen, waarvan 6 ten verzoeke van den bekl. De belangrijkste verklaringen werden afgelegd door de twee eerste getuigen. Ds. Wildeboer gaf een omstandig verhaal van de woelige tooneelen, die op Zondag 25 Juli op het plein voor het kerkgebouw en daarbinnen waren voorgevallen. Het volk maakte bezwaar dat de kerk „met het bloed hunner vaderen gekocht," door een anderen predikant in gebruik zou worden genomen. Terwijl het tumult op het plein aan den gang was, verscheen ds. Vlug met de geschorste leden van den Kerkeraad op het plein. Het was alsof het volk plotseling in extase geraakte, aldus verhaalde ds. W. Hjj kon evenwel niet zeggen of tijdens dat rumoer ds. Vlug het volk ophitste. Wel heeft hjj den dominee hooren zeggen, dat de monschen moesten nalaten een psalm te zingen omdat zij daartoe straks in de kork wel gelegen heid zouden hebben, welke verklaring door ver schillende andere getuigen werd bevestigd. Toen ds. W. den preekstoel had bereikt, was de tjjd voor aanvang van de godsdienstoefening nog niet daar. Eene talrijke schare stormde de kerk binnen en vroeg onder het uitroepen van honderden woorden kijk dien Judas, godloochenaar enz., aan ds. W. wat hij op den preekstoel deed. Dergelijke uit drukkingen heeft get. echter niet van bekl. gehoord. Een oude man riep: snijd hem den kop van den romp. Bekl. Vlug was wel in de kerk, maar deed niets. Na de menigte vruchteloos tot rust te hebben aangemaand, verliet get. den preekstoel, aan den voet waarvan Vlug stond, die zonder geweld te gebruiken den kansel wilde beklimmen. Get. be weert dat ds. Vlug tijdens get. op den preekstoel was, tot de menigte zou gezegd hebben„daar staan de geweldenaars der wereld, die met hunne voeten dat heiligdom betreden waar alleen koning Jezus het recht toe heeft" en voegde er bij, dat die woorden het volk volkomen woest maakten, omdat 't op het oogenblik gebeurde toen get. ds. Vlug de broederhand wilde toereiken. Hjj heeft ds. Vlug echter geen geweld zien plegen of eene dreigende houding aannemen. MMIII iiiiiiiawagtjgrrtMmflgflfeusgttccgja De bekl. ontkende dat hij ds. W. de broederhand geweigerd had met de woorden door dien get, opgegeven. Wel had hij eene uitdrukking gebezigd in dien zin, dat hjj niet als broeders beschouwde degenen die het Koninkrijk Christus tegenstaan. Hjj ontkent dus te hebben gezegd: daar staan de geweldhebbers der wereld. Hjj heeft alleen tot het volk gesproken om het tot kalmte en bedaardheid aan te. manen, alleen verkeerende in de hoop, dat God uitkomst zou geven, waar de anti-kerkelijke geest voortwoekerde. Bekl. betwistte voorts dat de godsdienstoefening reeds was aangevangen, erkende dat hjj voor zijn gang naar de kerk bekend was met het optreden van ds. W. en verzekerde dat hjj den burgemeester in de kerk herhaaldelijk verzocht had den kansel te mogen beklimmen om het tumult tot bedaren te brengen. Aan get. was 't bekend dat de gemeente Leider dorp in 1869 eigen beheer gekozen had. In het algemeen gaf hjj nog als zjjne overtuiging te kennen dat als ds. Vlug de menigte niet had toegesproken, de godsdienstoefening voortgang had kunnen hebben. Dit was ook het gevoelen van den daarna ge- hoorden getuige, den wethouder der gemeente Leiderdorp, den heer Parmentier. Uit diens verkla ring bleek o. a. dat hjj tjjdig den heer Vlug ver zocht had niet op Zondag 25 Juli als predikant op te treden, waarop beklaagde had geantwoord dat hjj toch zou gaan omdat hjj alleen aan de orders van Koning Jezus gehoorzaamde. Toen de burge meester hem nogmaals aanried niet op te treden, zeggende dat hjj de bajonetten te zjjner beschikking had, tot onderdrukking van ordeverstoring, ant woordde