N°. 8161.
Maandag ST1 September,
A0. 1886,
I7"o"0.±XXö"fco>:n..
KRACHT NAAR KRUIS.
feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
ran fon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
T««r L*iden per 8 maandenl.H«
Fnnoo per post1-4°-
AAonderlijke Hommers0.05.
PRIJS DER ADVERTBNTIEN:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 6.1T|.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineoa-
eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
3)
EENE SCHETS VAN
r. J. ANDRIESSEN.
Het is een liefelijk tooneeltje, dat ons de
kamer beidt, waar we haar nu opzoeken, een too
neeltje, het penseel van een schilder waardig, en
dat, als een vriendelijk kamerstukje, zeker wel
koopers zou vinden.
Aan de tafel zit Emma met hare drie kinderen.
Ze heeft den geheelen voormiddag les gegeven, en
zit nu aan 't noodige naaiwerk. „Want voor vier
personen is nog al wat te naaien en te verstellen,"
zegt ze dikwjjls, „en buiten de deur te laten naaien
kost geld."
Naast haar zit de thans achtjarige Lucie, bezig
met hot maken van deelsommen. Aan hare andere
zijde haar nu ruim twaalfjarige Frits, bezig met
zijn werk voor 't gymnasium, waarop hij sedert
September is gekomenwant de knaap heeft het
vak van litterator gekozen en kan 't ver brengen,
daar hij een vlug verstand, een goeden aanleg en
een ijzeren wil bezit. Tegenover haar zit de tien
jarige Adolf, bezig met fransche thema's voor de
school.
Dat is zoo de gewone manier van zitten, de ge
wone manier van zich na 't diner bezig te houden.
Eerst maken ze hun schoolwerk, dat de beide jong-
sten spoedig af hebbendan gaat Lucie wat breien
en Adolf wat teekenen, en, als dan ook Frits zijn
werk afheeft, wordt alles eerst netjes opgeborgen,
legt ook Mama haar werk voor eenigen tijd
neer, en wordt er een spelletje gespeeld, of wat
voorgelezen.
't Werk maken ze onder mama's toezicht, en
als 't noodig is, helpt ze hen voort. Niet altijd
echter is dat even gemakkelijk; want, ofschoon ze
in hare jeugd goed en degelijk onderwijs heeft ge
noten, is er toch bij haar wel 't een en ander
vervlogen. Doch dan zoekt zij in de boeken, welke
de kinderen gebruiken, of liever, zij laat het hen
zelve opzoeken. En ofschoon zij geen woord latijn
verstaat, is Frits toch zoo gewoon, Mama om hulp
te vragen by zijn werk en daar terechtwijzing te
vinden, dat hij haar nu en dan, als hij zwarigheid
heeft, evenzeer om raad vraagt.
„Mama," zegt de oudste knaap eensklaps, terwijl
hij ophoudt met schrijven, „weet u wat de prae-
ceptor mij van morgen vroeg?"
„Nu wat dan, Frits?"
„Of u latijn kent."
„Of ik latijn ken. Wel, malle jongen, hoe komt
de praeceptor aan die veronderstelling?"
„Wel, hij prees mij, omdat mijn werk 'altijd zoo
netjes en zoo goed gemaakt is, en vroeg mij, of
ik mi) soms het helpen."
„En wat heb je toen geantwoord?"
„Wel, natuurlijk, dat u mij wel eens hielpt, en
dat niemand mij de zaken zóó klaar en duidelijk
kan uitleggen als u. Toen zei hijjongen, je hebt
een heel voorrecht boven de anderen; daarjeeene
mama hebt, die latijn kent."
„En heb je hem in dien waan gelaten, jongen?"
„Wel neen, mama. Ik heb hem gezegd, dat u
net zooveel latijn kent als onze poes; maar dat
u mij helpt zoeken en dat u het daardoor ook wel
door den tijd zoudt leeren."
„Nu, dan is 't goed. Ik zou niet graag een naam
hebben, dien ik niet verdien."
„Mama," vroeg nu Frits. „Kijk eens, hoe ik dezen
zin moet verstaan. Ik kan er niet mee terecht."
En mama laat Frits bij zich komen, legt hem
uit, waarom hij 't zóó en niet anders moet schrijven,
en de knaap is alweer geholpen en zet met lust
zijn werk voort.
Wat later is 't van Lucie:
„Mama, de proef op mijne deelsom komt niet uit."
„Dan zullen we eens zien, waar de fout schuilt,
Lucie. Welk cijfer komt er niet uit?"
„Dit, mama. 't Moet een acht zijn en er komt
een negen."
„Laat ons dan eerst de proef op de vermenig
vuldiging maken, en als die goed is, de rij nagaan,
waar het foutcyfer staat."
Terwijl mama hiermede bezig is, wordt de deur
geopend.
„Wel, Emma!" roept de ons welbekende stem.
„Ben je weer aan 't schoolmeestertje spelen?"
„Zooals ge ziet, Reuter. En ik geloof, dat het
een aangenaam spelletje is."
„Ei! Wel dan denk je er anders over dan me
vrouw Beer. Gisteren nog was ik bij haar en
klaagde zij mij over de school, waar hare kinde
ren gaan."
„Dat is dezelfde, waar Adolf gaat. Ik ben uit
muntend over die school voldaan. Frits is er ook
geweest en heeft er goed geleerd."
„Dat zeide ik haar ook, maar zij klaagde er
over, dat hare kinderen zoo slordig en onattent
werkten."
„Dat doen de mijne toch niet. Ook Frits, die
nu op 't Gymnasium is, maakt zijn werk altijd
even net. Nooit behoef ik te doen, wat bij andere
ouders wel eens 't geval is, strepen door het werk
te halen of bladen uit te scheuren. Maar ik heb
ze ook van den beginne afaan aan orde, zindelijk
heid en regelmaat gewend."
„Dat zei ik ook tegen mevrouw Beer, terwijl ik
u als voorbeeld aanhaalde. Maar toen had ik 't ver
bruid. Ik bedank er voor, zeide zij, om voor school
meester te spelen. Waar betaal ik dan mijn geld
voor, als ik mij zelve met het onderwijs van mijne
kinderen moet bemoeien? Daar heb ik geen ver
stand, geen slag van, daarvoor ontbreekt het mij
aan geduld. Waartoe zou ik het dan ook doen?"
Wat doen wij met schoolmeesters, als ze niet in
staat zijn om er voor te zorgen, dat de kinderen
leeren?"
„Ja," hernam Emma. „En wat het mooist is,
als Papa dan bij toeval eens het werk ziet en hij
is uit zijn humeur, omdat hjj in zyn middagslaapje
gestoord is, of omdat hij slechte zaken aan de
beurs heeft gedaan, dan wordt er een kras briefje
aan den onderwijzer geschreven, waarin men den
goeden man dreigt, dat men genoodzaakt zal zijn,
tot andere maatregelen zijne toevlucht te nemen
omdat Jantje of Keesje zijn thuiswerk zoo onat
tent maakt."
„Waarvan de goede man al verdriet genoeg heeft,"
hervatte Reuter, „omdat dikwerf thuis wordt afge
broken, wat hij op de school opbouwt. Te Duivel,
Emma, ik kan er mij driftig over maken, als ik
zie, hoe] sommige ouders hunne kinderen opvoeden,
Als er eene kamer behangen is, wordt er gezorgd,
dat het vochtige papier niet beschadigd wordt;
is er eene kamer geschilderd, dan wordt er zorg
vuldig voor stof gewaakt. Maar als hunne kinderen
van de school komen, laten ze die maar aan hun
lot over. Te duivel, Emma, begrijpen die ezels
dan niet, dat de ziel van een kind meer waard
is dan een Fransch papiertje of een pot met
porceleinverf? Als ze een huis bouwen, gaan ze
dagelijks naar de vorderingen van 't werkvolk
kijken; naar die tempelen Gods, die eenmaal ge
bouwen moeten worden, welke voor eene eeuwig
heid bestemd zijn, kijken ze niet om. Wat daarvan
wordt, is hun ten eenemale onverschillig!"