bekl.: „Man, je komt 50 jaren ten achter". Get. heeft niet gezien of gehoord dat op den be- wusten Zondag bekl. op straat het volk tot rust heeft aangemaand. Evenmin kan hjj verklaren, dat' bekl. met geweld door het kerkehekje naar den preekstoel is gedrongen. Nooit had get. zulk eene hartstochtelijke, fanatieke opgewondenheid onder het volk waargenomen. Toen dominee W. zjjn broeder Vlug de hand wilde rjjken en deze haar werkelijk wilde toesteken, zwichtte bekl. voor het geschreeuw van de menigte en riep hjj ten ieders aanhoore: Neen, broeders in der eeuwigheid niet. Naar zjjne overtuiging is het volk opgezweept en opgejaagd en zou, ware dit nagelaten, de godsdienstoefening geregeld zjjn ge houden. Get. deelde mede dat ds. V. na vertrek van den ringpredikant uit de kerk, de schare Psalm 68 liet aanheffen. Hjj had den indruk gekregen, alsof het volk werd aangespoord ds. W. van den kansel te verjagen. De bekl. antwoordde, evenals zooeven, dat hjj alle pogingen had aangewend om de schare tot kalmte aan te manen. De heer dr. Van Rhjjn, president-kerkvoogd der Ned.-Herv. gemeente te Leiderdorp, gaf een uitvoerig verhaal van de bedreigingen en beleedigingen, die hjj van het opgewonden volk te verduren had, hoewel hjj sedert 1827 aldaar woont en veler raadsman is. Hjj kan niets verklaren van hetgeen er in de kerk zelve was voorgevallen, maar is ook overtuigd, dat er niets gebeurd zou zjjn, had ds. Vlug in het gebouw der Christelijke school willen prediken. De heer Bredius, lid van de Synode, meende dat de godsdienstoefening nog niet was begonnen en had den indruk, dat bekl. het volk tot rust aan maande. Van hetgeen bekl. gesproken had, was get. alleen bijgebleven de uitdrukking, dat er maar één Koning in de kerk was. Opzetting tot wanorde heeft hij niet gehoord. De brigadier-majoor der rjjksveldwacht Hendriks heeft beklaagde hooren zeggen, toen het volk op het plein een psalm wilde aanheffen: „dat zullen we binnen doen." Deze getuige en de volgende, een rijksveldwachter, bevestigden dat bekl. niet tot wan orde of verzet aanspoorde, de laatste get. evenwel onder mededeeling, dat hjj bekl. tegen het volk had hooren zeggen, dat de politie de schuld was van het tumult en dat Vlug getracht had den preekstoel te beklimmen. Een andere rijksveldwachter daarentegen ver klaarde niets te hebben bemerkt, dat naar eene aanmaning tot orde van de zjjde van den bekl. geleek, wiens houding in de kerk overigens on zijdig was. Hierop werden de getuigen a décharge gehoord. Hunne verklaringen strekten om te doen uitkomen, rlat de kerk tegen den wil van drie kerkvoogden voor gebruik aan ds. W. is afgestaan; de bekl. zoowel buiten als binnen de gemoederen der menigte tot bedaren trachtte te brengenhij alleen gewaagd had den preekstoel te beklimmen en ds. Wildeboer reeds lang de kerk verlaten had voor het gewone uur van aanvang der godsdienstoefening daar was, zoodat reeds alles afgeloopen was, toen om halftien de gewone kerkbezoekers kwamen. Twee getuigen hadden den indruk dat de houding, die ds. W. op den kansel had aangenomen in staat was het volk woedend te maken, omdat hjj met zekeren glimlach op het gelaat het tooneel van wanorde van zijne verhevenheid gadesloeg. Ds. Wildeboer hierover opzettelijk ter terecht zitting ondervraagd, zeide dat het zeer wel moge lijk was dat een glimlach op zjjn gelaat bespeurd was, maar dan was 't een glimlach van heilige verontwaardiging en diep medelijden met hen, die in een huis ter eere van God verrezen, tegenover een leeraar der Ned.