De goede man was warm geworden. Emma reikte
hem glimlachend de hand.
„Jammer, dat gij geen kinderen hebt, beste vriend
zeide zij.
„Misschien is 't beter zóó," hernam hij. „De
beste stuurlui staan dikwijls aan wal. Maar ik
kwam, om u even te spreken en zou, zoo doende,
mijne boodschap vergeten."
En de jaren gingen om en de kinderen werden
groot en Emma's uitgaven vermeerderden. Maar ze
kon nu ook nog eenige uren na den middag les
gevenwaardoor ze in de meerdere behoeften voor
zag. Daarbij besteedde Frits de uren, welke hij
aan zijne eigen studiën ontwoekerde, aan 't geven
van latijnsche lessen, en daar hij 't in de taal der
oude Romeinen ver gebracht had, was hy zeer
gezocht en werd hij goed betaald. Hiervan voldeed
hjj zijne eigen collegegelden en hield nog over voor
kleeding en zakgeld, hetgeen de weduwe zeer te
stade kwam. Adolf was, door de bemiddeling van
Reuter, op een goed kantoor geplaatst en verdiende
ook reeds genoeg, om zich te kleeden, en Lucie
hielp moeder trouw met naaien; en overdagBetje,
die hare jaren begon te krijgen, in de huishouding.
Nu, dat waren zoete kinderen, hoor ik mij toe
voegen. En misschien is er wel eene moeder onder,
die zegt„Nu zal moeder 's avonds wel met Lucie
alleen gezeten hebbenwant de jongens zullen wel
naar 't koffiehuis of naar de een of andere plaats
des vermaaks zijn gegaan. Zij waren toch jong en
levenslustig; als ze anders hadden gedaan, dan
waren het houten klazen geweest."
„Houten klazen. Neen, te duivel, dat zijn ze niet,
onze jongens!" zou Reuter gezegd hebben, als hy
u zoo had hooren spreken. Van tyd tot tijd gingen
Frits en Adolf wel eens naar een concert of naar
de variétés of naar de comedie. Maar dan moest
mama of Lucie mee. En bezocht Adolf wel eens
de koffiehuizen, waartoe Frits den tijd niet kon
vinden; misbruik maakte hy er niet van. De jon
gelieden waren dan ook van hunne jeugd af niet aan
pleizierhouden gewoonwant niet alleen dat mama's
financiën dat niet toelieten, maar Emma Van Doorn
wist ook hun zin voor huiselijkheid te bewaren
en aan te kweeken.
„Een der gebreken van onzen tijd," zeide zy eens
in een vertrouwelyk gesprek met haar vriend
Reuter, „is de lust om zyn genoegen buiten 's huis
te zoeken. Dat is een ongeluk, eene ramp. Ik vind
het eene ontaarding van ons volkskarakter, dat steeds
beroemd was om zyne huiselykheid."
„Ja, Emma," antwoordde Reuter. „Je slaat den
spijker juist op zyn kop. Vroeger vonden de men-
schen geen grooter genoegen dan in hun eigen
huis, te midden van hunne familie; tegenwoordig
schynt iedereen zyn pleizier buiten de deur te zoe
ken. Ik ken menschen, die, als zjj één of twee
avonden thuis moeten blyven, zitten te gapen en
de luidste klachten over verveling aanheffen. On
gelukkige menschen, die zich zelve trachten te ont
vlieden en den kostbaren tyd huns levens verbeu
zelen, alsof God hen daarvoor eene plaats op zyne
schoone wereld had ingeruimd Tyd noch gelegenheid
blyft hun over, om aan hunne eeuwige bestemming
te denken." (Wordt vervolgd.)
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek.
"WEEK van 12 Sept. tot 18 Sept. 1886.
Datum.
Dur.
Aantal.
Gemiddelde Eng.
Standkaarsen.
12 September.
7.30
8.30
6
17.6
13
7.
8.—
8
18.4
14
7.
8.—
7
16.6
15
7.
8.—
9
16.9
16
7.
8.—
8
16.3
17
7.
8.—
8
16.8
18
7.
8.—
8
16.9