-Herv. kerk dergelijke dreigtaal lieten hooren. Hij deelde nog mede, dat hem van ds. Ylug zelf bekend was, dat deze te Leiderdorp gekomen was met het doel een veranderden ker- keljjken toestand in het leven te roepen. De bekl. ontkende even pertinent dat hjj voor het zingen van psalmen de menigte naar eene straks to houden godsdienstoefening in het kerkgebouw heeft verwezen. Door hem was niets gedaan tot verwekking van wanorde; hp heeft het volk niet opgezet en meent evenveel recht te hebben het ge bouw binnen te treden, omdat de kerkvoogdij hem den toegang tot kerk en kansel niet ontzegd had. De subst.-off. van justitie, mr. Pape, liet de ker kelijke quaestie bjj de toelichting van zijn requisi toir rusten en ging breedvoerig na of de feiten, bjj dagvaarding gesteld, bewezen waren. Zjjne con clusie luidde bevestigend. Hjj merkte daarbij op, dat de burgemeester volkomen wettig gehandeld had en dat bekl. door zijne handelingen aan ds. W. de uitoefening van den godsdienst had belet. De ontkentenis van alle opzet streed z. i. met het feit, dat bekl. de menigte buiten de kerk had toegesproken en gezegd dat zjj in het bedehuis psalmen kon zingen. Bekl. ging in de kerk om te constateeren dat ds. W. op den preekstoel stond. Ook achtte het O. M. het bewezen, dat bekl. moed willig naar het hek was gedrongen; uit een en ander trok het het gevolg, dat het bekl.'s toeleg geweest is de godsdienstoefening, die ds. W. zou leiden, te beletten. Trouwens ds. V. kwam te Lei derdorp met het plan een veranderden staat van zaken in te voeren. Ten slotte verklaarde mr. Pape het diep te betreuren, dat eene zoo treurige zaak als deze voor de rechtbank is moeten komen. Hij meende, dat, welke gevoelens men ook op kerke lijk gebied mocht toegedaan zjjn, iedereen wel hier mede zal instemmen, dat bekl. een anderen weg had moeten en kunnen volgen dan deze houding aan te nemen. Hjj vorderde de schuldigverklaring van ds. Vlug aan het doen verwekken van beroe ringen en wanorde, beletten eener godsdienstoefe ning in de kerk, en zijne veroordeeling te dier zake tot gevangenisstraf van 45 dagen en f 8 boete. Als verdediger van bekl. trad op mr. C. A. Vaillant. Na eene schets van de verhouding die de nieuwe strafwetgeving met 1 Sept. jl. tusschen de rech terlijke macht, meer bepaaldelijk de rechtbanken, en de verdediging geschapen heeft ten gevolge van de nieuwe bepalingen op de toevoeging van rechts geleerde raadslieden, betuigde pleiter eveneens zjjn leedwezen over de scheuring in het Ned.-Herv. Kerkgenootschap, meer bepaaldelijk te Leiderdorp, een landelijk plaatsje, waar jaren geleden juist een staatsrechterlijk en kerkelijk verbond gesloten werd. Wat nu de onderwerpelijke zaak betrof, stelde de verdediger in de eer6te plaats de vraag: Is de beroering of wanorde op 25 Juli m het kerkgebouw te Leiderdorp verwekt door deze'n beklaagde? Hij beweerde dat al de door ds. Vlug gebezigde woorden niet gebruikt zjjn om het volk op te zet ten, doch integendeel om het volk te overtuigen dat de kerk niet de plaats was om over te gaan tot brutaal geweld en ds. Wildeboer wist zóó goed dat zijn collega geen wanorde verlangde dat hjj aan ds. Vlug geheel overliet de orde te herstellen. Z. i. was bekl. steeds getrouw gebleven aan zijne roeping om vrede te stichten en geen strijd. In allen geval heeft de wanorde de godsdienstoefening niet belet, vertraagd of afgebroken. Afgebroken was de gods dienstoefening niet, want er was geen godsdienst oefening aangevangen. En dat de godsdienstoefening belet was door de wanorde, blijkt uit niets. Pleiter stelde ook de vraag of er andere oorzaken voor dat tumult waren. En ter beantwoording van die vraag wees hij er op dat ds. Wildeboer niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1886 | | pagina 2